• No results found

De gronden aan den kant van het gebergte Willis en die van den berg Lawoe (de laatste echter alleen op aanmerkelijke hoogte) zijn geschikt voor de koffljcultuur. Wil

In document BIBLIOTHEEK KITLV . _ (pagina 122-128)

men de koffijteelt in dit gewest doen vooruitgaan, dan moeten de tuinen op verdere af-standen der dessa's aangelegd worden, hetgeen strekken zal tot bezwaar der bevolking.

PATJITAN.

Met uitzondering van het district Patjitan, ontbreekt het hier niet aan geschikt terrein tot vermeerdering der aanplantingen. De krachten der bevolking laten echter geene plotselinge uitbreiding toe. De aanplant van paggerkoffij wordt zooveel mogelijk aan- >

gemoedigd.

K E D I R I .

Het aantal geschikte gronden wordt al langer hoe beperkter. Alleen op de hellingen der bergen worden ze nog gevonden. In 1855 heeft eene uitbreiding plaats gehad van 343,650 boomen.

Uitbreiding.

Gedurende den regentijd van 1855 op 1856 is door de bevolking in de onderscheidene gewesten op Java in het geheel tot stand gebragt eene aanplanting van 22,223,889 koffijboo-m e n , waarvan tot aanvulling of inboeting 15,647,461 en tot uitbreiding 6,576,428 bookoffijboo-men.

I n sommige gewesten op Java (Tegal, Pasoeroean, Kadoe) gaat de inlandsche be-volking hier en daar er reeds uit eigene beweging toe over, koffijaanplantingen aan te leggen. I n de residentie Kadoe zijn de vrijwillige aanplantingen zelfs vrij aanzienlijk.

De qualiteit van het product van 1855 was over het algemeen zeer goed. In enkele residentien werden niet noemenswaardige hoeveelheden koffij van inferieure qualiteit ingeleverd. De West-Indische bereidingswijze bij de etablissementen van den contrac-tant Phlippeau, in de Preanger regentschappen, levert echter toenemende stof tot klagten ten opzigteder qualiteit. Meermalen heeft het een punt van onderzoek uitgemaakt, waar-aan deze slechte hoedanigheid der koffij moet worden toegeschreven. Als de voornaams te oorzaken worden beschouwd :

1». dat de etablissementen niet berekend zijn voor de verwerking der geleverd wor-dende groote hoeveelheid koffij, zoodat het product te hoog moet worden opgeschuurd, dan dat het behoorlijk zou kunnen droogen;

2°. dat de etablissementen in eene te hooge en vochtige luchtstreek gelegen zijn, zoo-dat de West-Indische koffij, welke zeer vatbaar schijnt voor het aantrekken van vocht, niet goed droogen kan ;

3°. dat het vervoer der koffij naar de afscheeppakhuizen te lang duurt, waardoor het product mede aan veel vochtigheid is blootgesteld ;

4°. dat een veel te lang tijdsbestek verloopt, alvorens de koffij aan de markt komt.

De voortdurend slechte resultaten dier inrigtingen hebben aanleiding gegeven om in overweging te nemen het denkbeeld om de bestaande contracten bij minnelijke schikking te ontbinden, terwijl inmiddels al het mogelijke wordt aangewend om den fabrikant zoo mogelijk goed te doen werken.

De uitmuntende qualiteit der koffij , verkregen van de gouvernements-inrigtingen voor de Braziliaan s che wijze van koffij bereiding in de residentien Preanger regentschappen en Cheribon, heeft bijzonder de aandacht van den handel opgewekt, zoodat deze van 33 tot 35 cents per Amsterdamsen pond heeft gegolden. Desniettegenstaande heeft men de inrigtingen in de Preanger regentschappen moeten opheffen, omdat zy tot bezwaar der bevolking strekten.

De in verschillende gewesten van gouvernementswege opgerigte instellingen voor den inkoop en de verwerking van door de bevolking geleverde koffij in de natte of roode schil werkten daarentegen voortdurend slecht, ten gevolge waarvan dezelve dan ook weder successivelijk zijn ingetrokken. Gedurende 1855 is dit het geval geweest met de drie etablissementen te Ponorogo , Magettan en N g a w i , in de residentie Madioen.

Met uitzondering van de Preanger regentschappen en de afdeeling Patjitan geschiedt het vervoer naar de strand- of afscheeppakhuizen allerwege door aannemers.

