• No results found

Informatiebeheer

In document Arbeidsreglement Stad Geel (pagina 12-0)

TITEL II. DEONTOLOGIE

HOOFDSTUK 4 Informatiebeheer

De wet van 8 december 1992 voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens, het uitvoeringsbesluit van 13 februari 2001 en van 17 december 2003 en het aanvullend wettelijk kader, zijn van toepassing. De werknemer houdt zich aan de bepalingen van het raadsbesluit van 3 februari 2014.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 13 van 101

HOOFDSTUK 5 Communicatie

Afdeling 1. Spreekrecht

Artikel 45.

§ 1. De werknemer heeft principieel spreekrecht tegenover derden over feiten waarvan hij kennis heeft door zijn ambt, en in een aantal gevallen heeft hij ook spreekplicht.

§ 2. Elke werknemer heeft het recht om met collega's, chefs en medewerkers informatie uit te wisselen, ideeën te toetsen en zijn standpunt te verdedigen.

§3. Elke werknemer heeft het recht om burgers op eigen initiatief informatie te geven. In contacten met burgers en leveranciers vertegenwoordigt de werknemer het bestuur en beperkt hij zich tot duidelijke en neutrale informatie over de feiten.

§4. De werknemer heeft het recht om zijn persoonlijk standpunt te vertolken, mondeling, in een publicatie, voordracht of op een andere manier. De werknemer heeft ook het recht om tegenover derden zijn politieke overtuiging te uiten en om kritiek te geven op de overheid, maar moet dan wel steeds duidelijk maken dat hij in eigen naam spreekt.

Artikel 46.

Bij de uitoefening van het spreekrecht respecteert de werknemer de volgende gedragsnormen:

1° Hij geeft de informatie correct, volledig en objectief en zoveel mogelijk proactief.;

2° Hij omschrijft juridische, administratieve of technische begrippen indien nodig in een taal die voor iedereen begrijpelijk is;

3° Hij maakt steeds een duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen;

4° Hij verwijst zoveel mogelijk naar schriftelijke bronnen zoals de wetgeving, een reglement of een beslissing.

Artikel 47.

De werknemer maakt met voorbehoud gebruik van zijn spreekrecht; dit betekent dat zijn gebruik van het spreekrecht de waardigheid van het ambt of het vertrouwen van het publiek in het bestuur niet mag schaden.

Afdeling 2. Spreekplicht

Artikel 48.

Als een burger informatie vraagt, dan is het de plicht van de werknemer om die informatie te bezorgen en toe te lichten.

De werknemer heeft de plicht om informatie uit te wisselen met collega's, oversten en medewerkers om bij te dragen tot een goede werking van de organisatie en evenwichtige beslissingen.

De werknemer antwoordt adequaat, in een zo kort mogelijk tijdsbestek en professioneel op alle vragen van de burger en van de bestuursleden.

Als de werknemer merkt dat hij voor een integer en professioneel antwoord op de vraag expertise mist, dan moet hij de hij eigen verantwoordelijkheid opnemen om dit bij te werken via de aanwezige instrumenten zoals de beschikbare informatie of een beroep doen op de expertise van collega’s of de leidinggevende.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 14 van 101 Artikel 49.

Als de werknemer onregelmatigheden vaststelt, dan moet hij onmiddellijk zijn diensthoofd hiervan op de hoogte stellen. Een onregelmatigheid is een nalatigheid, misbruik of misdrijf.

De werknemer moet nalatigheden en fouten zo snel mogelijk corrigeren en ze meteen rapporteren aan de hiërarchische lijn om bijsturing van processen en opvolging van de werknemer mogelijk te maken.

Als het diensthoofd niet op de melding reageert of als er kans is dat het diensthoofd zelf bij de feiten betrokken is, dan moet de werknemer de secretaris verwittigen. Als er kans is dat de secretaris zelf bij de feiten betrokken is, dan moet de werknemer het bestuur verwittigen.

