• No results found

CHRISTUS DOMINUS PLECHTIG UITGEVAARDIGD

HOOFDSTUK VI De vorming tot apostolaat

CHRISTUS DOMINUS PLECHTIG UITGEVAARDIGD

DOOR ZIJNE HEILIGHEID PAUS PAULUS VI OP 28 OKTOBER 1965

INLEIDING

1. Christus, de Heer, de Zoon van de levende God, is gekomen om zijn volk van zonden te verlos-sen1 en om alle mensen te heiligen. Zoals Hijzelf gezonden is door de Vader, zo heeft Hij op zijn beurt zijn apostelen gezonden.2 Hij heeft hen dan ook geheiligd door hun de Heilige Geest te schen

ken, opdat ook zij de Vader op aarde zouden verheerlijken en de mensen deelachtig zouden maken aan het heil, ‘tot opbouw van het Lichaam van Christus’ (Ef. 4,12), dat is de Kerk.

2. Binnen de Kerk van Christus komt krachtens goddelijke instelling de hoogste, volledige, recht-streekse en alles omvattende zielzorgelijke bevoegdheid toe aan de bisschop van Rome in diens kwaliteit van opvolger van Petrus, aan wie Christus zijn schapen en lammeren heeft toevertrouwd.

Als herder van alle gelovigen is hij ertoe gezonden om het gemeenschappelijk welzijn van heel de Kerk en het bijzonder welzijn van alle afzonderlijke kerken te behartigen. Daarom komt hem krachtens zijn ambt een voorrang toe in zeggenschap over alle plaatselijke kerken.

Ook de bisschoppen echter zijn aangesteld door de Heilige Geest en volgen als zielenherders de apostelen op.3 Zij zijn gezonden om in gemeenschap met de paus en onder diens gezagvolle leiding de eeuwen door het heilswerk te bestendigen van Christus, de eeuwige Herder.4 Christus heeft dan ook aan de apostelen en hun opvolgers de opdracht en tevens de bevoegdheid gegeven om alle vol-keren te onderrichten en om mensen te heiligen in de waarheid en herderlijk te leiden. Daarom zijn de bisschoppen door de Heilige Geest, die hun geschonken is, ware en authentieke leraren van het geloof, priesters en herders.5

3. Het bisschoppelijk ambt wordt verleend door de bisschopsconsecratie.6 Mede verantwoordelijk als zij zijn voor alle kerken, oefenen alle bisschoppen verenigd in een college of corps in gemeen-schap met de paus en onder diens gezagvolle leiding hun ambt als leraar en herder over heel de Kerk van God uit.

Ieder afzonderlijk oefenen zij hun ambt uit over de hun toegewezen delen van de Kerk van Christus, door ieder voor zich de zorg op zich te nemen voor de hem toevertrouwde plaatselijke kerk of door in sommige gevallen met enige bisschoppen samen voorzieningen te treffen voor bepaalde noden welke aan verschillende plaatselijke kerken gemeenschappelijk zijn.

Mede omdat de huidige samenleving een nieuwe vorm begint te krijgen,7 wil de heilige kerkverga-dering het herderlijk ambt van de bisschoppen nader omschrijven en bepaalt zij het volgende.

HOOFDSTUK I

Over de bisschoppen in hun verhouding tot heel de Kerk

4. Krachtens de sacramentele wijding en door de hiërarchische gemeenschap met hoofd en leden van het bisschoppencollege worden de bisschoppen leden van het bisschoppelijk corps.8 ‘De orde nu van de bisschoppen, die het college van apostelen in het leergezag en het herdersambt opvolgt, meer nog, waarin het corps van apostelen bestendig voortduurt, staat eveneens, wanneer zij in ge-meenschap met de paus van Rome als haar hoofd en nooit zonder dit hoofd, als subject van de hoogste en volledige macht over de gehele Kerk, doch kan deze macht niet zonder instemming van de paus van Rome uitoefenen’.9 Deze bevoegdheid wordt ‘op plechtige wijze in het oecumenisch concilie uitgeoefend’.10 Daarom beslist deze heilige kerkvergadering, dat aan alle bisschoppen die leden zijn van het bisschoppencollege het recht toekomt om aan een oecumenisch concilie deel te nemen.

