• No results found

Dat de fiscale uitkomst van het handelen van belastingplichtigen niet langer te vertrouwen is voor hen, beaamt Caminada.222 Het lijkt dan ook zeer onwaarschijnlijk dat het huidige stelsel voldoet aan de voorwaarden die Stevens aan de deugdelijkheid stelt: eerlijkheid, eenvoud, effectiviteit en efficiency.223

In de laatste jaren zijn er allerhande opties (in de literatuur) aangedragen ter vereenvoudiging, ter afstemming en ter vergroting van de transparantie van het stelsel. Deze paragraaf noemt een aantal van deze opties. Echter zullen sec de, mogelijk voor dit hoofdstuk, relevante opties worden besproken. De invloed op non-fiscale beleidsterreinen zal niet worden besproken.

Om te beginnen het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel. Zij draagt de volgende opties aan: Het verlagen van de arbeidskorting en daarbij inbegrepen het afschaffen van het afbouwpercentage. |

220 Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, 31 935, nr. 36.

221 Wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen.

222 ‘Digitale NOB-Belastingpoort over ons belastingstelsel na corona: Hoe moet het straks?’, nob.net 1 juli 2020.

223 ‘Digitale NOB-Belastingpoort over ons belastingstelsel na corona: Hoe moet het straks?’, nob.net 1 juli 2020.

51 Het verwerken van de afbouw van de algemene heffingskorting in de tarieven en schijven. | De

arbeidskorting niet langer afbouwen, maar het verhogen van het statutaire tarief in de voormalig derde en vierde schijf. | Het omzetten van aftrekposten in heffingskortingen (o.a. om doorwerking aftrekposten in toeslag te beëindigen). | Het afschaffen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. | Het

afbouwpunt van de algemene heffingskorting verhogen.224

Het CPB, dat het ‘kansrijk belastingbeleid’ uiteenzette, kwam tot de conclusie dat het stelsel, ten laste van de doelmatig- en uitvoerbaarheid, complex is geworden.225 Zij draagt in het kader de volgende

beleidsopties aan: Het invoeren van een vlaktaks (uniform belastingtarief) met of zonder

inkomenscompensatie. | Het hanteren van een 60%-toptarief vanaf € 150.000. | Het niet langer afbouwen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. | Het heffen van belasting op basis van een splitsingsstelsel (het gezamenlijk belastbaar inkomen voor 50% toekennen aan iedere partner). Dit is niet per definitie eenvoudiger op zichzelf, maar verbetert de afstemming tussen inkomstenbelasting en toeslagen. | Het afbouwpunt van het kindgebonden budget verhogen. | De kinderopvangtoeslag

afhankelijk maken van het inkomen van de minsterverdienende partner. | Gratis kinderopvang voor twee dagen per week, daarenboven kinderopvangtoeslag voor iedere ouder. | Het gelijktrekken van de

vermogensgrenzen voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. | Het verzamelinkomen vóór aftrekposten leidend maken voor het toetsingsinkomen.226

Het IBO (deel 1 & 2) naar de mogelijkheden van en voor het Nederlandse toeslagenstel, overweegt eveneens een aantal hoofdopties (beleidsvarianten, exclusief sub-opties): Het inkomen en vermogen van twee jaren eerder laten gelden voor het toetsingsinkomen en de vermogenstoets. | Het vergroten van de hulp vanuit de overheid. | Eenvoudigere toeslagen op grond van aanwezige informatie (hiermee

inbegrepen standaardisatie van een aantal parameters). | Een maandelijkse toekenning en vaststelling van toeslagen op basis van maandinkomen. | De afschaffing van het toeslagstelsel als gevolg van het loslaten van haar doelstellingen. | Het integreren van de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden budget naar één basisbehoeftentoeslag. | Het integreren van de toeslagen in de inkomstenbelasting. | Het (compleet) inkomensafhankelijk maken van toeslagen en laten verrekenen in de inkomsten- c.q.

loonbelasting. | De afschaffing van het toeslagenstelsel in ruil voor een vaste uitkering per gezin.227

224 Ministerie van Financiën, Belasten van inkomsten in Box 1, mei 2020.

225 CPB (Lejour e.a.), Kansrijk belastingbeleid, april 2020.

226 CPB (Lejour e.a.), Kansrijk belastingbeleid, april 2020.

227 Ministerie van Financiën, IBO Toeslagen Deelonderzoek 1 - Eenvoud of maatwerk: Uitruilen binnen het bestaande toeslagenstelsel, oktober 2019; Ministerie van Financiën, IBO Toeslagen Deelonderzoek 2 - Eenvoud of maatwerk: Alternatieven voor het bestaande toeslagenstelsel, januari 2020.

