• No results found

HOOFDSTUK V Het liturgisch jaar

INLEIDENDE SITUATIESCHETS

4. Om een dergelijke taak ten uitvoer te leggen, heeft de Kerk te allen tijde de opdracht de tekenen des tijds te doorzoeken en in het licht van het evangelie te interpreteren. Op deze wijze kan zij dan, op een aan elke generatie aangepaste wijze, een antwoord geven op de voortdurende vragen van de mensen over de zin van het huidige en toekomstige leven en over de onderlinge verhouding daar-tussen. Men dient dus de wereld waarin wij leven en evenzeer haar verwachtingen, strevingen en haar dikwijls dramatisch karakter te onderkennen en te verstaan. Enige meer belangrijke karakteris-tieken van de hedendaagse wereld kunnen als volgt worden geschetst.

Heden ten dage betreedt de mensheid een nieuw tijdperk in zijn geschiedenis, waarin diep ingrij-pende en snelle veranderingen zich geleidelijk over de gehele aardbol verbreiden. Door het intellect

en de scheppingsdrang van de mens gerealiseerd, hebben zij hun weerslag op de mens zelf, op zijn oordelen en zijn individuele en collectieve verlangens, op de wijze van denken en omgaan met din-gen en medemensen. Zo kunnen we wel van een echte maatschappelijke en culturele omwenteling spreken, die ook zijn invloed heeft op het godsdienstig leven.

Zoals in elke groeicrisis het geval is, brengt ook deze omvorming niet geringe moeilijkheden mee.

Zo kan de mens, terwijl hij zijn macht zo ver uitbreidt, die toch niet steeds aan zich dienstbaar ma-ken. Hij slaagt erin dieper in het inwendige van zijn eigen geest door te dringen, maar blijkt vaak over zichzelf meer onzeker te worden. Geleidelijk vordert hij in het verhelderen van de wetten van het maatschappelijke leven, maar blijft in twijfel omtrent de oriëntatie die hij daaraan dient te ge-ven.

Nooit heeft de mensheid zo’n overvloed gehad aan rijkdommen, mogelijkheden en economische kracht en toch wordt een ontzaglijk deel van de wereldbewoners door honger en gebrek gekweld en tallozen kunnen nog steeds niet lezen of schrijven. Nooit hebben de mensen een zo scherp gevoel voor vrijheid gehad als tegenwoordig, terwijl intussen nieuwe soorten van maatschappelijke en psy-chologische verslaving ontstaan. Terwijl de wereld haar eenheid alsook de onderlinge afhankelijk-heid van de enkelingen in noodzakelijke solidariteit zo aan den lijve doorvoelt, wordt ze toch door onderling strijdige krachten in tegengestelde richting getrokken; want de heftige meningsverschillen op het terrein van politiek, maatschappij en economie, het rassenvraagstuk en ideologische tegen-stellingen duren nog voort en het gevaar van een oorlog die alles tot de grond toe zal ontwrichten, is nog steeds aanwezig. Er komt steeds meer doorstroming van ideeën, maar de woorden zelf waarmee begrippen van groot belang worden uitgedrukt, krijgen in de onderscheiden ideologieën zeer uit-eenlopende betekenissen. Men zoekt, tenslotte, vol ijver naar een meer volmaakte ordening van het tijdelijk bestel, zonder dat daarmee de geestelijke groei gelijke tred houdt.

Onder de invloed van zoveel ingewikkelde situaties worden zeer vele van onze tijdgenoten verhin-derd de eeuwige waarden werkelijk te onderkennen en ze tegelijk met de nieuw ontdekte in juiste overeenstemming te brengen. Bijgevolg worden zij, tussen hoop en vrees heen en weer geslingerd, als zij zichzelf vragen stellen omtrent de huidige gang van zaken, door onrust bevangen. Maar deze gang van zaken daagt de mensen ook uit, ja dwingt ze tot een antwoord.

5. De huidige beweging van de geesten en de wijziging in de levensvoorwaarden hangen ten nauw-ste samen met een verder reikende verandering van de dingen, die tot gevolg heeft, dat in de, gees-tesvorming de wis- en natuurkunde of de menswetenschappen in belangrijkheid toenemen, op het terrein van het handelen van de mens daarentegen de techniek die uit deze wetenschappen voort-vloeit. Deze wetenschappelijke mentaliteit heeft, anders dan vroeger, een bepalende invloed op het begrip cultuur en op de wijze van denken. De techniek maakt zulke vorderingen, dat ze het aanzien van de aarde kan omvormen en al tracht de ruimte buiten de aarde in haar greep te krijgen.