Als de werknemer alle interne mogelijkheden om onregelmatigheden te melden uitgeput heeft en op basis van gegronde redenen vermoedt of vaststelt dat zijn hiërarchische lijn hem zal verbieden of verhinderen om misdrijven bekend te maken, en dan brengt hij rechtstreeks de procureur des Konings op de hoogte. De contactgegevens zijn als bijlage 1 bij dit reglement gevoegd.

Artikel 50.

De secretaris onderzoekt de gemelde onregelmatigheid. Hij gaat na of de melding ontvankelijk en gegrond is.

Een melding is ontvankelijk als de lokale overheid bevoegd is om op te treden. Is dat niet het geval, dan geeft de secretaris de melding door aan de bevoegde instantie.

Als de melding ontvankelijk is, dan onderzoekt de secretaris of de melding gegrond is. Een melding is gegrond als na onderzoek blijkt dat er feiten gepleegd zijn.

Na afloop van het onderzoek deelt de secretaris de werknemer die de onregelmatigheid gemeld heeft mee of zijn melding al dan niet ontvankelijk en al dan niet gegrond was.

Artikel 51.

De werknemer kan, buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen zijn aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken sanctie, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekendmaakt.

De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.

Als het bestuur tijdens de beschermingsperiode in een periode van een jaar die volgt op een melding een sanctie neemt tegenover de werknemer die een feit gemeld heeft, dan moet hij in de motivering duidelijk aangeven dat er geen verband is tussen de sanctie en de melding van de onregelmatigheid.

Afdeling 3. Geheimhoudingsplicht (discretie)

Artikel 52.

Onder voorbehoud van de toepassing van de regelgeving over openbaarheid van bestuur is het voor werknemers verboden feiten bekend te maken die te maken hebben met:

1° de veiligheid van het land;

2° de bescherming van de openbare orde;

3° de financiële belangen van de overheid;

4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 15 van 101 5° het medisch geheim;

6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;

7° het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen.

Het is voor werknemers verboden feiten bekend te maken als dat een inbreuk vormt op de rechten en de vrijheden van de burger, vooral dan op het privéleven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om de gegevens die op haar of hem betrekking hebben, openbaar te maken.

Dit artikel geldt ook voor werknemers die hun ambt hebben beëindigd.

Artikel 53.

De geheimhoudingsplicht is ondergeschikt aan grondwettelijke, wettelijke of decretale bepalingen die de werknemer tot spreken verplicht, bijvoorbeeld als de werknemer voor de rechtbank moet getuigen.

Afdeling 4. Contact met collega's

Artikel 54.

De werknemer is loyaal tegenover zijn collega’s. Hij streeft naar open dialoog en samenwerking.

Artikel 55.

De werknemer helpt zijn collega's. Bij de afwezigheid van de collega's neemt hij in samenspraak met de directe leidinggevende de taken van hen over die noodzakelijk zijn voor de goede gang van zaken, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de hiërarchische lijn.

Artikel 56.

De directe leidinggevende zorgt ervoor dat hij aanspreekbaar en bereikbaar is voor zijn

medewerkers, dat hij de voeling met het werk behoudt en dat de medewerkers op de juiste plaats en conform hun capaciteiten worden ingezet.

Hij geeft zijn medewerkers de nodige middelen om de taken te kunnen uitvoeren.

Hij evalueert zijn medewerkers op een objectieve manier.

Artikel 57.

De leidinggevende en de werknemer dragen bij tot een positieve werksfeer, werken samen in een open en vriendelijke sfeer en voorkomen gedrag dat een positieve werksfeer in de weg staat.

Artikel 58.

Bij een informatievraag van een collega binnen of buiten de eigen afdeling, zal de werknemer snel en zonder uitzonderingen alle relevante informatie bezorgen en geen gegevens achterhouden.

Afdeling 5. Contacten met de burger

Artikel 59.

De werknemer is hoffelijk bij burgercontacten en handelt dossiers efficiënt, professioneel en binnen de opgelegde termijn af.

