• No results found

en door het instellen van nieuwe ambten

In document BIBLIOTHEEK KITLV . _ (pagina 106-114)

Te zamen . . . 101 109

Zoowel de directeur-generaal van finàntien, als de directeuren der middelenen domeinen en der producten en civile magazijnen , waren van oordeel, dat, voor zooveel betreft de door hen behandelde takken van de administrative dienst, geene ontbieding van ambtenaren uit Neder-land voor de behoefte van 1855 en 1856 noodig was, omdat de noodzakelijke aanvulling zou kunnen plaats vinden uit de in Indie aanwezigen ; uit het getal van 73 ambtenaren en geëmploijeerden , die onder ultimo 1854 in het genot waren van wachtgeld en onderstand ; uit 38 ambtenaren die op 1 January 1855 met verlof in Nederland waren en gedurende 1855 en 1856 naar Indie zouden moeten terugkeeren , en uit het aanzienlijk getal personen aan wie door het Gouvernement het vooruizigt geopend was van geplaatst te zullen worden.

Alleen de directeur der cultures achtte de uitzending van een vijftal ambtenaren der 2de klasse voor de dienst van 1856 noodig. Met het oog op het verledene, alsmede op de voorgenomen organisatien van het binnenlandsch bestuur in de residentie Palembang, in de Wester-afdeeling van Borneo en op het eiland Bali, werd het echter minder raad-zaam geacht om de behoefte aan ambtenaren der lsie en 2de klasse in 1856 en volgende jaren in cijfers uit te drukken , omdat zoodanige raming niet dan zeer oppervlakkig zou kunnen zijn en omdat waarschijnlijk bij die organisatien nieuwe ambten zouden worden ingesteld, welker spoedige vervulling alsdan niet alleen wenschelijk maar zelfs noodzake-lijk zou worden. Uit dien hoofde is aan het opperbestuur in overweging gegeven om alle te Delft voor de Oost-Indische dienst gevormde jongelieden, na voldoend afgelegd examen als ambtenaren der 1ste en 2de klasse, naar Indio te zenden.

De benoeming in Nederland van personen, niet voor de dienst in Nederlandsch Indie opgeleid, tot ambtenaren der 3de klasse, werd andermaal aan het opperbestuur ontraden, ten eerste, omdat aan die klasse van ambtenaren geene behoefte bestond en ten andere om-dat hunne plaatsing, blijkens de uitkomsten , aan overwegende bezwaren onderhevig is, en ten nadeele strekt van de belanghebbenden, die van een wachtgeld van f 100 's maands niet gevoegelijk kunnen bestaan.

Het Indisch Bestuur achtte het evenwel hoogst wenschelijk om, even als in vroegere jaren , eenige reeds in 's lands dienst in Indie aanwezige personen met het radicaal van

ambtenaren der 3de klasse te begiftigen.

Uit de onderscheidene opgaven der autoriteiten bleek, dat een getal van 60 personen in aanmerking kon worden gebragt en dien ten gevolge is aan het opperbestuur in over-weging gegeven, hen aan den Koning tot benoeming voor te dragen. Bij het Koninklijk besluit van den lsten September 1855 , n°. 4 0 , is aan dit voorstel gevolg gegeven, terwijl hetzelve tevens de benoeming bevatte van 2 ambtenaren der 1ste en 17 der 2de klasse, met magtiging op den Gouverneur-Generaal om 5 , daartoe door het Indisch Bestuur voor de dienst op Sumatra bij uitzondering voorgedragen personen te beschouwen als bezit-tende het radicaal der 2de klasse.

Ter voorziening in de dienst bij het binnenlandsch bestuur in de residentie Palembang werden gedurende 1855 4 ambtenaren, niet in het bezit van het radicaal der 2de klasse, na afgelegd examen, ter beschikking gesteld van den resident aldaar, met voorbehoud om hen later aan het opperbestuur voor te dragon om hen te mogen beschouwen als bezit-tende het radicaal van ambtenaar der 2do klasse voor de dienst op Sumatra.

Voorts kan hier nog worden aangeteekend, dat de Raad van Nederland^":; b '"•• "ader-maal in overweging gaf om, althans zoolang de academie te Delft niet beter zou voor-zien in de behoefte aan ambtenaren voor het binnenlandsch bestuur, niet alleen op Su-m a t r a , Su-maar ook op Borneo en welligt op Celebes, daartoe jongelieden op te roepen, doch dan tevens een programma voor het examen vast te stellen, eenigermate overeenstem-mende met dat, bedoeld bij het Indisch Staatsblad van 1853, n°. 15.