Ook op de ruimte van de tijdelijkheid vergroot de menselijke geest in zekere zin zijn machtsgebied:

ten aanzien van het verleden door middel van de kennis van de geschiedenis, ten aanzien van de toekomst door vooruit te zien en door allerlei planning. De voortgang van biologische, psychologi-sche en sociale wetenschappen is voor de mens niet alleen een hulp tot betere zelfkennis, maar helpt hem ook om, met gebruik van juiste technieken, een directe invloed uit te oefenen op het leven van de gemeenschappen. Tevens denkt de mensheid steeds meer na over een tijdig treffen van voorzie-ningen met betrekking tot haar eigen demografische groei.

De geschiedenis zelf ontwikkelt zich in zo’n snel tempo, dat de individuen deze ontwikkeling nau-welijks kunnen bijhouden. Voor heel de mensengemeenschap ontstaat er slechts één geschiedenis;

de lotgevallen kunnen niet langer meer worden opgedeeld in naast elkaar staande, verschillende geschiedenissen. Zo gaat de mensheid van een meer statisch begrip van de wereldconstellatie over naar de meer dynamische evolutiegedachte; en hieruit komt een zeer groot complex van nieuwe problemen te voorschijn dat vraagt om nieuwe analyses en synthesen.

6. Dank zij dit feit ondergaan de traditionele lokale gemeenschappen met de dag meer veranderin-gen, zoals bijvoorbeeld de patriarchale families, de ‘clans’, stammen, dorpen en de verschillende sociale groeperingen.

Het type van de industriële maatschappij begint zich langzaam te verbreiden; dit brengt sommige volkeren tot economische rijkdom en bewerkt een fundamentele verandering van mentaliteit en van

sociale levensvoorwaarden die eeuwen onveranderd waren gebleven. Tegelijkertijd wordt het nage-streefde verstedelijkingsproces bevorderd, hetzij door de uitbreiding van grote steden en van hun inwoners, hetzij doordat de invloed van het stadsleven zich over het platteland verbreidt.

Nieuwe en meer perfecte publiciteitsmedia dragen ertoe bij, dat alle gebeurtenissen bekend worden en dat de wijzen van denken en voelen zo snel en zo wijd mogelijk worden verspreid, met alle ket-tingreacties van dien.

Ook moet men niet geringschatten, dat zovele mensen om velerlei redenen zich gedrongen voelen te emigreren en zodoende hun leefwijze geheel veranderen.

Op deze wijze verveelvuldigen zich de banden van de mens met zijns gelijken onophoudelijk en tevens brengt deze socialisatie zelf weer nieuwe bindingen mee, zonder echter steeds een daarmee overeenstemmende rijping van de persoon en werkelijk persoonlijke verhoudingen (personalisatie) te bevorderen.

De boven geschetste ontwikkeling blijkt duidelijker bij volkeren die reeds genieten van de gemak-ken van een economische en technische vooruitgang, maar ze beroert ook de ontwikkelingslanden die, voor hun eigen gebied, de weldaden van de industrialisatie en de verstedelijking wensen te ver-krijgen. Deze volkeren, vooral wanneer ze prijs stellen op hun oude tradities, ervaren niettemin ook een drang naar een rijpere en meer persoonlijke uitoefening van de vrijheid.

7. De mentaliteits- en structuurveranderingen brengen het overgeleverd erfgoed herhaaldelijk in discussie, vooral bij de jeugd, die soms uit ongeduld, zelfs uit angst opstandig wordt en, in het besef van haar belangrijk aandeel in het maatschappelijk leven, vroeger dan voorheen actief wil zijn.

Tengevolge daarvan ondervinden ouders en opvoeders bij het uitvoeren van hun taak heel vaak van dag tot dag meer moeilijkheden.

De instellingen immers, de wetten en de wijzen van denken en voelen van het voorgeslacht schijnen niet altijd goed te passen bij de huidige stand van zaken; vandaar de ernstige verwarring in de wijze van handelen, ja zelfs in de normen daarvan.