Hij geeft in zijn contacten met burgers correcte, volledige en objectieve informatie. Hij zorgt voor een professioneel imago door bekwaamheid en initiatief te tonen.

De werknemer is burgers behulpzaam bij administratieve formaliteiten en verwijst hen door naar de juiste persoon of afdeling als hij hen zelf niet kan helpen.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 16 van 101 Artikel 60.

In alle correspondentie met burgers vermeldt de werknemer zijn naam, functie en contactgegevens.

Artikel 61.

De werknemer gebruikt een duidelijke en correcte taal.

Afdeling 6. Contacten met de pers

Artikel 62. Woordvoerder

§1. In principe voert alleen de vertegenwoordiging van het bestuur het woord bij contact met de pers: burgemeester, voorzitter of functionele schepen.

§2. Bij afwezigheid van een vertegenwoordiging van het bestuur kunnen secretaris of diensthoofd het woordvoerderschap tijdelijk opnemen.

Artikel 63. Persmomenten

Persmomenten verlopen via de ambtenaar die bevoegd is voor de persmomenten.

Voor bepaalde toelichtingen zal deze ambtenaar doorverwijzen naar de burgemeester, de voorzitter, de functionele schepen of het aangeduide functionele diensthoofd.

Artikel 64. Contactname

§1. Werknemers nemen niet uit eigen beweging contact op met de pers over dienstaangelegenheden.

§2. Bij contactname door de pers over dienstaangelegenheden reageren werknemers nooit zonder de bevoegde ambtenaar of een vertegenwoordiger van het bestuur zoals bepaald in artikel 64 op de hoogte te stellen.

§3. De prerogatieven van het KB van 28 september 1984 tot uitvoering van de Wet van 1974 die de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel regelt, zijn van toepassing.

Afdeling 7. Elektronische communicatie

Artikel 65.

De deontologie is ook van toepassing op de elektronische communicatie en de elektronische verwerking van gegevens.

Afdeling 8. Representatie

Artikel 66.

De werknemer kan het lokaal bestuur op beurzen, voordrachten, informatievergaderingen en andere evenementen vertegenwoordigen na uitdrukkelijk toestemming van de secretaris. Bij deze

opdrachten vertegenwoordigt de werknemer het standpunt van het bestuur.

TITEL III. DE ARBEIDSTIJD HOOFDSTUK 1 Begrippen

Artikel 67. Arbeidstijd

De arbeidstijd is de tijd dat de werknemer werkt of ter beschikking staat van het bestuur.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 17 van 101 Artikel 68. Standaardtijd

De standaardtijd is het gemiddeld aantal uren per dag dat de werknemer moet presteren om het weektotaal te halen.

Artikel 69. Dagdeel

Een dagdeel is een halve werkdag met een standaardtijd van 3:48 uur.

Artikel 70. Dagrooster

Het dagrooster bevat het overzicht van de momenten waarop de werknemer arbeid moet leveren en wanneer er mogelijkheid tot pauze is.

Artikel 71. Werkplan

Een werkplan bestaat uit meerdere dagroosters die elkaar volgens een vooraf bepaalde cyclus opvolgen.

Artikel 72. Stamtijd

De stamtijd is de tijd dat de werknemer in de flexibele arbeidstijd verplicht aanwezig is om te werken.

Artikel 73. Servicetijd

Servicetijd is de tijd waarbinnen de dienstverlening beschikbaar moet zijn via spontaan bezoek of afspraak.

Artikel 74. Dienstverzekering

Dienstverzekering is de periode dat de dienst een minimale service moet verzorgen door aanwezigheid van minstens één werknemer op de toegewezen werkplek.

Artikel 75. Toegewezen werkplek

De toegewezen werkplek is de plaats waar de werknemer zijn werk uitvoert.

