• No results found

Het ambt van de priesters

4. Het volk van God wordt op de allereerste plaats bijeengebracht door het woord van de levende God.24 Dit mag men dan ook voor alles uit de mond van de priesters verwachten.25 Daar immers niemand zalig kan worden, als hij niet eerst heeft geloofd,26 is het de eerste taak van de priesters als medewerkers van de bisschoppen om de blijde boodschap van God aan iedereen bekend te maken.27 Door op deze wijze het gebod van de’ Heer ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evange-lie aan heel de schepping’ (Mc. 16,15)28 uit te voeren, vormen zij het volk van God en doen het groeien. Want door de heilsboodschap wordt in het hart van de niet-gelovigen het geloof gewekt en in het hart van de gelovigen gevoed. Met dit geloof begint de samenkomst van gelovigen en daar-door groeit ze, naar het woord van de apostel: ‘Zo ontstaat dan het geloof daar-door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus’ (Rom. 10,17). De priesters hebben dus jegens allen de plicht om hen in contact te brengen met de waarheid van het evangelie,29 die zijzelf in de Heer be-zitten. Of zij nu door een voorbeeldig leven de heidenen tot verheerlijking van God brengen30, of dat zij door hun openhartige prediking het Christusmysterie aan de niet-gelovigen bekendmaken, ofwel catechetisch onderricht geven, of de leer van de Kerk uiteenzetten, of ook wanneer zij zich beijveren om de eigentijdse problemen in het licht van Christus te bespreken, steeds is het hun taak om niet hun eigen wijsheid, maar het woord van God te onderwijzen en iedereen met klem op te roepen tot bekering en tot heiligheid.31 De priesterlijke verkondiging, die in de huidige wereldsitua-tie niet zelden bijzonder moeilijk is, moet echter het woord van God niet slechts op een algemene en abstracte manier uiteenzetten, maar moet de onvergankelijke waarheid van het evangelie, wil ze weerklank vinden bij de toehoorders, toepassen op de concrete levensomstandigheden.

Zó wordt de bediening van het woord in vele vormen ten uitvoer gebracht, naargelang van de geva-rieerde noden van de toehoorders en het charisma van de verkondigers. In niet-christelijke streken of bijeenkomsten worden de mensen door de evangelische boodschap gebracht tot het geloof en tot de heilssacramenten,32 maar in de gemeenschap van de christenen zelf is de verkondiging van het woord, met name voor hen die weinig schijnen te begrijpen of te geloven, onontbeerlijk voor de bediening zelf van de sacramenten, die immers sacramenten zijn van het geloof, dat uit het woord ontstaat en daardoor wordt gevoed;33 dit geldt met name voor de liturgie van het woord in de eucha-ristieviering, waarin onafscheidelijk samengaan de verkondiging van de dood en de opstanding van de Heer, het antwoord van het luisterende volk en het offer zelf waarmee Christus het Nieuwe Ver-bond in zijn bloed heeft bevestigd en waaraan de gelovigen zowel door hun gebeden als door het ontvangen van het sacrament deelnemen.34

5. God, die alleen heilig is en heilig maakt, heeft als deelgenoten en medewerkers mensen willen roepen die nederig in dienst zouden staan van het heiligingswerk. Daarom worden via de bediening van de bisschop priesters gewijd door God om, wanneer zij eenmaal op een bijzondere wijze deel-achtig zijn geworden aan het priesterschap van Christus, in de viering van de heilige geheimen op te treden als dienaren van Hem die zijn priesterlijke taak door de Heilige Geest voortdurend voor ons uitoefent in de liturgie.35 Door het doopsel leiden zij de mensen binnen in het volk van God; door het boetesacrament verzoenen zij de zondaars met God en met de Kerk; door de ziekenzalving brengen zij verlichting aan de zieken; door de viering bovenal van de heilige mis dragen zij op sa-cramentele wijze het offer van Christus op. Maar, aldus getuigt reeds de heilige martelaar Ignatius36 ten tijde van de jonge Kerk, bij de bediening van ieder sacrament worden de priesters op telkens andere wijze hiërarchisch verbonden met de bisschop en stellen zij hem in iedere samenkomst van de gelovigen als het ware tegenwoordig.37