52 Koot en Gielen deden onderzoek naar de mogelijke vereenvoudigingen van de inkomensafhankelijke regelingen. Zij concludeerden dat toeslagen met hetzelfde afbouwpunt en afbouwtraject, uniformering van de vermogenstoetsen en de afschaffing van de inkomensafhankelijkheid van de algemene

heffingskorting, haalbaar zijn met beperkte herverdelende effecten. Hierbij niet inbegrepen de kinderopvang toeslag.228

De term fiscalisering valt ook regelmatig in de literatuur. Zo achten Stevens en Lejour de fiscalisering van de premie volksverzekeringen een aannemelijke optie. Dit werkt enerzijds vereenvoudigend en anderzijds werkt het verstorende progressieverschijnselen weg.229

Een terechte kanttekening bij gewenste vereenvoudiging is dat deze tweeledig is. Voor de Belastingdienst is het daarbij van belang dat maatregelen te controleren en te handhaven zijn. Voor belastingplichtigen, daarentegen, is het belangrijk dat zij de regelgeving begrijpen, de administratie kunnen voeren, aangiften juist kunnen invullen en zorg kunnen dragen voor toeslag gerelateerde zaken.230

Paragraaf 4.4 Conclusie

Sinds de introductie van de huidige Wet IB is er haast voor alle huishoudens een vorm van tegemoetkoming ontstaan. Een interessante ontwikkeling hieraan is dat de maximumbedragen ouderenkorting en arbeidskorting verdrievoudigd en bijna verzevenvoudigd (resp.) zijn. Verdere financiële bijstand voor huishoudens met kinderen zijn ook flink toegenomen. Dit allen is gefinancierd door belastingtarieven stapsgewijs te verhogen, zonder derving van overheidsopbrengsten en zonder grote wijziging van de inkomensverdeling.231

Duidelijk is in ieder geval dat het huidige stelsel van inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en toeslagen complex is vormgegeven. Dit hoofdstuk is ingegaan op de uitingen van deze complexiteit en op de componenten welke hieraan bijdragen. Eveneens heeft het een aantal geopperde

vereenvoudigingsopties opgesomd. Dit allen heeft zich beperkt tot de afbakening van het onderzoek.

Specifieke grondslagbepalingen binnen de inkomstenbelasting zijn daarbij niet besproken.

228 Koot & Gielen 2019.

229 Stevens & Lejour 2016, p. 142-144.

230 CPB (Lejour e.a.), Kansrijk belastingbeleid, april 2020.

231 Caminada & Goudswaard 2019.

53 In dit hoofdstuk is gebleken dat met name de inkomensafhankelijkheid van de heffingskortingen en toeslagen afbreuk doet aan de transparantie, en daarmee de eenvoud van het stelsel. Complexe

regelgeving zorgt voor onbegrip en beperkt het zicht op de fiscale uitkomst van arbeidskeuzes. Bovendien kan dit de moraal van belastingplichtigen en toeslaggerechtigden aantasten. Hier zijn het niet adequaat beramen van beleidskeuzes enerzijds en het voorop laten staan van (inkomens)politieke voorkeuren anderzijds, schuldig aan. In het verleden opgedane ratio’s (zoals de tegemoetkoming in arbeidskosten) worden mogelijk onterecht vastgehouden doordat deze niet verwezenlijkt kunnen worden in het huidige stelsel. Bijgevolg van de complexiteit is een gebrekkige aansluiting tussen de inkomstenbelasting en de inkomensondersteunende maatregelen. De keerzijde hiervan is de strijdigheid met onder meer het draagkracht- en leefvormneutraliteitsbeginsel.

Ondanks het groot aantal aangedragen vereenvoudigingsopties staat een grondige herziening van het stelsel van inkomstenbelasting, premie volksverzekering en toeslagen nog niet gepland.

54 Hoofdstuk 5 De empirische relatie tussen progressiviteit en complexiteit

Uit voorgaand literatuuronderzoek is gebleken dat progressiviteit in verhouding staat tot complexiteit. Dit blijkt voornamelijk uit de manier waarop progressiviteit in het stelsel wordt beoogd te bereiken. De complexiteit die onder meer ontstaat als gevolg van deze insteek, leidt ertoe dat in bepaalde situaties voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden het zicht op netto-inkomensveranderingen te niet is gegaan.