De Gouverneur-Generaal heeft echter gemeend, een maatregel van zulk eene algemeene strekking niet te moeten invoeren, en wel omdat die niet was overeen te brengen met de inzigten van het opperbestuur, hetwelk verlangt, dat het verleenen van het radicaal van ambtenaar der 2de klasse voor die buitenbezittingen, waar zulks vereischt wordt om bij het binnenlandsch bestuur benoemd te worden, mpet blijven behooren tot de uit-zonderingen , waartoe niet dan in het dringend belang der dienst behoort te worden over-gegaan. Daarom werd besloten, op den reeds ingeslagen weg voort te gaan, en aan de zoodanigen, die zouden verzoeken om tot het examen, bedoeld bij het Indisch Staatsblad van 1848, n°. 43 , te worden toegelaten , dit verzoek toe te staan, onder bijvoeging echter dat daardoor geenerlei aanspraken zouden worden verkregen.

Reiskosten. In het Staatsblad van Nederlandsch Indie van 1855 is onder n°. 1 opge-nomen eene wijziging van art. 1 van het reglement op de reis- en verblijfkosten voor

26

civile ambtenaren op Java en Madura (Indisch Staatsblad 1828, n°. 25), ten gevolge waarvan thans voor rekening van den lande altijd transportkosten worden verleend aan ambtenaren, die zonder vermeerdering van tractement worden verplaatst. Alleen dan wanneer verplaatsing geschiedt meer dan twee jaren na de aanvaarding van het laatste ambt en op eigen verzoek zijn zij gehouden zelven de aan zoodanige verplaatsing ver-bonden transportkosten te betalen.

Civiel weduwen- en weezenfonds.

Onderscheidene deelgeregtigden in het weduwen- en weezenfonds hebben zich in Mei 1855. tot den Gouverneur-Generaal gewend, om aan het opperbestuur in Nederland te doen toekomen een aan den Koning gerigt adres, houdende, op grond van daartoe aan-gevoerde redenen, het verzoek, dat het Zijner Majesteit moge behagen, om het reglement voor dat fonds, vastgesteld bij publicatie van 20 December 1854 (Indisch Staatsblad n°. 93) en sedert den lsten Januarij 1855 in werking gebragt, in nadere overweging te nemen.

Aan het verlangen der adressanten werd voldaan, hoezeer de Gouverneur-Generaal geene termen vond het adres te ondersteunen.

Drie punten van bezwaar werden hoofdzakelijk voorgebragt, als:

1°. de nieuwe verhooging van contributie met 2 per cent, waardoor die is gestegen tot 9 per cent;

2°. de terugwerkende kracht der nieuwe bepalingen op de deelgenooten vóór 1 Januarij 1855, speciaal van die omtrent de min gunstige berekening der pensioenen;

3°. de buitengewone contributie bij het aangaan van huwelijken.

Verloven en verlofstractementen.

Ten aanzien van dit onderdeel der personele verordeningen komt onder n°. 58 van het Indisch Staatsblad van 1855 eene nadere bepaling voor, betreffende het toekennen van vol tractement aan zoodanige ambtenaren, aan wie wegens ziekte binnenlandsche verloven zijn verleend.

Deze bepaling is gemaakt met het doel om te voorkomen, dat de tijd, welke meestal benoodigd is ter wederbereiking der standplaatsen, niet zou worden geteld bij den tijd, voor verlof toegestaan.

Wachtgelden.

Te dezen aanzien is bepaald, dat aan ambtenaren der 2de klasse, die op den voet van het Koninklijk besluit van 20 Januarij 1851, n». 2 (Indisch Staatsblad n°. 16), het voor die benoeming vereischte examen in Nederland hebben afgelegd, bij hunne terug-komst in Indie zal worden toegekend het wachtgeld voor die klasse, bepaald bij art. 8 van het Koninklijk besluit van 6 December 1842, n°. 59 (Indisch Staatsblad 1843, n°. 12), voor zoover zij n i e t , krachtens hunne vroegere ambtsbetrekking, op een hooger non-activiteits-tractement aanspraak maken kunnen.