De overige sacramenten, evenals alle kerkelijke bedieningen en apostolaatswerken, hangen samen

met de heilige eucharistie en staan daarop gericht.38 Want in de heilige eucharistie ligt heel het geestelijk goed van de Kerk vervat,39 namelijk Christus zelf, ons Paaslam en het levend brood dat het door zijn Vlees in de Heilige Geest tot leven gebrachte en tot leven wekkende leven schenkt aan de mensen. Dezen worden aldus uitgenodigd en ertoe gebracht om zichzelf, hun arbeid en al het geschapene samen met Hem op te dragen. De eucharistie is daarom duidelijk de bron en het hoog-tepunt van heel de prediking. Terwijl de catechumenen langzaam maar zeker worden geleid naar de deelneming aan de eucharistie, worden de gelovigen die reeds met het heilig doopsel en vormsel getekend zijn door het ontvangen van de eucharistie volledig ingelijfd in het lichaam van Christus.

De eucharistische maaltijd is dus het middelpunt van de vergadering van de gelovigen en daarvan is de priester de voorganger. De priesters leren derhalve de gelovigen om in het misoffer het goddelijk Slachtoffer aan God de Vader op te dragen en samen daarmee het offer van hun eigen leven te brengen; in de geest van Christus, de Herder, leren zij hun om in het boetesacrament hun zonden, met een rouwmoedig hart aan de Kerk te onderwerpen, zodat zij zich steeds meer tot de Heer beke-ren, indachtig diens woorden: ‘Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij’ (Mt. 4,17). Evenzo leren zij hun om aan de heilige liturgievieringen zo deel te nemen, dat zij daarin ook komen tot een oprecht gebed; zij helpen hen om, naargelang van een ieders genade en nood, tot een steeds vol-maaktere geest van gebed gedurende heel het leven te komen; en allen trachten zij te brengen tot de vervulling van de plichten van staat, de meer gevorderden onder hen tot de beoefening van de evan-gelische raden op een voor ieder aangepaste wijze. Zo ook voeden zij de gelovigen op om in hun hart met hymnen en geestelijke liederen te kunnen zingen voor de Heer, steeds vol dankbaarheid voor alles in naam van onze Heer Jezus Christus jegens onze God en Vader.40

Het lof- en dankgebed dat de priesters uitspreken in de eucharistieviering, verdelen zijzelf over de verschillende uren van de dag door het bidden van het goddelijk officie, waardoor zij in naam van de Kerkvoor heel het hun toevertrouwde volk, ja zelfs voor heel de wereld bidden tot God.

Het huis van gebed waarin de heilige eucharistie wordt gevierd en bewaard, waarin de gelovigen samenkomen en waarin de tegenwoordigheid van de Zoon van God, onze Verlosser, die voor ons op het altaar is geofferd, wordt vereerd tot hulp en troost van de gelovigen, moet er verzorgd uitzien en moet geschikt zijn voor het gebed en de heilige diensten.41 Daarin worden en de herders en de gelovigen uitgenodigd om met een dankbaar hart antwoord te geven op de gave van Hem die door zijn mensheid voortdurend het goddelijk leven doet uitstromen naar de ledematen van zijn

li-chaam.42 De priesters moeten zorg besteden aan een juiste beoefening van de liturgische wetenschap en kunst, opdat door hun liturgische bediening op steeds volmaaktere wijze door de hun toever-trouwde christelijke gemeenschappen de lof gezongen wordt van God, Vader, Zoon en Heilige Geest.