Met de nadruk op de perceptie van belastingplichtigen en op basis van verzamelde data, onderzoekt dit hoofdstuk die relatie empirisch. Na een inleiding van het onderwerp, zal de methodiek worden

uiteengezet. De resultaten, haar implicaties en tekortkomingen zullen daarna volgen.232

Paragraaf 5.1 Inleiding

Met ruim twaalf jaar politieke ervaring omschreef Wouter Bos, voormalig minister van Financiën, dat stiekeme solidariteit eerder geslikt zou worden dan transparante solidariteit.233 Dit noopt naar inzicht in de percepties van belastingplichtigen en toeslaggerechtigden, zeker wanneer er geopperd zou worden dat men hier dankbaar gebruik van zou kunnen maken.234

Er is immers bekend dat percepties van burgers een rol kunnen spelen in fiscaal beleid. Zo beraamde gedragswetenschapper Erich Kirchler het Slippery-Slope framework. Dit model acht samenwerken én machtstoepassing noodzakelijk voor een optimale verdeling tussen vertrouwen in de Belastingdienst en macht van de Belastingdienst.235 Van Steenbergen voegde daar aan toe dat de perceptie van

belastingplichtigen cruciaal is voor de bereidwilligheid om wet- en regelgeving op te volgen. Dit

beschouwt hij dan ook als een bruikbaar inzicht om fiscaal compliant gedrag te creëren. Kortgezegd houdt het in dat het gevoel van rechtvaardigheid (in procedures), het vertrouwen in het optreden van (en het instituut) de Belastingdienst doet vergroten. Het vergroten van dergelijk vertrouwen legt

belastingplichtigen toe om het instituut te aanvaarden (als legitiem). Op haar beurt leidt dit weer tot de intentie en de daadwerkelijke uitvoering van fiscaal compliant gedrag.236 De juridische legitimiteit, daarentegen, ziet op het handelen van de overheid van de Belastingdienst overeenkomstig wet- en regelgeving.237

232 Statistische informatie volgt uit Field 2009.

233 W. Bos, ‘Stiekeme solidariteit wordt eerder geslikt dan transparante solidariteit’, volkskrant.nl 10 januari 2013.

234 W. Bos, ‘Stiekeme solidariteit wordt eerder geslikt dan transparante solidariteit’, volkskrant.nl 10 januari 2013.

235 Van Steenbergen 2013.

236 Van Steenbergen 2013.

237 Van Hulten, WFR 2012/1707.

55 Gribnau acht belastingen bij uitstek een moreel fenomeen.238 Legitimiteit en vertrouwen zijn

doorslaggevend voor belastingheffing. Hieraan voegt hij toe dat belastingen zich goed lenen voor multidisciplinair onderzoek.239 Dit onderzoek sluit zich bij deze mogelijkheid aan.

De percepties van belastingplichtigen en (potentieel) toeslaggerechtigden kunnen om deze redenen dan ook bijstaan in de vorming van (fiscaal)beleid. Dat wil zeggen dat onderzoek implicaties kan hebben voor ontwikkeling van wet- en regelgeving, maar ook voor handhavingsbeleid. Het doel dat hiervoor gesteld is, is het in kaart brengen van de associatie tussen het ervaren van progressiviteit en complexiteit in het stelsel.

De woorden van Van Steenbergen als waarheid aannemend, zou inzet op specifieke of algemene onderdelen van de vormgeving kunnen leiden tot het vergroten van het gevoel van rechtvaardigheid.

Hieruit volgt niet direct een praktisch script, maar mogelijk wel richtlijnen voor (her)vormingen of nader onderzoek. Deze kunnen primair betrekking hebben op de progressiviteit en de complexiteit, maar mogelijk ook op andere domeinen, zoals het gevoel van eerlijkheid en het hebben van voldoende kennis en inzicht in het stelsel.

Wijlen psycholoog, theoloog, pedagoog en hoogleraar Waterink (1890-1966) veronderstelde halverwege de twintigste eeuw al een relatie tussen psychologie en belastingen. Hij stelde dat het egoïsme van

belastingbetalers afneemt, naargelang zij meer inzicht krijgt in de zin van haar belastingafdracht. Wel stelt hij dat, wil men iets kunnen zeggen over de psychologie van de belastingbetaler, als één type persoon, er moet worden verondersteld dat ervaringen van belastingbetalers bij benadering overeenkomstig zijn in het leven.240

Paragraaf 5.1.1 Hypothesen

Volgens hoofdstuk 3 is het toeslagenstelsel cruciaal voor het bestaan van de progressiviteit van het stelsel.