Artikel 76. Glijtijd

Glijtijd is de tijd waarbinnen de werknemer binnen de flexibele arbeidstijd het begin en einde van de arbeidstijd vrij kan kiezen binnen de grenzen die dit reglement bepaalt en rekening houdend met de werking van de dienst.

Artikel 77. Overuur

Een overuur is een uitzonderlijke prestatie die op verzoek van de directe leidinggevende geleverd wordt bovenop de uren die een werknemer op weekbasis moet presteren op grond van zijn werkplan.

Artikel 78. Inhaalrust

Inhaalrust is het verlof dat ontstaat uit onregelmatige prestaties die bepaald zijn in titel 8, hoofdstuk 4 van de rechtspositieregeling, afdeling I en II: overuren, toeslagen, verstoring.

Artikel 79. Dienstvrijstelling

Dienstvrijstelling is de toestemming om geen arbeidsprestaties te leveren om de redenen en binnen de voorwaarden die de rechtspositieregeling bepaalt.

Artikel 80. Brugdag

Een brugdag is een sluitingsdag die aansluit op een feestdag en een vrij weekend.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 18 van 101 Artikel 81. Inactiviteitsdag

Een inactiviteitsdag is een dag dat de werknemer niet moet komen werken door de arbeidstijdregeling die op hem van toepassing is.

Artikel 82. Dienstreis

Dienstreis is de verplaatsing van de woonplaats of de standplaats naar een vooraf bepaalde bestemming in opdracht of op uitnodiging van de leidinggevende van de werknemer.

Artikel 83. Standplaats

De standplaats in de plaats waar de werknemer zijn arbeid uitvoert.

Artikel 84. Reistijd

Reistijd is de reële tijd die de werknemer nodig heeft om vanaf zijn standplaats of zijn woonplaats naar een vooraf bepaalde bestemming in opdracht of op uitnodiging van de leidinggevende van de werknemer te geraken en terug.

Artikel 85. Vormingstijd

Vormingstijd is de tijd die de werknemer besteed aan de vormingsactiviteit.

Artikel 86. Directe leidinggevende

De directe leidinggevende is de persoon die als eerste in de hiërarchische lijn leiding geeft aan een andere persoon of een groep van personen.

HOOFDSTUK 2 Algemene bepalingen arbeidstijd Afdeling 1. Arbeidstijd

Artikel 87. Basis

§1. De arbeidstijd bedraagt gemiddeld 38 uur per week.

§2. Een arbeidsweek loopt gemiddeld over 5 arbeidsdagen. Voor elk tijdvak van 7 dagen is er een ononderbroken minimum rusttijd van 35 uur.

§3. De maximum dagprestatie bedraagt 11 uur.

§4. De minimum dagprestatie bedraagt 2 uur voor prestaties binnen het werkplan.

§5. Tussen twee dagroosters in het werkplan moet er minimum 11 uur rust zijn.

§6. Voor de werknemer die deeltijds werkt, is de wekelijkse arbeidstijd volgens de prestatiebreuk aangepast.

§7. De standaardtijd bedraagt 7:36 uur voor een hele werkdag en 3:48 uur voor een halve werkdag.

De waarde van de standaardtijd wordt geregistreerd bij elke afwezigheid. Bij de vaste arbeidstijd kan standaardtijd anders verdeeld zijn over het werkplan voor de organisatie van dienstverlening.

Artikel 88. Uitzondering minimum dagprestaties

De diensten die door de aard van hun werkzaamheden taken hebben die systematisch minder dan twee uur duren, kunnen in het werkplan prestaties voorzien van meer dan een uur en minder dan twee uur.

De lijst van deze diensten is als bijlage 2 bij dit reglement gevoegd.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 19 van 101 Artikel 89. Dienstreis

De tijd die nodig is om een dienstreis te maken, wordt als arbeidstijd beschouwd. Dat kan de tijd zijn die nodig is om de verplaatsing standplaats - bestemming te maken of de tijd die nodig is om de verplaatsing woonplaats - bestemming te maken.