In de twee genoemde gewesten wordt aan de bevolking voor het transport van haar product eene billijke belooning te goed gedaan. Ten duidelijkste blijkt dit bij de trans-porten in de residentie Preanger regentschappen , welke meestal met veel vrolijkheid en

30

luidruchtigheid gepaard gaan. Veel draagt hiertoe bij de goede staat waarin de karrewegen in genoemd gewest verkeeren.

De prijzen der rijst waren in 1855 overal zoo laag, dat de koffij planters voldoend loon ontvingen om daarmede te voorzien in hunne behoefte aan voedingsmiddelen. Met geringe uitzonderingen heerscht onder de koffijplantende bevolking op Java de grootste welvaart.

Ten vervolge op den in 't vorig Verslag gegeven staat wordt hier een vijfjarig over-zigt gegeven van de uitkomsten der koffij cultuur.

§ koffij, zonder de

bij het koffij aan het Gouvernement

geleverd.

Guldens van 120 duiten. waarop de pikol koffij aan het Gouvernement te staan k o m t , berekend over de geheele ontvangen

Gedurende deze jaren was de opbrengst van de in Nederland

geveilde koffij per pikol.

Gedurende 1855 heerschte eene buitengewoon langdurige droogte op Java. Deze was in het algemeen voordeelig voor de vermaling van het suikerriet, naardien de oogst ge-regeld kon voortgezet worden. Algemeen was de oogst dan ook vroegtijdig afgeloopen, hetgeen de verkrijging van zeer suikerhoudend rietsap in de hand werkte en de verdere bereiding van het product bevorderde. Nogtans had die droogte ten gevolge het ver-dorren van veel r i e t , zonder hetwelk de oogst van 1855 dien van het voorgaande jaar in groote mate zou hebben overtroffen.

De nadeelige uitwerking van die droogte heeft men in de oostelijke residentien min-der dan in de westelijke onmin-dervonden en hieruit verklaart het zich, dat in de eerstvermelde residentien de oogst is gestegen tegen eenen achteruitgang in de laatstvermelde residen-tien. Voor het in 1855 aangeplante suikerriet was die langdurige droogte minder scha-delijk dan men aanvankelijk had moeten verwachten, hoezeer meerdere sterfte onder het jonge riet was waargenomen dan gewoonlijk. Behalve aan die droogte is de mindere voortbrenging toe te schrijven aan eene verminderde aanplanting van 7021/2 b o u w s , in de residentien T e g a l , Japara en Pasoeroean.

Even als in 't vorig Verslag wordt ook dit jaar een staat van de uitkomsten der sui-kercultuur onder bijlage O medegedeeld.

Uit dien staat blijkt onder andere dat het getal suiker-inrigtingen in 1855 bedroeg

het getal suikerrietplantende huisgezinnen

de uitgestrektheid der suikerrietvelden in 1855 gesneden, in bouws van 500 vierkante roeden

96 169,940

de opbrengst in pikols

de gemiddelde opbrengst, per bouw

40,606 1,351,645.93

2329/100

de door de planters genoten betaling f 3,601,824:107

dooreen door elk huisgezin f 21:30

gemiddeld voor een bouw 91:19 de hoeveelheid pikols suiker aan het Gouvernement geleverd . . . 875,788.35

de gezamenlijke kosten dier suiker tot in de hoofdpakhuizen . . . f 8,735,607:92 de gemiddelde prijs, waarop de suiker aan het Gouvernement te

staan komt 9:115

I n het algemeen wordt er veel zorg aan de suiker-aanplanting besteed en daar, waar de uitkomsten voortdurend gunstig w a r e n , werken de dessahoofden en bevolking zelve daartoe mede, zoodat de vormen eener dwangcultuur er wijken en plaats maken voor eenige belangstelling van hunne zijde. Daar loopen de aanplantingen dan ook gewoonlijk geregeld, goed geslaagd en vroegtijdig af, zoodat, terwijl de uitplantingen in Junij aan-vangen , deze in Augustus niet zelden ten volle beëindigd zijn. Elders duurt die uitplan-tmg veelal voort tot in de maand September. Nog steeds worden proeven genomen met het planten der rietstekken op verschillende afstanden.