‘Dezelfde collegiale macht kan samen met de .paus door de bisschoppen, ook als zij over de wereld verspreid zijn, worden uitgeoefend, mits het hoofd van het college hen tot een collegiale act uitno-digt, of tenminste de gezamenlijke handeling van de verspreide bisschoppen goedkeurt of vrij aan-vaardt, om er aldus een waarachtige collegiale act van te maken’.11

5. In de raad die bisschoppensynode12 genoemd wordt, verlenen bisschoppen, uit verschillende lan-den van de wereld daartoe gekozen, een bijzonder krachtdadige bijstand aan de opperherder van de Kerk. Dit geschiedt op manieren en om redenen die door de, bisschop van Rome reeds bepaald zijn of eventueel nog bepaald moeten worden. Daar deze synode geheel het katholieke episcopaat tot op zekere hoogte vertegenwoordigt, brengt zij tevens tot uitdrukking, dat alle bisschoppen die in hië-rarchische gemeenschap leven deel hebben aan de zorg voor de gehele Kerk.13

6. Als rechtmatige opvolgers van de apostelen en als leden van het bisschoppencollege dienen de bisschoppen steeds te beseffen, dat zij onderling nauw met elkaar verbonden zijn. Ook moeten zij uitdrukking geven aan een bezorgdheid voor het welzijn van alle kerken, daar ieder van hen krach-tens goddelijke instelling en krachkrach-tens hun apostolisch ambt samen met de andere bisschoppen borg staat voor de gehele Kerk.14 In het bijzonder moeten zij zorgzame aandacht besteden aan die gebie-den in de wereld waar het woord van God nog niet verkondigd is of waar de` christengelovigen vooral wegens het geringe aantal priesters gevaar lopen te vervreemden van de christelijke levens-weg of zelfs het geloof te verliezen.

Zij moeten zich daarom met alle krachten inspannen om hun gelovigen te inspireren tot grote steun en ijverige bevordering van evangelisatie- en apostolaatswerken. Bovendien dienen zij ervoor te zorgen, dat geschikte bedienaren van de heilsgeheimen en medewerkers, zowel van de zijde van de religieuzen als van de kant van de leken, worden opgeleid voor de missies en voor die gebieden waar een priestertekort is. Daarenboven moeten zij naar vermogen bevorderen, dat sommige van hun priesters naar bovengenoemde missiegebieden of bisdommen gaan om er voor heel hun leven of voor een bepaalde tijd de heilige bediening uit te oefenen. Bij de besteding van de kerkelijke goederen moeten de bisschoppen daarenboven voor ogen houden, dat zij niet alleen rekening moe-ten houden met de noden van het eigen bisdom, maar ook te letmoe-ten hebben op die van andere plaat-selijke kerken. Deze zijn immers delen van de ene Kerk van Christus. En wanneer andere bisdom-men of gebieden onder rampen gebukt gaan, zullen zij die naar vermogen moeten lenigen.

7. Heel in het bijzonder moeten de bisschoppen in broederlijke geest hun liefde wijden aan die bis-schoppen die om Christus’ naam te lijden hebben van laster en gebrek, in gevangenschap verkeren of hun ambt niet mogen uitoefenen. Hen moeten zij met een echte, broederlijke zorg omringen, zo-dat hun smarten dank zij het gebed en de hulp van hun medebroeders gelenigd en verzacht zullen worden.

8. a. In de hun toevertrouwde bisdommen komt aan de bisschoppen als opvolgers van de apostelen krachtens hun ambt die rechtstreekse, op eigen verantwoordelijkheid uit te oefenen bevoegdheid toe welke door de uitoefening van hun herderlijk ambt wordt geëist, zij het met volledig behoud van de bevoegdheid die de paus krachtens zijn ambt bezit om bepaalde gevallen aan zichzelf of aan een andere gezagsinstantie voor te behouden.

b. Iedere diocesane bisschop wordt de bevoegdheid gegeven om aan de gelovigen over wie hij rechtens gezag uitoefent in een afzonderlijk geval dispensatie te verlenen in het onderhouden van een algemeen kerkelijke wet, wanneer hij meent, dat dit ten goede komt aan hun geestelijk welzijn en het hoogste kerkelijk gezag geen bijzonder voorbehoud heeft gemaakt.

9. Bij de uitoefening van zijn hoogste, volledige en rechtstreekse bevoegdheid over heel de Kerk maakt de paus gebruik van de dicasteries van de Romeinse curie. Deze oefenen dan ook in zijn naam en gezag hun functie uit tot heil van de kerken en ten dienste van de geheiligde herders.