6. Terwijl de priesters het ambt van Christus, Hoofd en Herder, overeenkomstig hun aandeel in het gezag uitoefenen, brengen zij in naam van de bisschop het gezin van God als een tot eenheid be-zielde broederschap bijeen en leiden het door Christus in de Geest naar God de Vader.43 Evenals voor zijn andere taken wordt aan de priester voor de uitoefening van dit dienstwerk een geestelijke macht geschonken om op te bouwen.44 Bij de opbouw van de Kerk moeten de priesters echter naar het voorbeeld van de Heer in buitengewone menselijkheid met iedereen omgaan. En zij moeten niet volgens de gunst van de mensen,45 maar volgens de eisen van de geloofsleer en van het christelijke leven jegens hen optreden, terwijl zij hen onderrichten en als geliefde kinderen46 vermanen, over-eenkomstig het woord van de apostel: ‘Dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord, geef onderricht met groot geduld’ (2 Tim. 4,2).47

Als opvoeders in het geloof is het daarom de taak van de priesters er zelf of door anderen voor te zorgen, dat iedere gelovige in de Heilige Geest wordt gebracht tot ontplooiing van zijn eigen roe-ping, tot een oprechte en werkzame liefde en tot de vrijheid waartoe Christus ons heeft bevrijd.48 Plechtigheden, hoe mooi ook, of verenigingen, hoe bloeiend ze ook zijn, zullen weinig betekenen, als ze er niet op zijn gericht de mensen op te voeden tot een volwassen christendom.49 Om dit te bevorderen, moeten de priesters hen helpen om in alle grote en kleine gebeurtenissen te kunnen zien, wat van hen wordt gevraagd, wat de wil van God is. Ook moet aan de christenen worden ge-leerd, dat zij niet enkel voor zichzelf leven, maar dat een ieder de ontvangen genadegave overeen-komstig de eis van liefde in de nieuwe wet gebruikt ten bate van de ander.50 En zo moeten allen hun plicht in de mensengemeenschap op christelijke wijze volbrengen.

Ofschoon de priesters jegens iedereen verplichtingen hebben, worden hun toch op een bijzondere wijze de armen en zwakkeren aanbevolen, met wie de Heer zelf zich zo nauw verbonden toonde.51 De evangelieprediking aan hen is een teken van het werk van de Messias.52 Ook moeten zij met een bijzondere toeleg de jongeren begeleiden alsook de gehuwden en de ouders, voor wie het wenselijk is, dat zij in vriendschappelijke clubs bijeenkomen tot wederzijdse steun, om in het vaak harde le-ven met meer gemak en beter christelijk te handelen. Laten de priesters niet vergeten, dat alle man-nelijke en vrouwelijke religieuzen, juist omdat zij in het huis van God zo’n uitmuntende groep vor-men, bijzondere zorg verdienen met betrekking tot hun feestelijke vooruitgang ten bate van heel de Kerk. De grootste zorg moet tenslotte uitgaan naar de zieken en stervenden, door hen te bezoeken en in de Heer te sterken.53

Maar de taak van de herder is niet beperkt tot de zorg voor iedere gelovige afzonderlijk, doch strekt zich ook uit tot de vorming van een echte christelijke gemeenschap. Wil echter de gemeenschaps-geest op de juiste wijze worden beoefend, dan moet zij niet enkel de plaatselijke, maar ook de uni-versele Kerk omvatten. De plaatselijke gemeenschap moet niet alleen zorg dragen voor eigen gelo-vigen, maar, bezield door een missionaire ijver, de weg naar Christus voor alle mensen bereiden.

Speciaal echter worden haar de catechumenen en pasgedoopten aanbevolen, die stap voor stap moeten worden opgevoed tot het leren kennen en beoefenen van het christelijke leven.

Geen enkele christelijke gemeenschap wordt echter opgebouwd, als zij niet haar oorsprong en mid-delpunt heeft in de viering van de heilige eucharistie, van waaruit dus iedere opvoeding tot gemeen-schapsgeest een aanvang moet nemen.54 Wil deze viering oprecht en ideaal zijn, dan moet zij leiden tot de verschillende liefdewerken en tot wederzijdse hulpverlening, alsmede tot missionaire activi-teit en tot diverse vormen van christelijk getuigen.