Huishuur.

Vrijstelling van huishuur werd verleend aan de ambtenaren en geëmploijeerden, die verpligt zullen zijn bij het marine-etablissement te Soerabaja in gouvernements-ge-bouwen te wonen.

Deze maatregel was een gevolg van de overweging, dat de ambtenaren, die in de nabijheid van het nieuwe marine-etablissement moeten verblijven, zich door den verren afstand veel meer uitgaven zullen te getroosten hebben dan in de s t a d , vermits zij

daar-door onder andere verpligt worden rijtuigen of vaartuigen te gebruiken, voor hetgeen zij anders te voet konden afdoen.

Tot dusver werden, de indemniteiten voor huishuur aan de gouvernements-onderwijzers berekend krachtens eenen voor ruim 20 jaren vastgestelden maatregel. Ten gevolge van

Je sedert dien tijd aanzienlijk gestegen huishuur in Indie, is 's Kouings magtiging gevraagd om, ten behoeve der gouvernements-onderwijzers, de indemniteiten te verhoogen.

Ook werd 's Konings magtiging gevraagd en verkregen om te bepalen, dat, te rekenen van af 1 January 1855, door de gouvernements-ambtenaren bij de factorij van den Neder-landschen handel op Japan geene huishuur meer zal worden betaald voor het gebruik der op Desima aanwezige woningen. Niet alleen toch kon de regtmatigheid van het vorderen van huishuur voor die woningen, welke aan de Japanners toebehooren en door dezen ook worden onderhouden, betwijfeld worden, maar bovendien kwam het voor, dat de bedoelde ambtenaren in zulk eenen exceptionelen toestand verkeeren , dat van hen nimmer huishuur had behooren te zijn gevorderd, en wel het allerminst van het opperhoofd, omdat deze , als vertegenwoordiger van den Gouverneur-Generaal, even als de residenten en gouverneurs in Nederlandsch Indie, regtmatige aanspraak had op vrije woning.

»T. K f i j v e r h e f d .

I . LANDBOUW , BOSCHWEZEX , VEETEELT.

§ 1. Java en Madura, a. L a n d b o u w .

Rijstcultuur.

1°. Op de gronden, gebleven ter beschikking van de inlandsche bevolking.

De onder Kt. I bij dit Verslag gevoegde aantooning van de uitkomsten der rijstcultuur over 1855 in elke residentie van J a v a , met uitzondering van Batavia , Buitenzorg , Soe-rakarta en Djokjokarta, geeft tevens een algemeen overzigt van de landbouwende bevol-king en van de uitkomsten van den voornaamsten tak van landbouw op de gronden, gebleven ter beschikking der bevolking.

Onder bijlage K wordt medegedeeld eene opgave der velden, welke gedurende het j a a r 1855 zijn beplant met padi-üalem en padi-gendjah, (overeenkomstig het verlangen, uitgedrukt in het rapport der Commissie over het Verslag van 1853, op bladz. 13).

Blijkens die aantooning was het getal dessa's en kampongs met velden voor den

land-bouw 32,905 idem, zonder velden 1,977

het getal landbouwende huisgezinnen ' 1,268,147 de uitgestrektheid s a w a h e n tegalvelden, die, al of niet bewaterd, j a a r

-lijks beplant kunnen worden, w a s , in bouws van 500 vierkante Bhijnl. voet. 1,768,055 de uitgestrektheid wisselvallige velden , die niet vast jaarlijks beplant

kun-nen worden, al bestond geneigdheid daartoe, in bouws 215,375 de uitgestrektheid ontgonnen bouwlanden, zonder eenige uitzondering, in

bouws 1,983,430 de uitgestrektheid, welke hiervan door de bevolking voor het Gouvernement

beplant is , in bouws 63,421 de uitgestrektheid velden", geheel onbeplant gebleven (1), in bouws . . • 204,179

de uitgestrektheid , door de bevolking voor eigen cultuur beplant, in bouws. 1,715,830 de opbrengst der velden , door de bevolking voor eigen cultuur beplant, w a s ,

in'pikols padi, werkelijk geoogst of bij schatting 29,037,273

( i ) Als o n b e p l a n t worden b e s c h o u w d de v e l d e n , waarvan h e t gewas door d r o o g t e of o v e r -sl r o o m i n g e n kort n a d e u i t p l a n t i n g verloren g a a t , en waar eene h e r p l a n t i n g m e t p a d i m e t meer k a n g e s c h i e d e n . Ook zijn er vele velden , die niet jaarlijks k u n n e n b e p l a n t w o r d e n . Somtijds worden de velden , waarvan d o o r misgewas geen o p b r e n g s t is v e r k r e g e n , als o n b e p l a n t door de

dessahoof-«len opgegeven.