De ondervinding wordt meer en meer verkregen, dat bij eene genoegzaam vroegtijdige aanplanting van het suikerriet en voldoende bevochtiging van den bodem, alvorens die aanplanting wordt bewerkstelligd, het nietnoodigis de aanplantingen nader te besproeijen, nadat het riet eenmaal goed is uitgesproten. I n de residentie Cheribon heeft men de latere irrigatie der suikerrietvelden geheel nagelaten en daarvan verwacht men, blijkens den stand des r i e t s , goede uitkomsten in 1856. Ook wordt van lieverlede de massale arbeid bij de suikercultuur vervangen door individuelen arbeid, dat is door aanwijzing van een aandeel in de aanplanting aan iedere dessa, j a zelfs aan ieder huisgezin.

Gaat deze verbetering van de regeling van den arbeid langzaam vooruit voor zooveel de bewerking der gronden en de beplanting aangaat, wat daarentegen het onderhoud der suikerriettuinen betreft, is dezelve schier algemeen in werking en daarvan zijn goede

uitkomsten ondervonden. Het maken van omheiningen, ter wering van de wilde zwijnen uit de suikerriettuinen, levert door gebrek aan materiaal vaak moeijelijkheid op, en men heeft daarvan bij eenige fabrieken in Cheribon om die reden geheel moeten afzien.

D a a r , waar het in de nabijheid wordt aangetroffen, w o r d t , ter besparing van kostbaarder materiaal, meer en meer gebruik gemaakt van het glongongriet. De keus der suikerriet-soorten , welke voor iedere landstreek in de onderscheidene gronden het meest geschikt zijn, is een voorwerp van aanhoudende onderzoekingen en overwegingen der ambte-naren en fabrikanten. Men zoude welligt reeds voorlang hieromtrent vaste regelen hebben aangenomen , indien het niet steeds was gebleken, dat rietsoorten bij verplaatsing in min of meer afgelegen, j a zelfs in nabijgelegen residentien, aan verbastering onder-hevig zijn ; zoodat, indien men al heeft bevonden dat eene rietsoort van elders aanvankelijk eene ruimere of betere suikerproductie opleverde, aan de eischen der zaak eerst dan degelijk zou worden voldaan, indien men geregeld ieder j a a r zoo veel stekken van elders aanbragt, als voldoende zouden zijn om het verbasterde te vervangen. Deze voortdurende aanvoer van stekken van elders heeft groote moeijelijkheden in.

Vele fabrikanten beginnen meer en meer de behoefte niet alleen van de vervanging van verbasterde rietsoorten in te zien, maar zelfs van onderlinge verwisseling vàn stek-ken m eene landstreek, waar algemeen dezelfde soort bestaat, en getroosten zich de daaraan verbonden kosten.

Te Pemangkat (Borneo's Westkust) is voor gouvernements-rekening eene uitgestrekt-heid van 2 bouws van de rietsoort teboe-telor geplant, om voor overbrenging naar J a v a te worden bestemd.

Aan de voorschriften, voorkomende in het Indisch Staatsblad 1 8 5 1 , n°. 5 3 , wordt de hand gehouden en het plantloon mitsdien bij termijnen, waarvan; de 1ste na afloop van de aanplantïng, de 2de na de taxatie en de 3de na bekendwording van den oogst, uitbe-taald ten overstaan van den regent en controleur, en hoofdelijk aan iederen planter.

De bij het besluit van den 24sten Augustus 1853, n°. 4 , vastgestelde verhoogde beta-ling der suikerrietplanters tegen heffing van landrente in de residentien Madioen en

K e d i r i , waardoor de geldelijke positie der bevolking is verbeterd, zal van lieverlede den gunstigen invloed op de suikercultuur uitoefenen, welke daarvan wordt verwacht.

Het vervoer van suiker van de fabrieken naar de pakhuizen van het Gouvernement, hetzij dit over zee, langs rivieren of per as plaats vindt, geschiedt bijna zonder uitzondering buiten tusschenkomst van het bestuur. Slechts ia de residentie Bezoeki wordt aan eenige fabrikanten hulp verleend door het bestuur. Het vervoer van het gesneden suikerriet

naar den molen geschiedt hetzij door aannemers in het groot en in het klein, soms geheel met hunne eigene middelen, soms met karren, ook wel met trekvee van de fabrikanten ; hetzij door van wege het bestuur geleverde karvoerders met hun eigen trekvee of trekvee van de fabrikanten, doch meereudeels met karren van de fabrikanten.