Bovendien vervult de kerkelijke gemeenschap door de liefde, door gebed, door haar voorbeeld en werken van boetvaardigheid een waarachtig moederlijke taak tegenover de zielen die naar Christus moeten worden geleid. Want zij is het doeltreffende middel waardoor aan hen die nog niet geloven de weg naar Christus en naar zijn Kerk wordt gewezen of voor hen wordt geëffend, maar waardoor ook zij die reeds geloven, worden gestimuleerd, gevoed en gesterkt voor de geestelijke strijd.

Bij de opbouw echter van de christengemeenschap staan de priesters nooit in dienst van een of an-dere ideologie of menselijke partij, doch als verkondigers van de blijde boodschap en herders van de Kerk leggen zij zich toe op het bereiken van de geestelijke groei van het lichaam van Christus.

7. Alle priesters hebben samen met de bisschoppen zodanig deel aan een en hetzelfde priesterschap en dienstwerk van Christus, dat de eenheid van wijding en zending zelf hun hiërarchische gemeen-schap met het bisschopsambt eist.55 Zo nu en dan manifesteren zij die gemeenschap heel duidelijk in de liturgische concelebratie, waarin zij openlijk te kennen geven samen met de bisschop de eucha-ristische maaltijd te vieren.56 Omwille van de gave van de Heilige Geest die bij de heilige wijding aan de priesters is geschonken, moeten de bisschoppen hen dus als noodzakelijke medewerkers en raadgevers beschouwen in het dienstwerk en in de taak om het volk Gods te onderrichten, te heili-gen en te weiden.57 Dit wordt reeds vanaf de oudste tijden van de Kerk met nadruk in de liturgische documenten naar voren gebracht, als zij plechtig aan God vragen ‘de geest van genade en raad om met een zuiver hart het volk te helpen en te leiden’58 over de wijdeling uit te storten; zoals in de woestijn de geest van Moses werd uitgestort in de harten van de zeventig wijze mannen59 ‘die hij als zijn medewerkers gebruikte en met wie hij de ontelbare menigten onder het volk met gemak be-stuurde’.60 Om deze gemeenschap in hetzelfde priesterschap en dienstwerk moeten de bisschoppen de priesters dus als hun broeders en vrienden beschouwen61 en hun materieel maar bovenal ook geestelijk welzijn moet hun naar vermogen ter harte gaan. Want vooral op hen valt de zware last van de heiligheid van hun priesters terug:62 daarom moeten zij de hoogste zorg besteden aan een blijvende vorming van het priesterscollege.63 Zij moeten graag naar hen luisteren, hen zelfs raadple-gen en met hen alles bespreken wat betrekking heeft op de noden van het pastorale werk en op het welzijn van het bisdom. Wil dit echter resultaat hebben, dan moet er, aangepast aan de huidige no-den en omstandigheno-den,64 in een vorm en volgens normen die rechtens nog nader dienen te worden bepaald, een groep of senaat65 van priesters zijn die alle priesters vertegenwoordigen en die de bis-schop met raad en daad kan bijstaan in het bestuur van het bisdom.

De priesters moeten echter de volheid van het wijdingssacrament zoals de bisschoppen die bezitten

voor ogen houden en in hen het gezag van Christus, de hoogste Herder, eerbiedigen. Zij moeten dus in oprechte liefde en gehoorzaamheid aan de kant van hun bisschop staan.66 Deze priesterlijke ge-hoorzaamheid, geheel doordrongen van de geest van samenwerking, vindt zijn fundament in het deel hebben aan het bisschopsambt, dat door het wijdingssacrament en de canonieke zending aan de priesters wordt verleend.67

De eenheid van de priesters met de bisschop wordt in onze tijd des te meer vereist, omdat tegen-woordig de apostolische activiteiten om diverse redenen niet alleen veelvuldige vormen aannemen, maar ook omdat de grenzen van één parochie of bisdom moeten worden overschreden. Geen enkele priester kan dus op zichzelf of als het ware op zijn eentje zijn zending op bevredigende wijze ver-vullen, doch alleen in samenwerking met andere priesters onder leiding van hen die aan het hoofd staan van de Kerk.

