• No results found

Daar uit een ingesteld onderzoek de wenschelijkheid was gebleken om de landver- landver-huringen in de Vorstenlanden te bestendigen , werd het tevens noodzakelijk geacht om

In document BIBLIOTHEEK KITLV . _ (pagina 136-139)

22,810 Indigo.

Pikols.

14,540 294,900

309,440

Aanmerkingen.

(a) Daarenboven werden nog 15 pikols kakao en 10 pikols boom wol opgebragt.

(b) Eijst en cochenille werd daarenboven, doch in veel minder hoeveel-heid , opgebragt.

Daar uit een ingesteld onderzoek de wenschelijkheid was gebleken om de landver-huringen in de Vorstenlanden te bestendigen , werd het tevens noodzakelijk geacht om deze op vaste grondslagen te regelen. Ten einde hiertoe te geraken , werden de residenten Soerakarta en Djokjokarta aangeschreven , om gezamenlijk een nieuw reglement op de verhuringen in de Vorstenlanden te ontwerpen. Zoodanig ontwerp werd in den loop van dit jaar ingediend, doch men was op het einde des jaars met het onderzoek daar-van nog niet gereed. Intusschen stond men aan meerdere landhuurders, wier huur-contracten geëindigd waren, eene voorloopïge verlenging op den bestaanden voet tot ultimo 1859 toe, daar men het in te voeren nieuw reglement op dat tijdstip in wer-king dacht te brengen. Ook werd voortgegaan met het verleenen van vergunning tot het in huur nemen van nieuwe gronden, doch ook slechts tot ultimo 1S59.

b. B o s c h w e z e n.

In den hierachter volgenden staat wordt aangetoond de begroote uitgestrektheid der

bosschen op Java en het getal boomen in 1855 bijgeplant, vergeleken met 1854.

I C

•uaqossoqTnoq i^ja^)

c o c c c o co CO

De residentie Bantam bezit geen djatihout. Gedurende den loop van dit j a a r zijn aldaar evenwel aanplantingen beproefd met djatipitten, door tusschenkomst der directie van de cultures van Rembang derwaarts gezonden.

Bij een besluit van September 1855 werd magtiging verleend o m , bij wijze van proef, het in de bosschen van de afdeeling Bandjar verspreid liggende djatihout, met vrije arbeiders, uit te slepen en op de stapelplaats te Bandjar Ledok, na aftrek van dat gedeelte wat voor 's Gouvernements werken geschikt werd geacht, aan de meest bie-denden te verkoopen. Bij het Verslag voor 1856 zal ten aanzien van den uitslag dezer proefneming nader worden berigt.

Ten aanzien van de wildhoutbosschen in de residentie Preanger regentschappen werden bij een besluit van December 1852, als proef voor den tijd van twee j a r e n , aldaar van toepassing verklaard de bepalingen tegen het vernielen der houtbosschen van den lande , vervat in het Indisch Staatsblad van 1817, n°. 48 , en van 1829, n°. 125. I n het j a a r 1855 was die proeftijd verstreken en berigtte de resident alstoen, dat eene ondervinding van twee jaren het doeltreffende dier bepalingen had bewezen; dat het onbeperkt vernielen der houtbosschen sedert dien tijd voldoende is te keer gegaan en de bevolking zich des-niettemin van hout, overeenkomstig hare behoeften, heeft kunnen voorzien ; dat niet alleen dit gunstig resultaat is verkregen, maar dat men in het regentschap Bandong reeds nieuwe djatibosschen zag te voorschijn komen. Dien ten gevolge werden" de voor-melde bepalingen, bij besluit van February 1855 , op de residentie Preanger regentschappen van toepassing verklaard.

De behoefte aan hout voor particulieren bestaat voornamelijk op de hoofdplaatsen der strandresidentien Batavia, Samarang en Soerabaja. Daarin wordt voorzien :

1°. door de bij contract uitgegevene licentie tot exploitatie der djatibosschen door de particuliere nijverheid ;

2°. door de periodieke houtveilingen van gouvernementswege, welke in de residenten Soerabaja, Probolinggo en Madioen reeds zijn beproefd ; en

3°. door de aanvoeren van houtwerken van Singapoer en elders.

Bij een gouvernements-besluit van September 1855 werd bepaald, dat gedurende het j a a r 1856 eene proef zal worden genomen met den uitsleep van het in aanzienlijke hoeveelheid in de bosschen van Bantjar (afdeeling Toeban) verspreid liggende hout. De uitslag van die proef zal bij het Verslag over 1856 worden mede-gedeeld.

Door de directie der cultures is in dit j a a r zamengcsteld een concept-reglement voor dè exploitatie van 's lands bosschen op Java. I n het Verslag over het jaar 1856 zal de uitslag deswege worden berigt.

Bij eene missive dezer directie werd dit j a a r mededeeling gedaan van den uitslag der genomen proeven met de aanwending der zoogenaamde hydraulische perspomp, be-stemdtot het uitligten en omverwerpen van djati-boomen van alle dimensien met

wor-tel en tak.

D e uitslag was niet bevredigend. De machine bezat wel het vermogen om de zwaarste djatiboomen met wortel en tak te vellen binnen een ongeloofelijk kort tijdsbestek ; doch de gesteldheid van het terrein en de beschikbare middelen ontbraken om deze te bezigen ter plaatse, waar zij juist nut zouden moeten aanbrengen, namelijk in de bosschen.

Twintig span biifîels en 25 boschwerklieden waren noodig om den toestel langs een gelijken weg te vervoeren , zoodat daaruit de onmogelijkheid bleek van cle aanwending daarvan op bergachtig terrein. De Segering wenschte echter nog eene nieuwe proefneming af te wachten, voor en aleer werd afgezien van het gebruik der bedoelde pomp.

Bij het Verslag over 1856 zal het resultaat dezer nieuwe proefneming worden vermeld.

Van wege het Ministerie van Kolomen zijn in den loop van dit j a a r afgezonden een vijftigtal exemplaren van zeker werktuig, genaamd dendrometer, hetwelk in Duitschland algemeen wordt gebezigd voor het meten van de hoogte der boomen op de meest eenvou-dige wijze.

Dat werktuig is door tusschenkomst van den directeur der producten en civile magazijnen gezonden aan cle betrokken hoofden van gewestelijk bestuur.

De triquebalsofmallejans, waarvan er dit jaar drie naar de residentie Madioen werden gezonden , voldeden goed.

Van den luitenant ter zee lste klasse, met verlof', / . H. G. Jordens, en den heer

E. von Roesler, die beiden aan de directie der cultures zijn toegevoegd voor het

bosch-wezen, mogen ten aanzien van dien tak van inkomsten van den Staat belangrijke diensten worden verwacht.

c. V e e t e e l t .

De staat van den veestapel bij het einde van het jaar 1855 in de gezamenlijke ge-westen van Java, met uitzondering van Batavia, Soerakarta, en Djokjokarta, kan, voor zoover die bij het Gouvernement bekend is, worden opgemaakt uit den hierachter vol-genden staat, houdende eene aantooning van de uitkomsten der veeteelt op ultimo December 1855 , vergeleken met 1854.

Zoolang de opgaven van de inlandsche hoofden niet behoorlijk kunnen worden

In document BIBLIOTHEEK KITLV . _ (pagina 136-139)