Slechts in gevallen van buitengewonen nood wordt de bevolking geroepen tot eene verpuffte levering van karren en trekvee. De ontwikkeling van een geheel vrijwillig rietvervoer, zonder tusschenkomst van het bestuur, is in sommige residenten

voort-durend aan bezwaar onderhevig. % .

Terwijl dit in de oostelijke residenten Madioen, Rembang, Kediri, Soerabaja, i"&-soeroean en Probolinggo bestaat, is de verwezenlijking daarvan in de residentie Bezoek!

tot dusverre niet gelukt, zoodat het bestuur daarin voorziet. E venzoo vertoont onder de overige westelijk gelegen residantien J a p a r a een voorbeeld van moeijehjkheid, om vervoer van het suikerriet van de velden naar de fabrieken door vrijwillige aanne-mingen te doen plaats vinden, aangezien dat vervoer er schier geheel door oplegging van verpligte diensten aan de bevolking moet tot stand komen. In de residentie Pegal i s , volgens de bestaande overeenkomsten, het bestuur nogverpligt in net verroer van sui-kerriet van twee ondernemingen te voorzien. , , - , , , ,

Hoezeer velen zich nog aan de oude wijze van suikerbereiding (hier bekend onder den naam van Chinesche wijze) houden, moet zulks vooral worden toegeschreven aan den afkeer van iets nieuws en van het doen van kostbare uitgaven voor blijvende verbe-t e r i n g Heverbe-t meesverbe-t voorgesverbe-tane sverbe-telsel is daverbe-t van Howard, waarbij de suiker in opene pannen op vuren wordt verdampt tot eene densiteit van 28° Beaume,™ verder m luchtledige pannen met stoom wordt afgekookt tot dat het grein zich begint te vormen -, waarna de kristallisatie door langzame afkoeling in aarden potten tot stand komt. _

Daar de tijdelijk verlengde en gewijzigde contracten de ondernemers verphgten zich meer dan vroeger op de bereiding van goede suiker toe te leggen, is eene vermeerderde aanwending van de vacuum-pan, als laatste verdampings- of afkooktoestel daaruit ontsproten. Ook het gebruik van centrifugale toestellen is zeer toegenomen, zoowel wegens de meerdere goedkoopte daarvan, als wegens de steeds verbeterde wijze, om door dat middel de afgekookte stroop van vocht te ontdoen.

Hoezeer die toestellen veelal niet de volle capaciteit bezitten, welke daaraan door den maker wordt toegeschreven, bevorderen zij in hooge mate eenen spocdigen afloop van de bereiding en dus ook van de aflevering der suiker, vooral van inferieure en stroopsui-kers, die er voornamelijk mede worden bewerkt.

De moeijelijkheden, welke ongenoegzaamheid van water voor de omwenteling van het m o l e n ^ d k i e r en daar te weeg brengen, hebben er sommige fabrikanten reeds op

be-dacht doen zijn, om stoom als hulp-beweegkracht aan te wenden. Door stoom gedreven cilinders zijn dan ook reeds ontvangen en nader besteld.

De fabriek voor het stoomwezen en de nijverheid heeft m 1855 complete stellen cilinders van groote dimensien geleverd voor twee suikerfabrieken ; deze hebben zeer goed void aan en zijn weinig kostbaarder dan die uit Europa worden verkregen.

Ten vervolge op het in 't vorig Verslag medegedeelde geeft de ondervolgende staat een vergelijkend overzigt van de uitkomsten der suikercultuur in de vijf laatste jaren.

ia de pikol suiker

aan het

Gedurende deze jaren was de opbrengst der i»

Nederland geveilde suiker per pikol • Nederlandsch courant :

Bruto.

Indigo-cultuur.

De staat der indigo-cultuur, in elke der acht residenten van J a v a , waar zij van gouvernenientswege geschiedt, kan in bijzonderheden worden nagegaan in de aantooning onder lit. P bij dit Verslag gevoegd.