dooreen per bouw l t > "Alio

de uitgestrektheid nieuw ontgonnen sawah-velden, in bouws 6,848 de onzuivere aanslag der landrenten en andere zoogenaamde landelijke

inkomsten, uitvoeriger vermeld in de afdeeling : n bronnen van inkomsten",

was , met inbegrip der vrijstellingen f8,800,088.65 De gunstigste oogsten zijn verkregen in Banjoewangi, de Preanger regentschappen,

Pasoeroean, Kadoe en Eezoeki, en wel respectivelijk 3321/100, 325/1 0 0, 2987/1 0 0, 2544/100 en 2522/100 pikols padi gemiddeld per bouw, terwijl daarentegen de minst gunstige oogsten zijn gevallen in Kembang, J a p a r a , K r a w a n g , Pekalongan en Soerabaja , en wel 655/1 0 0, 785/1 0 0, 1 0 1 0 / ^ , 1052/100 en 114l/100 pikols padi gemiddeld per bouw.

De prijzen der padi zijn in 1855 het hoogst geklommen in Bantam en Patjitan, en wel tot f 5:18 en f 4:60 den pikol, en het laagst in Pasoeroean en Banjoewangi, waar de prijzen niet hooger zijn geloopen dan f 1:94 en f 1:100 den pikol.

" De meeste ontginningen van gronden tot sawahs hebben plaats gevonden in Soerabaja, Cheribon, de Preanger regentschappen en Samarang, alwaar betrekkelijk 903 , 815, 732 en 692 bouws nieuwe sawahs werden verkregen; terwijl die ontginningen het

onbedui-dendst waren in Patjitan, K a d o e , Pekalongan en Tegal, waar slechts 34, 6 7 , 106 en 142 bouws daarvan werden verkregen.

De uitgestrektheid geheel onbeplant gebleven bouwland is het grootst geweest in Che-ribon, Bagelen, Soerabaja, Samarang en de Preanger regentschappen, en wel 31,439, 25 2 1 8 , 19,346, 19,334 en 9015 b o u w s , en daarentegen het minst in Kadoe, Probolinggo en'Pasoeroean,' a l s ' 3 4 3 , 513 en 956 bouws, terwijl van de adsistent-residentieKrawang geene velden als onbeplant gebleven opgegeven zijn.

De hierboven vermelde cijfers kunnen niet wel strekken tot grondslag voor gewisse vergelijkingen en gevolgtrekkingen, noch met opzigt tot de bevolking, noch tot beoor-deeling van de al of niet genoegzaamheid van het voornaamste voedingsmiddel op J a v a , naardien geene regtstreeksche opnamen, behalve in de residentie Cheribon , plaats vinden, noch met de voorhanden middelen bewerkstelligd kunnen worden, en de cijfers slechts berusten op opgaven van de hoofden der dessa's en kampongs, welke door het algemeen inlandsen bestuur worden verzameld en bijeengetrokken. De aard van het belasting-stelsel kan er welligt ook toe bijdragen, dat de inlander, van den landbouwer tot het voornaamste hoofd, geneigd is om steads cijfers bezijden de waarheid op te geven: de eerste opdat hij te minder belast worde, de hoofden omdat zij de bevolking, waarover zij staan , wenschen te sparen, hetgeen echter niet altoos door hen om het belang der bevolking zelve, maar dikwijls om hunne eigene belangen wordt gedaan.

Uit de vergelijking der uitkomsten van 1855 met die van 1854 blijkt, dat, volgens de ontvangen opgaven," hebbïa plaats gehad de volgende veranderingen:

Vermeerderd met :

Getal landbouwende huisgezinnen

Uit^estrekheid der jaarlijks beteelbare sawah- en tegalvelden , in bouws van 500 vierk, roeden . . .