8. Alle priesters, die door de wijding in het priesterlijk ambt zijn gesteld, staan met elkaar in verbin-ding door een intieme sacramentele broederschap; vooral echter vormen zij in het bisdom in dienst waarvan zij staan onder een eigen bisschop één priesterscollege. Want ofschoon zij voor diverse taken worden bestemd, bekleden zij toch één priesterlijk ambt ten bate van de mensen. Want alle priesters worden gezonden om samen te werken voor hetzelfde werk, of zij nu een parochiële of bovenparochiële bediening uitoefenen, of zij zich nu toeleggen op wetenschappelijk onderzoek of op de overdracht van de wetenschap, of ook handenarbeid verrichten, terwijl zij delen in het lot van de arbeiders zelf daar waar dit met goedkeuring van het bevoegde gezag dienstig lijkt, of tenslotte ook andere apostolaatswerken of op het apostolaat gerichte dingen verrichten. Allen werken samen voor één doel, namelijk de opbouw van het lichaam van Christus, hetgeen vooral in onze dagen een veelvoud van nieuwe taken en aanpassingen vraagt.

Vandaar is het van groot belang, dat alle priesters, diocesane of reguliere, elkaar helpen om steeds samen te werken voor de waarheid.68 Met de overige leden van dit priesterscollege moet dus ieder-een door bijzondere banden van apostolische liefde, bediening en broederschap verbonden zijn; wat reeds vanaf de oudste tijden liturgisch tot uiting komt, als de aanwezige priesters worden uitgeno-digd om samen met de wijdende bisschop hun handen op te leggen aan de nieuw verkorene en wan-neer zij eensgezind samen de heilige eucharistie vieren. Iedere priester afzonderlijk wordt dus met zijn medebroeders verenigd door de band van liefde, gebed en algehele samenwerking. Zó mani-festeert zich die eenheid die er naar de wil van Christus onder de zijnen zou moeten zijn, opdat de wereld wete, dat de Zoon is gezonden door de Vader.69

Daarom moeten de ouderen de jongeren werkelijk als broeders opnemen en hen bij de eerste acti-viteiten en moeilijkheden van het dienstwerk helpen; eveneens moeten zij zich moeite geven om hun mentaliteit, ook al verschilt deze van de hunne, te begrijpen en hun initiatieven met welwil-lendheid te volgen. Tegelijk moeten de jongeren eerbied hebben voor de leeftijd en de ervaring van de ouderen, hen raadplegen in alles wat de zielzorg aangaat en graag met hen samenwerken.

Geleid door een geest van broederschap, mogen de priesters de gastvrijheid niet vergeten,70 moeten zij de liefdadigheid beoefenen en een gemeenschap van goederen doorvoeren,71 vooral bezorgd om hen die ziek zijn, terneergeslagen, al te overladen met werk, eenzaam, uit hun vaderland verbannen en bezorgd om hen die vervolging te verduren hebben.72 Ook moeten zij graag en met vreugde sa-menkomen voor ontspanning, indachtig de woorden waarmee de Heer zelf de apostelen uitnodigde:

‘Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit’ (Mc. 6,31).

Willen de priesters bovendien in de beoefening van het geestelijke en intellectuele leven wederkerig steun vinden, willen zij in hun bediening des te beter kunnen samenwerken en kunnen ontkomen aan de gevaren van eenzaamheid die misschien naar boven koenen, dan moet een gemeenschappe-lijk leven of een of andere gemeenschap van leven worden bevorderd, die naargelang van de

Willen de priesters bovendien in de beoefening van het geestelijke en intellectuele leven wederkerig steun vinden, willen zij in hun bediening des te beter kunnen samenwerken en kunnen ontkomen aan de gevaren van eenzaamheid die misschien naar boven koenen, dan moet een gemeenschappe-lijk leven of een of andere gemeenschap van leven worden bevorderd, die naargelang van de