Daarbij komt dat toeslagen veelal een inkomensondersteunende werking hebben en complex vormgeven zijn (zie hoofdstuk 4). Om die reden is het denkbaar dat toeslag-ontvangers een ander oordeel vormen over de progressiviteit en de complexiteit van het stelsel, dan niet toeslag-ontvangers.

Een billijke bijdrage van belastingplichtigen kan worden bereikt door belastingheffing met een bijdrage aan een eerlijke verdeling van rijkdom. Ook het respect voor de draagkracht van iedere belastingplichtige

238 Gribnau 2013, p. 111.

239 Van Hulten, WFR 2012/1707.

240 Bosman, WFR 1953/229.

56 is daarvoor van belang.241 Gegeven de reeds bestaande progressieve heffing, blijkt dat belastingplichtigen grotendeels (51%) een positief of neutraal beeld hebben over de eerlijkheid van het stelsel, terwijl 62%

van hen het stelsel als niet eenvoudig omschrijft.242 Een complex stelsel zou zelfs kunnen leiden tot een gevoel van willekeur.243

Eerlijkheid vormt een voorwaarde voor een deugdelijk belastingstelsel (zie paragraaf 4.3). Daarbij komt dat een progressieve heffing op het inkomen een breed gedragen toepassing van het draagkrachtbeginsel vormt (zie hoofdstuk 3) en dat eenvoud van het stelsel gewenst is (zie hoofdstuk 4). Vanuit deze

gedachten is het denkbaar dat het gevoel van eerlijkheid een construct vormt welke ten grondslag ligt aan het beeld over de progressiviteit (positief) en de complexiteit (negatief) van het stelsel.

Naast eerlijkheid, vormt efficiency een voorwaarde voor een deugdelijk belastingstelsel (zie paragraaf 4.3). Dit behelst dat het stelsel ‘zo makkelijk mogelijk’ ingericht moet worden.244 Het ligt voor de hand om te verwachten dat het hebben van kennis over het stelsel een positief construct vormt voor het oordeel over de progressiviteit van het stelsel. Uit hoofdstuk 3 blijkt immers dat het stelsel progressief is

vormgegeven. Aanvankelijk gaat dezelfde gedachte op voor het oordeel over de complexiteit van het stelsel. De verwachting is dat relatief grotere kennis van het stelsel zal leiden tot meer inzicht in wet- en regelgeving, waarmee het stelsel relatief minder eenvoudig beoordeeld zal worden. Uit hoofdstuk 4 blijkt immers dat het stelsel complex is vormgegeven. Ondanks dat de variabelen tegengesteld waren, werd een vergelijkbaar verband gevonden met geïnterviewden wie verstand achtten te hebben van toeslagen (kennis), omdat puur het aanvraagproces eenvoudig is (complexiteit).245

In dit onderzoek is uitdrukkelijk naar voor gekomen dat het stelsel complex is. De uitingen van deze complexiteit hebben ertoe geleid dat belastingplichtigen het zicht op de fiscale uitkomst van bruto-inkomensveranderingen veelal verloren zijn. Naar verwachting zal een inschatting van de

netto-inkomensverandering (op basis van persoonlijke situatie) dan ook leiden tot een grote spreiding tussen de inschattingen die belastingplichtigen maken.

241 Van Apeldoorn, Gribnau & Verbeek, WFR 2015/93.

242 Blauw Research, Belastingonderzoek onder Nederlanders, maart 2020.

243 Ministerie van Financiën, IBO Toeslagen Deelonderzoek 1 - Eenvoud of maatwerk: Uitruilen binnen het bestaande toeslagenstelsel, oktober 2019.

244 ‘Digitale NOB-Belastingpoort over ons belastingstelsel na corona: Hoe moet het straks?’, nob.net 1 juli 2020.

245 Ministerie van Financiën, IBO Toeslagen Deelonderzoek 1 - Eenvoud of maatwerk: Uitruilen binnen het bestaande toeslagenstelsel, oktober 2019.

57 Met inachtneming van de voor het onderzoeksdoel relevante uitgangspunten, zijn de volgende hypothesen opgesteld:

1. Toeslag-ontvangers246 oordelen, ten opzichte van niet toeslag-ontvangers, verschillend over progressiviteit en complexiteit in het stelsel.