De tijd die het gunstigste is voor het bestuur wordt toegekend als arbeidstijd.

Artikel 90. Arbeidstijd buiten de toegewezen werkplek

§1. De tijd die nodig is om deel te nemen aan werkgerelateerde activiteiten in opdracht van het bestuur buiten de toegewezen werkplek, wordt als arbeidstijd beschouwd.

§2. De tijd die nodig is om vorming te volgen, kan als arbeidstijd beschouwd worden. Hiervoor gelden de bepalingen uit de rechtspositieregeling over vorming.

§3. De tijd die het gunstigste is voor het bestuur wordt toegekend als arbeidstijd.

Afdeling 2. Arbeidstijdregelingen

Artikel 91. Principe

De arbeidstijdregeling moet afgestemd zijn op de organisatie van de dienstverlening.

Artikel 92. Basisstelsels

Er zijn twee stelsels van arbeidstijd:

- De vaste arbeidstijd is een arbeidstijd waarbij de begin- en einduren van de arbeidstijd vastliggen.

- De flexibele arbeidstijd is een arbeidstijd waarbij de begin- en einduren van de arbeidstijd vrij te kiezen zijn binnen vooraf bepaalde grenzen, rekening houdend met het dienstbelang.

Artikel 93. Thuiswerk

Thuiswerk is een vorm van organisatie en uitvoering van het werk waarbij de werknemer

werkzaamheden buiten de bedrijfslocatie uitvoert die ook op de standplaats zouden kunnen worden uitgevoerd. Dit kan in de woning van de werknemer of in een andere door hem gekozen plaats zijn.

Artikel 94. Telewerk

Telewerk is thuiswerk dat mogelijk is door informatie- en communicatietechnologie.

Artikel 95. Permanentie

Permanentie is de periode dat de werknemer zich buiten het normale werkplan ter beschikking houdt voor interventies. Dit wordt niet beschouwd als arbeidstijd.

Artikel 96. Kleine flexibiliteit

Kleine flexibiliteit is een vorm van werkorganisatie die geregeld is volgens artikel 20bis van de arbeidswet van 16/3/1971.

Artikel 97. Zelfroosteren

Zelfroosteren is een vorm van arbeidsorganisatie waarbij de werknemer binnen vooraf bepaalde grenzen zelf zijn werkplan kan samenstellen waarbij het werkaanbod leidend blijft.

De leidinggevende stemt de noden van werkgever en werknemer af.

Afdeling 3. Werkplannen

Artikel 98. Werkplan

Een werkplan bestaat uit een aaneenschakeling van dagroosters.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 20 van 101 Artikel 99. Dagroosterwissel

Een dagroosterwissel is het vervangen van een dagrooster door een ander dagrooster van het werkplan.

Artikel 100.

Binnen de basisstelsels zijn er twee soorten werkplannen:

- het vast werkplan is een werkplan dat niet verandert;

- het variabel werkplan is een werkplan dat verandert afhankelijk van de noden van de dienst.

Artikel 101. Volgende arbeidstijdregelingen zijn van toepassing op de diensten:

- de vaste arbeidstijd met vast werkplan;

- de vaste arbeidstijd met variabel werkplan;

- de flexibele arbeidstijd met vast werkplan;

- de flexibele arbeidstijd met variabel werkplan.

- Deze arbeidstijdregelingen kunnen aangevuld worden met thuiswerk, telewerk en permanentie.

- De lijst van diensten en hun arbeidstijdregeling is als bijlage 3 bijgevoegd.

Artikel 102.

De werknemer in loopbaanonderbreking, vrijwillige vierdagenweek en halftijds vervroegde uittreding, verlof voor deeltijdse prestaties, krijgt een werkplan met gelijke dagdelen: 3:48 en/of 7:36. Bij de vaste arbeidstijd kan standaardtijd anders verdeeld zijn over het werkplan voor de organisatie van dienstverlening.

Artikel 103. Meedelen werkplan

De directe leidinggevende geeft het vaste werkplan aan de werknemer bij zijn indiensttreding.