De nieuwe situatie heeft tenslotte ook haar invloed op het godsdienstig leven zelf. Enerzijds zuivert het scherper onderscheidingsvermogen de godsdienst van een magische wereldopvatting en van nog hier en daar aanwezig bijgeloof en vereist het een met de dag meer persoonlijke en actieve geloofs-overtuiging; hierdoor komen niet weinigen tot een levendigere godszin. Maar anderzijds verwijde-ren steeds talrijkere massa’s zich althans van de godsdienstpraktijk. Anders dan in voorbije tijden zijn de ontkenning van God en godsdienst, of het zich ervan onthouden niet langer meer iets onge-woons of van privé aard: heden ten dage wordt dit immers als een soort vereiste van de weten-schappelijke vooruitgang of van een zeker nieuw humanisme naar voren gebracht. Dit alles vindt in veel streken niet slechts zijn uitdrukking in filosofische stellingen, maar het heeft een zeer uitbreide invloed op de literatuur, de kunst, de interpretatie van de menswetenschappen en van de ge-schiedenis en zelfs op de, burgerlijke wetgeving, zodat velen daardoor in verwarring raken.

8. Een zo snelle verandering van zaken die vaak ongeordend verloopt, ja zelfs scherper bewustwor-ding van de discrepanties die in de wereld bestaan, brengen of vermeerderen de tegenstrijdigheden en onevenwichtigheden.

In de persoon zelf ontstaat nogal veelvuldig een onevenwichtigheid tussen het moderne, praktisch ingestelde verstand en de theoretische denkwijze die er niet in slaagt het totaal van de kennis aan zich dienstbaar te maken, noch in een ordelijke synthese in te passen. Er ontstaat eveneens een one-venwichtigheid tussen de zorg voor praktische efficiency en de vereisten van het morele geweten, alsook heel dikwijls tussen de condities van het collectieve leven en de eisen van de persoonlijke bezinning, ja ook van de contemplatie. Er ontstaat tenslotte ook een onevenwichtigheid tussen de specialisatie van de menselijke activiteit en de kijk van de mens op het geheel van de dingen.

In het gezinsleven ontstaan discrepanties, hetzij onder de druk van de demografische, economische of sociale situatie, hetzij vanwege moeilijkheden tussen de opeenvolgende generaties, hetzij uit nieuwe sociale verhoudingen tussen man en vrouw.

Grote discrepanties ontstaan ook tussen rassen, zelfs tussen verschillende lagen van de maatschap-pij; tussen rijke en minder vermogende en behoeftige volkeren; tenslotte, tussen de internationale instellingen die zijn ontstaan uit de behoefte van de volkeren aan vrede en de ambities om eigen ideologieën uit te zaaien en de collectieve verlangens die bij afzonderlijke volkeren of andere sub

groepen bestaan.

Hieruit groeien wederzijds wantrouwen en vijandschap, conflicten en ellende, waarvan de mens zelf oorzaak en tevens slachtoffer is.

9. Intussen groeit de overtuiging, dat de mensheid niet alleen haar macht over de geschapen stoffe-lijke dingen met de dag meer kan en moet verstevigen, maar dat het bovendien haar taak is een po-litiek, sociaal en economisch bestel te realiseren welke de mens met de dag betere diensten bewijst en individu zowel als groep helpt de eigen waardigheid te verzekeren en te vergroten.

Zo komt het, dat zeer velen met de grootste klem rechten doen gelden op die goederen waarvan zij in een levendig bewustzijn oordelen, dat zij daarvan beroofd zijn door onrechtvaardigheid of door een onbillijke verdeling. De ontwikkelingslanden, zoals bijvoorbeeld zij die pas onafhankelijk zijn geworden, verlangen niet alleen in politiek, maar ook in economisch opzicht deel te hebben aan de goederen van de hedendaagse beschaving en zij willen vrij hun rol op het wereldtoneel spelen. Met de dag wordt hun achterstand echter groter en heel vaak raken ze daarbij tegelijk ook, zelfs econo-misch, afhankelijk van andere, rijkere volkeren die snellere vorderingen maken. Volkeren doen on-der druk van de honger een beroep op rijkere volkeren. Vrouwen eisen voor zich wettelijk een fei-telijke gelijkgerechtiging ten opzichte van de mannen, waar ze deze nog niet hebben verworven.

Werklieden en landbouwers willen niet slechts een bestaansminimum verwerven, maar ze willen bij hun werk hun persoonlijke gaven ontwikkelen, ja zelfs een aandeel hebben in het ordenen van het economische, sociale, politieke en culturele leven. Op dit moment zijn alle volkeren voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid ervan overtuigd, dat de weldaden van de cultuur werkelijk voor allen toegankelijk gemaakt kunnen en moeten worden.