Idem der niet jaarlijks, doch bij afwisseling beteel-bare velden , in bouws als voren

Idem der voor het Gouvernement beplante velden, in bouws als voren

Idem der voor de eigene cultures der bevolking be-teelde velden, in bouws als voren

Idem onbeplant gebleven velden . . . , . . •

10,443

44,2151/5

21,6835/g

Verminderd met :

67,3855/24

4477/g

2,O3859/i20

Voorts blijkt dat de padi-oogst eene hoeveelheid van 778,121 pikols meer in 1855 heeft bedragen ; hetgeen een gevolg is van de meerdere beplantingen , naardien de ge-middelde opbrengst per bouw 22 katties padi lager is dan in het voorgaande j a a r , en de gemiddelde marktprijs der padi in den duursten tijd f 0:08 lager, doch daaren-tegen in den goedkoopsten tijd des jaar f 0:10 hooger was dan in 1854. De onzuivere aanslag der landrente van de bouwlanden is met f182,116: 88 gestegen.

BANTAM.

In weerwil van de minder gunstige weersgesteldheid was de opbrengst ruimer toch dan in 1S54.

De inlanders in deze residentie., vooral in het noordelijk gedeelte, hetwelk ruime de-bouchés heeft voor den uitvoer van producten van den grond, zijn als goede landbouwers bekend. In het bijzonder leggen zij zich toe op de keus hunner zaadpadi. De verwisse-ling daarvan tusschen onderscheidene landstreken is in zwang.

KBAWANG.

De drooge rijstcultuur in deze residentie is met 4G04 bouws vermeerderd, daar de langdurige droogte van 1S54 ruime gelegenheid voor ontginning aanbood.

Naar het gevoelen van liet hoofd van gewestelijk bestuur, strekt het hier bestaande individuele grondbezit, naast den minderen rijkdom aan water, tot bezwaar aan eene geregelde en tijdige rijstaanplanting, omdat den een van den ander afhankelijk is in de beschikking over het water.

PKEANGEE REGENTSCHAPPEN.

I n het oostelijk gedeelte der regentschappen Soemadang en Soekapoera vielen de re-gens laat i n , het gewas slaagde weinig en zelfs had men een algemeen misgewas in het district Dermawangi in die m a t e , dat de Regering zich genoopt gevoelde, fondsen toe te staan voor den inkoop van zaadpadi en voor onderhoud van de districts-beambten, wier inkomsten bestaan uit een gedeelte van het aan den regent opgebragt wordende padi-contingent.

PEKALONGAN.

De aanvoer van voedingsmiddelen van elders was in dit jaar belangrijk minder dan gewoonlijk, hetgeen aan eene uitgebreide aanplanting van tweede gewassen wordt toege-schreven.

SAMAKAN«.

In Demak en Grobogan werden 10,510 bouws sawah's vernield door dijkbreuken en overstroomingen. In deze residentie is de rijstcultuur in hooge mate van den loop der westmoesson afhankelijk. In hoogere streken heeft men geene stelselmatige bewateriug ; terwijl de lage, soms moerassige vlakten van overtollig water te lijden hebben. De aan-planting van snelgroeijende doch minder productive padisoorten [padi-gendjah) is dan ook vrij algemeen in zwang, behalve in de afdeeling Kendal, waar kunstmatige bewaterings-middelen bestaan, zoodat er schier algemeen padi-dalem wordt geplant. Het verschil, daaruit ontstaande, loopt in het oog, indien men in aanmerking neemt, dat in Kendal de padi-productie gemiddeld 30 pikols per bouw bedraagt, tegen 5 à 15 pikols elders.

Voor de weder- aanschaffing van zaadpadi in Demak ter vervanging van de vernielde werden voorschotten toegestaan.

JAPAKA.

Eene meerdere aanplanting van 11,000 bouws deed de opbrengst zeer toenemen.

I n deze residentie vindt men uitgestrekte landstreken, welke eene kunstmatige bewatering derven ; daarenboven andere die, laag en moerassig, veel van overstroomingen hebben te lijden. Padi-gendjah wordt hier dus veel geplant en in verband daarmede heeft men steeds eene uitgebreide aanplanting van tweede gewassen voor voedingsmiddelen. Ook in deze residentie verleende het Gouvernement gelden in voorschot voor aanschaffing van zaadpadi.

27

1 0 6

KEMBANG.