Die aantooning doet zien, dat in 1855 het getal fabrieken bedroeg . 365 het getal huisgezinnen, bij deze cultuur werkzaam . 113,081 de uitgestrektheid der indigovelden in dat jaar gesneden, in bouws

van 500 vierkante roeden _ 18,83811/30

de verkregen hoeveelheid indigo, in Amsterdamsche ponden . . . 448,259

idem gemiddeld, per bouw 233/

het gezamenlijk bedrag der door de planters genoten betaling. . . f 641,919:50

idem gemiddeld per huisgezin 5.§2 idem idem, per bouw 34-10 de gezamenlijke kosten van den aan het Gouvernement geleverden

1Ddl'g° • • • • 971,209:39

idem gemiddeld , per Amsterdamsen pond 9 . 9 Q

De uitkomsten waren weder ongunstig. Het getal indigo-plantende huisgezinnen ver-meerderde met 4725 en het getal bouws verminderde slechts met 219/2 0, terwijl de op-brengst 209,727 ponden minder bedroeg dan 't vorige j a a r , en de gemiddelde belooning der indigo-plantende huisgezinnen f 3 : 1 1 minder bedroeg dan in 1854, toen de stand van zaken reeds zeer ongunstig was. Aan het Gouvernement kostte het pond gemiddeld f 0:26 meer.

De voornaamste oorzaak hiervan is de langdurige en bestendig drooge oostmoesson, waardoor men op vele plaatsen slechts één e snede en nagenoeg nergens eene derde snede ' zoo als gewoonlijk, heeft gekregen. Daarenboven wordt geklaagd over de mindere ge-schiktheid der gronden voor de indigo-cultuur, of den staat van uitputting waarin deze verkceren, als een gevolg van te vaak herhaalde beplanting met indigo. Zandige groril den behoeven een landurig tijdsverloop alvorens tot eene wederbeplantïhg met dat gewas kan worden overgegaan; terwijl de indigo-heester op de min of meer zware Heigronden veel te lijden heeft van het scheuren van den bodem in het droogo jaargetijde. Ge-mengde gronden leveren op den duur de beste resultaten.

De residentie Madioen heeft hare bevredigende uitkomsten eensdeels aan die omstandig-heid en verder aan de ruime hoeveelomstandig-heid water tot besproeijing der Heigronden in de oost-. zoomede aan de overvloedige gelegenheid tot verwisseling van velden te danken.

De inkrimping, welke de indigo-cultuur van lieverlede in alle residenten heeft onder-gaan, heeft de gelegenheid tot afwisseling van de voor die cultuur te bestemmen velden vermeerderd, zoodat er allérwege meer dan een vijfvoudig bedrag aan beschikbare huiden m vergelijking met de jaarlijks geplante uitgestrektheid bestaat. Door de verwisseling evenwel over alle beschikbare en geschikte bouwlanden te doenloopen, zou men ver-vallen 111 vergrooting van de afstanden der velden van de fabrieken, waardoor een proot bezwaar zou geboren worden. Daar de verwisseling zich alzoo noodwendig moet' be-palen tot velden gelegen binnen zekeren afstand van de fabriek , zoo zal men meer en meer op de invoering van een stelsel van bemesting moeten bedacht zijn, waaromtrent proeven in werking zijn, die echter voor alsnog, geene bevredigende uitkomsten geven.

Door de mindere voortbrenging, waarmede de mindere verdienste der bevolking in het naauwste verband s t a a t , ' w o r d t de indigo-cultuur zeer impopulair. In de Preanger

regent-schappen was zij tot zoo groot bezwaar der bevolking geworden, dat men tot aWheele opheffing aldaar bij besluit van 10 October 1855, n».. 2 , is overgegaan.

Op last der Regering zijn sedert 1853 speciale onderzoekingen in zake van do indi^o-31

cultuur aangevangen door den gewezen adsistent bij het scheikundig laboratorium te Buitenzorg F. D. J. van der Pant. Zijne verslagen zijn in druk uitgegeven in het

Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indie, nieuwe serie, deel V en VI, en in het Tijdschrift voor Nijverheid in Nederlandsch Indie, 2de deel, oorspronkelijke bijdragen,

afleveringen II en I I I , onder de titels:

Indigo : geschiedenis, cultuur en fabriekaat ;

Over den invloed van de indigo-cultuur op die der padi ; Rapport over de indigo-fabrieken in Djohjoharta.

Daardoor zyn alsnu op meer gewisse grondslagen gegevens verkregen, welke de

In document BIBLIOTHEEK KITLV . _ (pagina 122-128)