2. Het gevoel van eerlijkheid in het stelsel hangt positief samen met het oordeel van progressiviteit, maar negatief met het oordeel van complexiteit.

3. Het hebben van kennis over het stelsel hangt zowel positief samen met het oordeel van progressiviteit als met het oordeel van complexiteit.

4. Er bestaat een grote spreiding tussen de inschatting die personen maken van hun netto-inkomensverandering bij een bruto-inkomensstijging.

Paragraaf 5.2 Methode Participanten en procedure

Voor dit onderzoek is er een vragenlijst opgesteld. Participanten zijn geworven door middel van een (hyper)link naar deze vragenlijst met een begeleidende tekst. Deze werd verstuurd en verspreid via WhatsApp, Facebook, LinkIn en e-mail. Deze tekst bevatte de voorwaarde dat er louter een beroep werd gedaan op respondenten met loon, een uitkering of pensioen uit een (vroegere) dienstbetrekking.

Zodoende is de steekproef tot stand gekomen op een gecombineerde wijze van random (willekeurig) en purposive (doelgericht) selecteren.

Doordat participanten zijn geworven in de periode van 12 juli tot en met 14 augustus 2020 en zij niet gevraagd zijn om de vragenlijst later nog eens in te vullen, betreft het onderzoek een cross-sectioneel design.

De vragenlijst was louter digitaal in te vullen via het platform Qualtrics. De vragenlijst was dusdanig vormgegeven dat participanten niet de mogelijkheid hadden om vragen over te slaan. Naar schatting duurde het invullen van de vragenlijst gemiddeld drie tot vijf minuten.

Metingen

De eigenhandig opgestelde vragenlijst bevatte naast het bevragen van een aantal demografische

kenmerken, zes items. Omdat een aantal van de genoemde termen hierin arbitrair of onbekend (konden) zijn, verscheen waar nodig een voorbehoud. Participanten moesten bij de eerste vijf items aangeven in welke mate zij het eens waren met de stelling of in welke mate hun situatie overeenkomt met de stelling.

Dit gebeurde op vijf-punts schalen waarbij 1 betekende ‘Helemaal niet mee eens / van toepassing’ en

246 In dit hoofdstuk wordt gesproken over toeslag-ontvangers, omdat participanten mogelijkerwijs toeslag ontvangen, maar niet toeslaggerechtigd zijn.

58 waarbij 5 betekende ‘Helemaal mee eens / van toepassing’. Derhalve was er sprake van een ordinaal meetniveau bij deze items. Omdat de items ieder poogden verschillende onderwerpen (zie analyses) te meten, is er geen maat aan de interne consistentie (betrouwbaarheid) van de vragenlijst gegeven.

1. Voor de toepassing van deze vragenlijst is een progressieve belasting, een belasting waarbij het gemiddelde belastingtarief stijgt naarmate het inkomen toeneemt.

‘Het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen is progressief.’

2. ‘Ik heb vertrouwen dat het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen een eerlijk stelsel is.’

3. ‘Ik heb voldoende kennis van het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen om zelfstandig voor mijn fiscale- en toeslagafhankelijke zaken zorg te dragen.’

4. ‘Ik heb voldoende kennis van het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen om over mijn positie binnen dit stelsel te oordelen.’

N.B. met het oordelen over de positie wordt bedoeld dat u op de hoogte bent van de belasting(en) waaraan uw inkomen onderhevig is, het inkomen dat betrokken wordt in deze belasting(en) en wat de relevante gegevens zijn om uw (recht op) toeslagen te bepalen.

5. Voor de toepassing van deze vragenlijst is een complex stelsel, een stelsel van

inkomstenbelasting en toeslagen waarbij u bij een inkomensverandering niet eenvoudig kunt stellen wat u daar netto op voor- of achteruit gaat.

‘Het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen is complex.’

6. Op uw bruto inkomen worden loonheffingen ingehouden. Bovendien kan een inkomensverandering invloed hebben op uw (recht op) toeslagen.

Stel, u ontvangt een bruto inkomensstijging van € 100 per maand. Dit heeft invloed op uw inkomen. In welke mate, uit te drukken in een positief of negatief bedrag, denkt u dat uw netto-maandinkomen verandert als gevolg van deze bruto inkomensstijging?

N.B. voor een inkomensdaling kunt u een minteken plaatsen.