De uitgestrektheid der kunstmatig bewaterde velden bedraagt slechts omstreeks V5 van de oppervlakte der gezamenlijke bouwlanden. Het gebrokkelde ^ ^ f ^ a Z ^ waaruit deze residentie grootendeels bestaat, opent schier geene gelegenheid voor het op-ritten van belangrijke en in kosten aan de voordeden eenigzins geevenredigde werken vogor eene kLstnfatige besproeijing. De rijstcultuur is in deze residentie alzoo zeer van I e regens afhankelijk en van daar eene algemeene aanplanting van « d f j W - * , padi-soorten. De geringe opbrengst daarvan brengt in deze residentie de behoefte aan invoei v a n r ï s t v a n d d e r " te'weegl hoezeer er steeds uitgebreide aanplantingen van tweede ge-wassen plaats grijpen.

SOEKABAJA.

Onder den belangrijken uitvoer van rijst uit deze residentie is begrepen het derwaarts afgevoerde product uit de residentie Kediri en de streken langs de Solo-rivier.

PASOEROEAN.

Proeven worden genomen met zaadpadi van B a l i , genaamd djogadmg, en verbouwd f w o r d e n d e ^ h e t rijk van Djembrana; doch de uitkomsten daarvan zullen eerst later

kun-T n worden medegedeeld. Deze soort zou productive zijn, een blanker korrel opleve-ren en zeer lang kunnen worden bewaard.

'PROBOLINGGO.

Een groote uitvoer van rijst bestaat van hier naar Madura en de kleinere nabijgelegen eilanden.

BEZOEltl.

I n het algemeen was de opbrengst bevredigend en vond ook een belangrijke uitvoer plaats naar Madura.

BANJOEWANGI.

I n dit gewest werd de hoogste gemiddelde opbrengst per bouw over geheel Java

ver-k re " e n n a m Ï Ï k 3321/10() pikols p a d ï , en aangezien de ingezetenen nagenoeg 2 bouwB v e E g e m S d e d ieder bezitten, zoo bestaat er een groote overvloed van levensmiddelen 2 eet f e ' k k e l i j k belangrijke uitvoer van rijst en padi naar Madura en andere gewesten.

De priis van rijst was hier het laagst van geheel J a v a .

Het hoofd van gewestelijk bestuur alhier vermeent dat deze toestand moet worden toe-s c h r e v e n aan hft niet betoe-staan van culturetoe-s voor de Europetoe-sche markt op de bouwlanden der bevolking, waardoor de vruchtbaarheid van den grond wordt behouden.

BANJOEMAAS.

Hier heeft in hooge mate bestaan de gewoonte o m , zonder aanzien der moessons, schier v o f r u m r e n t dat is 3 maal in 2 j a r e n , padi op dezelfde velden te planten, waarvan Ichra e oo" sten het gevolg zijn. Het gewestelijk bestuur gaat dit sterk tegen

P S v e n * " n o m e nSm e t L a d van Indramajoe , hadden eenen ongunstigen doch met zaad v a ! BuItenLorg daarentegen eenen gunstigen uitslag ; met de gewonnen padi zullen verdere aanplantingen worden bewerkstelligd.

BAGELEN.

Ook hier bestaat de gewoonte om meer dan eenmaal ' s j a a r s padi te planten, doch zij v e r m i n d t t mier en m J r ten gevolge van de bemoeienissen * - * - £ * * £ * £ £ verleende de benoodigde fondsen in voorschot tot aankoop van zaadpadi, ten behoeve van de bevolking in het district Djenar.

107

KADOE.

Proeven , genomen met zaadpadi van Soerabaja, Bezoeki en Indramajoe , leverden minder goede uitkomsten op dan het inheemsche gewas.

MADIOEN.

De inlander maakt veel werk van de keus zijner zaadpadi, en de onderlinge verwis-seling van zaad is hier dan ook in gebruik.

PATJITAN.

I n dit gewest, hetwelk door het gebroken terrein zoo weinig gelegenheid aanbiedt voor de oprigting van werken voor eene kunstmatige bewatering der bouwlanden, en

I n dit gewest, hetwelk door het gebroken terrein zoo weinig gelegenheid aanbiedt voor de oprigting van werken voor eene kunstmatige bewatering der bouwlanden, en

In document BIBLIOTHEEK KITLV . _ (pagina 106-114)