Het is de wens van de vaders van het heilig concilie, dat deze dicasteries, die immers een voortref-felijke hulp hebben verleend aan de paus en aan de herders van de Kerk, gereorganiseerd zullen worden overeenkomstig de behoeften van de eigen tijd en van de verschillende landen en ritussen.

Deze reorganisatie zal vooral betrekking moeten hebben op hun aantal, hun naam, hun bevoegd-heid, hun werkwijze en hun onderlinge samenwerking.15 Tevens verlangen de vaders, dat ook de taak van de pauselijke gezanten nader zal worden omschreven en wel op een wijze die rekening houdt met de herderlijke taak die de bisschoppen krachtens hun ambt te vervullen hebben.

10. Daar deze dicasteries zijn ingesteld voor het welzijn van heel de Kerk, wordt het ook wenselijk geacht, dat hun leden, hun functionarissen en consultoren zo mogelijk nog meer dan voorheen be-trokken worden uit verschillende delen van de Kerk, zodat de centrale instellingen of organen van de katholieke Kerk een werkelijk universeel karakter zullen vertonen. En hetzelfde geldt van de pauselijke gezanten.

Ook leeft het verlangen, dat onder de leden van de dicasteries enige, bij voorkeur diocesane, bis-schoppen worden opgenomen, daar die de wensen en noden van alle kerken vollediger aan de paus bekend kunnen maken.

Tenslotte houden de concilievaders het voor uiterst nuttig, dat deze dicasteries meer dan voorheen zullen gaan luisteren naar leken die uitmunten in deugd, in wetenschap en in ervaring, opdat ook zij de hun toekomende taak in kerkelijke aangelegenheden zullen kunnen gaan vervullen.

HOOFDSTUK II

Over de bisschoppen en hun verhouding tot de plaatselijke kerken of bisdommen 11. Een bisdom is een deel van het volk van God dat toevertrouwd is aan de herderlijke zorg van een bisschop en van diens priesterlijke medewerkers. In gemeenschap met zijn herder, die het bis-dom door evangelieverkondiging en door viering van de eucharistie in de Heilige Geest samen-brengt, vormt het een plaatselijke kerk waarin de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk van Christus waarlijk aanwezig is en zich uitwerkt.

De afzonderlijke bisschoppen aan wie een deel van de Kerk is toevertrouwd, weiden krachtens hun ambt op eigen verantwoordelijkheid rechtstreeks hun schapen in de naam van de Heer. Zij doen dit door onder de gezagvolle leiding van de paus het ambt van. leraren, heiligen en besturen over hen uit te oefenen. Zij moeten daarbij echter de rechten eerbiedigen die rechtens aan patriarchen of aan andere hiërarchische gezagsdragers toekomen.16

Hun apostolisch ambt moeten de bisschoppen zo uitoefenen, dat zij zich daarbij gedragen als getui-gen van Christus voor alle mensen. Daarom hebben zij niet alleen zorg te dragetui-gen voor hen die de opperherder reeds volgen, maar moeten zij van ganser harte ook toegewijde aandacht schenken aan hen die op een of andere wijze van de weg van de waarheid zijn afgedwaald of het evangelie en diens heilzaam mededogen nog niet hebben leren kennen, opdat aldus uiteindelijk allen zullen wan-delen ‘in alle goedheid, gerechtigheid en waarheid’ (Ef. 5,9).

12. Bij de uitoefening van hun leraarsambt ofwel als leraars dienen de bisschoppen de blijde bood-schap van Christus aan de mensen te verkondigen. Onder de voornaamste taken van de bisschoppen staat deze voorop.17 In kracht van de Geest moeten zij de mensen tot geloven oproepen of het reeds aanwezig levend geloven versterken. Zij moeten hun het gehele Christusgeheim voorhouden, d.w.z.

al die waarheden waaromtrent onwetendheid een onkunde omtrent Christus insluit. Ook moeten zij de weg bekendmaken die volgens goddelijke openbaring voert tot verheerlijking van God en juist daarom ook leidt naar de verwerving van het eeuwig geluk.18

Bovendien moeten zij laten zien, hoe volgens het plan van God, de Schepper, ook de aardse werke-lijkheden en de menselijke instellingen op het heil van de mensen betrokken zijn, zodat deze niet onbelangrijk kunnen bijdragen tot de opbouw van het lichaam van Christus.