De directe leidinggevende geeft het variabele maandwerkplan uiterlijk drie weken voor het begin ervan aan de werknemer.

Artikel 104. Tijdstip en duur van de pauze

§1. Per 6 uur arbeidstijd wordt een verplichte pauze van 30 minuten toegekend. Deze rust¬tijd geldt niet als arbeidstijd.

§2. De werknemer neemt deze verplichte pauze volgens zijn werkplan.

Artikel 105. Prestaties buiten het werkplan

De aanwezigheden buiten het werkplan zijn geen arbeidsprestaties, tenzij er een uitdruk¬kelijke opdracht is van de directe leidinggevende.

HOOFDSTUK 3 Methoden van arbeidsorganisatie Afdeling 1. De vaste arbeidstijd

Artikel 106.

De werknemer in de vaste arbeidstijd moet werken op de momenten die zijn werkplan bepaalt.

Artikel 107. Plusminteller

§1. De regelmatige prestaties die 38 uur per week overschrijden of niet bereiken binnen het systeem van de vaste arbeidstijd met variabel werkplan, komen in een plusminteller.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 21 van 101

§2. De arbeidstijd die te veel gepresteerd wordt, vormt een positief saldo. De arbeidstijd die te weinig gepresteerd wordt, vormt een negatief saldo. De leidinggevende zorgt in de planning voor het wegwerken van deze saldi.

Afdeling 2. De flexibele arbeidstijd

Artikel 108. Beperking

De werknemer kan werken tijdens de glijtijden en moet werken tijdens de stamtijden. Afwezigheid tijdens de stamtijd moet gerechtvaardigd zijn door een vorm van afwezigheid.

Artikel 109. Plusminteller

§1. De regelmatige prestaties die 38 uur per week overschrijden of niet bereiken binnen het systeem van de variabele arbeidstijd met vast of variabel werkplan, komen in een plusminteller.

§2. De arbeidstijd die te veel gepresteerd wordt, vormt een positief saldo. De arbeidstijd die te weinig gepresteerd wordt, vormt een negatief saldo. Het saldo kan weggewerkt worden in de glijtijd.

§3. Twee keer per jaar mag het positieve saldo niet groter zijn dan 38 uur en het negatieve saldo niet groter zijn dan 15:12 uur. Voor de werknemer die deeltijds werkt, worden de saldi aangepast volgens de prestatiebreuk.

Artikel 110. controlemomenten

De controlemomenten zijn 1 april en 1 november, uitgezonderd voor de jeugddienst, de sportdienst en het archief.

De controlemomenten zijn 1 december en 1 juni voor de jeugddienst.

De controlemomenten zijn 1 mei en 1 oktober voor de sportdienst.

De controlemomenten zijn 1 maart en 1 september voor het archief.

Artikel 111. Negatief saldo

Het negatieve saldo dat groter is dan 15:12 uur wordt bij het controlemoment aangezuiverd met hele of halve dagen van het vakantieverlof (jaarlijkse vakantie of aanvullende vakantie) tot -15:12 uur. Als de werknemer zijn verlof uitgeput is, dan wordt het negatieve saldo verrekend met onbetaalde vakantie, in hele of halve dagen.

Artikel 112. Positief saldo

Het positieve saldo dat groter is dan 38 uur bij het controlemoment, vervalt en wordt niet overgedragen naar de volgende periode.

Afdeling 3. Zelfroosteren

Artikel 113. Wie

De werknemers die in aanmerking komen voor zelfroosteren, zijn aangeduid in de lijst van diensten en hun arbeidstijdregeling als bijlage 3.

Artikel 114. De wensfase

De werknemer krijgt een week de tijd om zijn werkplan voor een volgende periode in het systeem in

De werknemer krijgt een week de tijd om zijn werkplan voor een volgende periode in het systeem in

In document Arbeidsreglement Stad Geel (pagina 12-0)