Onder al deze eisen gaat echter een nog dieper en algemener verlangen schuil: de individuele per-sonen en de groepen dorsten naar een volledig, vrij en menswaardig leven, waarbij zij alles wat de huidige wereld hun zo overvloedig kan bieden aan zichzelf dienstbaar willen maken. De naties stre-ven er bostre-vendien met de dag krachtiger naar om te komen tot een zekere universele gemeenschap.

In deze situatie blijkt de wereld van vandaag tegelijk machtig en zwak, in staat om het beste of het slechtste te realiseren; voor de mensheid staat de weg open naar vrijheid of slavernij, naar voort-gang of terugvoort-gang, naar broederschap of haat. Voorts wordt de mens zich ervan bewust, dat aan hem de taak is om de krachten die hijzelf heeft opgeroepen en die hem kunnen terneerdrukken of optillen in goede banen te leiden. Daarom stelt hij zichzelf vragen.

10. In feite hangt de onevenwichtigheid waaraan de hedendaagse wereld heeft te lijden samen met de meer fundamentele onevenwichtigheid die wortelt in het diepst van het hart van de mens. In de mens zelf immers zijn velerlei tendensen met elkaar in strijd. Want terwijl hij zich enerzijds als schepsel veelvuldig als beperkt ervaart, bemerkt hij anderzijds, dat hij in zijn verlangens onbeperkt is en dat hij geroepen is tot een hoger leven. Te midden van vele aantrekkelijkheden wordt hij ge-dwongen daarin verantwoord te selecteren en sommige terzijde te stellen. Sterker: zwak en zondig tevens, doet hij niet zelden, wat hij niet wil, en, wat hij zou willen doen, doet hij niet.4 Vandaar dat hij in zichzelf een verdeeldheid ervaart, waaruit ook in de maatschappij zoveel grote tweedracht ontstaat. Zeer velen toch wier leven is aangetast door een praktisch materialisme, willen geen open oog hebben voor deze dramatische toestand, of worden verhinderd deze te zien, omdat zij verslagen zijn van ellende. Velen menen rust te vinden in de veelvormigheid van meningen over de feitelijke situatie. Sommigen verwachten enkel van een menselijk pogen een echte en volledige bevrijding voor de mensheid en zij zijn ervan overtuigd, dat in de toekomst de heerschappij van de mens over de aarde al zijn hartenwensen zal vervullen. En dan zijn er ook die, in wanhoop aan de zin van het leven, de durf prijzen van hen die menen, dat de menselijke existentie geen enkele innerlijke bete-kenis heeft, maar die volledig krijgt uit de actieve zingeving van het louter menselijk vernuft. Maar toch: oog in oog met de ontwikkeling van de huidige wereld stellen met de dag meer mensen de hoogst fundamentele vraag, of zij ervaren deze althans nieuw en levendig: wat is de mens? Wat is de zin van het lijden, van het kwaad, de dood, die toch steeds blijven bestaan, hoe grote vooruitgang er ook is gemaakt? Waartoe die overwinningen welke voor zo’n hoge prijs zijn verworven? Wat kan de mens doen voor de maatschappij, wat ervan verwachten? Wat volgt er na dit aardse leven?

De Kerk nu gelooft, dat Christus, voor allen gestorven en verrezen,5 door zijn Geest de mens licht en kracht kan verschaffen om aan zijn hoge roeping te beantwoorden; en dat in het ondermaanse

aan de mensen geen andere naam gegeven is waardoor zij moeten worden gered.6 Tevens gelooft zij, dat de sleutel, het centrum en de voltooiing van heel de geschiedenis van het mensdom te vin-den zijn in haar Heer en Meester. Bovendien houdt de Kerk eraan vast, dat er bij alle veranderingen veel is dat niet verandert en dat zijn eigenlijke fundament in Christus heeft, die gisteren en heden en in eeuwigheid dezelfde is.7 In het licht dus van Christus, evenbeeld van de onzichtbare God, Eerst-geborene van de gehele schepping,8 wil het concilie spreken tot allen, om het mysterie van de mens te verduidelijken en om mee te helpen bij het vinden van een oplossing voor de voornaamste pro-blemen van onze tijd.

DEEL I