59 Voorafgaand aan de vragenlijst werd een check uitgevoerd of de (potentiele) participant inderdaad loon, een uitkering of pensioen uit een (vroegere) dienstbetrekking ontving. Bij het negatief beantwoorden van deze vraag werd de vragenlijst meteen afgesloten, zodat deze persoon ook niet verder deel kon nemen aan het onderzoek.

Tezamen met de demografische kenmerken pogen de vragenlijst items, de hypothesen te bevestigen.

Hierbij geldt dat hypothese 1 wordt onderzocht met het al dan niet zijn van toeslag-ontvanger en items 1 en 5. Hypothese 2 zal worden onderzocht door items 1, 2 en 5, waar hypothese 3 door items 1, 3, 4 en 5 wordt bestudeerd. Hypothese 4 zal op basis van item 6 worden geanalyseerd.

Analyses

Versie 25 van SPSS (IBM) is gebruikt om de data te analyseren. Deze items representeerden ieder een variabele, welke achtereenvolgens genoemd werden (1) oordeel progressiviteit, (2) gevoel eerlijkheid, (3) kennis om zorg te dragen, (4) kennis om te oordelen, (5) oordeel complexiteit en (6) inschatting

inkomensverandering. Met name de variabelen oordeel progressiviteit en oordeel complexiteit zijn enigszins abstract. Hiermee wordt gedoeld op het beeld dat participanten hebben over de progressiviteit en de complexiteit van het stelsel.

De items van de variabelen kennis om zorg te dragen en kennis om te oordelen, zouden beoordeeld kunnen worden als nagenoeg hetzelfde (gezichtsvaliditeit). De correlatie tussen deze twee was bovendien sterk (r= 0,784; p = 0,00; N= 109). Om deze reden zijn deze twee samengevoegd tot één variabele genaamd ‘kennis’. Een gecombineerde score van 2 betekende ‘Helemaal niet van toepassing’ en een 10 betekende ‘Helemaal van toepassing’.

De inschatting inkomensverandering betrof een absolute schatting, is afhankelijk van persoonlijke situaties en zegt bovendien weinig over iemands perceptie. De variabele zal naast een weergave van het gemiddelde, het minimum- en maximum, de modus en een standaarddeviatie, dan ook niet verder geanalyseerd worden.

Tussen de overige variabelen zal de Pearson’s correlatiecoëfficiënt worden weergeven. Deze wordt geïnterpreteerd aan de hand van Cohens richtsnoeren.247 Independent-samples T-testen zullen moeten uitwijzen of het gemiddelde in het oordeel over de progressiviteit en over de complexiteit verschilt tussen toeslagontvangers en niet-toeslagontvangers. Om de directe effecten van gevoel eerlijkheid en kennis op oordeel progressiviteit en op oordeel complexiteit te onderzoeken, zullen er twee meervoudige, lineaire regressieanalyses uitgevoerd worden. Hierbij zullen oordeel progressiviteit en oordeel complexiteit als

247 Cohen 1988.

60 afhankelijke variabelen worden behandeld. Het Alpha-niveau voor de analyses zal in beginsel 0,05 betreffen, tenzij anders vermeld.

Paragraaf 5.3 Resultaten en discussie Resultaten

Door listwise uitsluiting, resteerden er 109 participanten. Hiervan was 63,3% man (N= 69) en 36,7%

vrouw (N= 40). Meer dan de helft van de participanten bevond zich in de leeftijdscategorie 21 tot en met 30 jaar (N= 60). Van de participanten ontvingen 42,2% één of meerdere toeslagen (N= 46). Bovendien waren 56 van de 109 (51,4%) participanten (voormalig) fiscalist, accountant of had een vergelijkbare functie. Met 36 participanten was de groep met als hoogst genoten en afgeronde opleidingsniveau een universitaire Master, het best vertegenwoordigd. Het gevolg voor de representativiteit van relatief hoge

vrouw (N= 40). Meer dan de helft van de participanten bevond zich in de leeftijdscategorie 21 tot en met 30 jaar (N= 60). Van de participanten ontvingen 42,2% één of meerdere toeslagen (N= 46). Bovendien waren 56 van de 109 (51,4%) participanten (voormalig) fiscalist, accountant of had een vergelijkbare functie. Met 36 participanten was de groep met als hoogst genoten en afgeronde opleidingsniveau een universitaire Master, het best vertegenwoordigd. Het gevolg voor de representativiteit van relatief hoge