Daarom moeten zij de mensen voorhouden, welk een hoge waardering volgens de leer van de Kerk moet worden toegekend aan de menselijke persoon, aan diens vrijheid en diens lichamelijk leven:

aan het gezin met zijn eenheid en hechtheid en aan het voortbrengen en opvoeden van kinderen; aan de burgerlijke samenleving met haar wetten en haar functies; aan de arbeid en aan de vrije tijd; aan de kunsten en aan de technische uitvindingen; aan de armoede en aan de welvaart. Daarbij zullen zij de manieren moeten aangeven waarop de zo uiterst belangrijke vragen omtrent bezit, vermeerdering en juiste verdeling van de stoffelijke goederen, omtrent vrede en oorlog, omtrent de broederlijke samenleving van de volkeren een oplossing kunnen vinden.19

13. De christelijke leer moet gebracht worden op een wijze die is aangepast aan de eigentijdse be-hoeften en daarom beantwoordt aan de moeilijkheden en vragen welke de mensen het meest bezwa-ren en beangstigen. Dezelfde leer moet echter ook beveiligd worden. Daarom moeten de gelovigen zo onderricht worden, dat zij deze leer zelf kunnen verdedigen en verbreiden. Bij het doorgeven van de christelijke leer moeten de bisschoppen de moederlijke zorg tot’ uitdrukking brengen welke de Kerk voor alle mensen, ongelovigen evengoed als gelovigen, heeft. En met heel bijzondere zorg moeten zij de armen en de zwakken omringen, omdat de Heer hen tot deze mensen gezonden heeft ter verkondiging van de blijde boodschap.

Omdat de Kerk tot taak heeft in gesprek te komen met de menselijke gemeenschap te midden waar-van zij leeft,20 zijn het allereerst de bisschoppen die naar de mensen moeten gaan om in gesprek met

hen te komen en dit gesprek op gang te brengen. Willen in deze gesprekken over het heil de waar-heid en het inzicht steeds verbonden zijn met de liefde, dan zullen zij zo gevoerd moeten worden, dat duidelijkheid van zegging erin samengaat met nederigheid en zachtmoedigheid. Ook zullen zij moeten geschieden in gepaste voorzichtigheid die gepaard gaat met vertrouwen. Want dit bevordert de vriendschap en is daarom in staat een geestesgemeenschap tot stand te brengen.21

Bij het verkondigen van de christelijke leer moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de verschillende middelen die in de huidige tijd ter beschikking staan. Dat zijn allereerst de preek en het catechetisch onderricht, die immers altijd op de eerst plaats komen. Maar ook zijn dat: het uit-eenzetten van de leer op scholen, op universiteiten, in conferenties en in allerlei soorten van samen-komsten: de verspreiding van de leer door openbare verklaringen bij gelegenheid van sommige ge-beurtenissen en door middel van de pers en van de verschillende sociale communicatiemiddelen, die immers voor de verkondiging van het evangelie zeer zeker moeten worden benut.22

14. Daar het catechetisch onderricht erop is gericht om door een belichting van de leer het geloof van de mensen te doen uitgroeien tot een levend, bewust en werkdadig geloof, moeten de bisschpen ervoor zorgen, dat dit onderricht nauwgezet wordt gegeven, zowel aan kinderen als aan de op-groeiende jeugd, zowel aan volwassenen als aan jongeren. Ook moeten zij erop toezien, dat daarbij een juiste volgorde en een juiste methode worden gevolgd, passend niet alleen bij de te behandelen stof maar ook bij de aard, het bevattingsvermogen, de leeftijd en de levensomstandigheden van de toehoorders. Dit onderricht zal bovendien moeten steunen op de Heilige Schrift, de traditie, de li-turgie en op het leergezag en het leven van de Kerk. Daarenboven dienen zij er maatregelen voor te treffen, dat de catecheten goed op hun taak worden voorbereid, zodat zij de leer van de Kerk terde-ge leren kennen en zich zowel theoretisch als praktisch de psychologische wetten en de pedagogi-sche vakkennis eigen zullen maken.

Ook moeten zij zich beijveren om het onderricht aan volwassen catechumenen in ere te herstellen of beter aan de tijd aan te passen.

15. Bij de uitvoering van hun heiligingstaak moeten de bisschoppen bedenken, dat zij uit de mensen genomen zijn en voor de mensen zijn aangesteld ten behoeve van hun verhouding tot God, om ga-ven en offers op te dragen voor de zonden. Zij hebben immers de volheid van het wijdingssacra-ment ontvangen. Van hen zijn in de uitoefening van hun bevoegdheid afhankelijk zowel de pries-ters, die zelf tot ware priesters van het Nieuwe Verbond zijn gewijd om zorgzame medewerkers te kunnen zijn van de orde van de bisschoppen, alsook de diakens, die tot dienstbetoon zijn gewijd en in gemeenschap met de bisschop en diens priesters dienstbaar zijn aan het volk van God. De bis-schoppen zijn dan ook de voornaamste bedienaren van Gods geheimenissen alsook degenen die in de hun toevertrouwde kerk geheel het liturgisch leven regelen, bevorderen en waakzaam begelei-den.23

Daarom moeten zij er zonder ophouden naar streven, dat de christengelovigen door de viering van de eucharistie het paalgeheim steeds beter leren kennen en beleven, zodat zij in de eenheid van de liefde voor Christus één nauw verbonden lichaam gaan vormen.24 ‘Terwijl zij zichzelf zullen blijven wijden aan het gebed en de bediening van het woord’ (Hand. 6,4), moeten zij zich ervoor inzetten, dat allen die aan hun zorg zijn toevertrouwd in eensgezindheid samen bidden25 en door het ontvan-gen van de sacramenten toenemen in ontvan-genade en zich gedraontvan-gen als trouwe getuiontvan-gen van de Heer.

Als vervolmakers moeten de bisschoppen zich beijveren om de heiligheid te bevorderen van hun geestelijkheid; van religieuzen en van leken, en wel overeenkomstig ieders eigen bijzondere roe-ping.26 Daarbij moeten zij bedenken, dat zijzelf een voorbeeld van heiligheid dienen te geven in betoon van liefde, van nederigheid en van levenseenvoud. De hun toevertrouwde kerken moeten zij zodanig heiligen, dat daarin het geloofsgevoelen van de ene algemene Kerk zich in volle luister gaat openbaren. Met het oog daarop zullen zij ook de roeping tot het priesterschap en tot de religieuze staat zo sterk mogelijk moeten bevorderen en daarbij bijzondere aandacht moeten besteden aan de roeping tot missionaris.

16. Bij de uitoefening van hun taak als vader en als herder behoren de bisschoppen zich te midden van hun gelovigen te gedragen als dienaren,27 als goede herders die hun eigen schapen kennen en op hun beurt door hen ook gekend worden, als echte vaders ook die uitmunten in liefdevolle en zorg

zame gezindheid jegens allen, zodat ieder zich gaarne onderwerpt aan het gezag dat hun door God is geschonken. Heel de hun als een familie toevertrouwde kudde moeten zij zo samenbrengen en vormen, dat allen in het volle besef van hun verplichtingen in gemeenschap van liefde .leven en werken.

Om dit met vrucht te kunnen bereiken, moeten de bisschoppen, ‘voor elk goed werk geschikt’ (2 Tim. 2,21) en ‘bereid alles te verdragen, ter wille van de uitverkorenen’ (2 Tim. 2,10), hun eigen leven zo inrichten, dat dit in overeenstemming is met de eisen van de tijd.

De bisschoppen dienen de priesters steeds met een bijzondere liefde te omringen, omdat dezen de-len in hun taak en zorg, die zij in hun dagelijks werk zo volijverig ten uitvoer brengen. Zij moeten hen als zonen en vrienden behandelen.28 Daarom behoren zij bereid te zijn om naar hen te luisteren en vertrouwelijk met hen om te gaan, daar dit heel de zielzorg van geheel het bisdom ten goede

De bisschoppen dienen de priesters steeds met een bijzondere liefde te omringen, omdat dezen de-len in hun taak en zorg, die zij in hun dagelijks werk zo volijverig ten uitvoer brengen. Zij moeten hen als zonen en vrienden behandelen.28 Daarom behoren zij bereid te zijn om naar hen te luisteren en vertrouwelijk met hen om te gaan, daar dit heel de zielzorg van geheel het bisdom ten goede