• No results found

TITEL VIII. GEZONDHEID, VEILIGHEID EN WELZIJN OP HET WERK

HOOFDSTUK 3 Drugs

Artikel 269. drugs

Drugs zijn stoffen die het denken, voelen en waarnemen van de werknemer beïnvloeden zoals verdovende middelen, opwekkende middelen, middelen die het bewustzijn veranderen en

stimulerende middelen met hallucinogene effecten. Alcohol en medicatie die hetzelfde effect heeft, hoort hier ook bij. Uitgangspunten

Artikel 270.

Misbruik van drugs leidt tot verminderd functioneren van werknemers, een daling van de efficiëntie en de kwaliteit van de dienstverlening en vormt een bedreiging voor de veiligheid en het welzijn van werknemers en burgers en is daarom onverenigbaar met de missie van het lokaal bestuur zoals omschreven in artikel 11.

Artikel 271.

Een werknemer die drugs gebruikt is niet werkbekwaam en moet voor het herstarten bewijs van drugstop kunnen voorleggen. Voor functies waarvoor rijbewijs noodzakelijk is, is wettelijke herkeuring door CARA noodzakelijk.

Artikel 272.

Werkhervatting en ondersteunend beleid worden ingezet als beloning voor volgehouden inspanning.

Geïntegreerd in de werkhervatting wil het bestuur een haalbare kans op herstel bieden. Het bestuur verwacht ook een ernstige inzet van de werknemer om aan dit herstel te werken.

Artikel 273.

Preventie en ondersteunend beleid worden gerealiseerd via een driesporenbeleid dat zal uitgewerkt worden in een dynamisch drugbeleidsplan:

- de organisatie bewustmaken van de gevolgen van misbruik van drugs;

- zoveel mogelijk moeilijkheden bij werkhervatting voorkomen en kansen bieden tot herstel binnen de mogelijkheden van organisatie. De organisatie ontwikkelt systemen ter

ondersteuning in haar beleid die niet medisch of sociaal zijn, maar gericht op aangepaste en ondersteunende maatregelen in arbeid;

- sanctioneren als dat nodig is.

Onderafdeling 1 - Bewustmaken Artikel 274.

Het bestuur maakt het onderwerp bespreekbaar door sensibilisering via de eigen interne media, bekendmaking van de contactgegevens van de bedrijfsarts, de contactgegevens van de hulpverlening en via het vormingsaanbod.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 49 van 101 Onderafdeling 2 - Voorkomen en kansen bieden tot herstel

Artikel 275.

Het bestuur wil werknemers die denken dat ze een probleem hebben, ondersteunen om er iets aan te doen. Het initiatief kan zowel genomen worden door de werknemer als door het bestuur.

Artikel 276. Initiatief werknemer

§1. De werknemer maakt een afspraak bij de bedrijfsarts of bij de hulpverlening. De contactgegevens zijn opgenomen in Titel XIII inlichtingen.

§2. De werknemer zoekt hulp bij de huisarts. De huisarts neemt contact met de bedrijfsarts om deze actie mee te ondersteunen.

Artikel 277. Initiatief bestuur bij de situatie waar de directe leidinggevende disfunctie vaststelt en gebruik of misbruik vermoedt

§1. Als de leidinggevende vaststelt dat een werknemer slecht functioneert en daarbij gebruik of misbruik van drugs vermoedt, dan organiseert hij een functioneringsgesprek waarin hij zijn vermoeden bespreekt en de beleidslijn toelicht.

§2. De leidinggevende stuurt een kopie van het verslag naar de personeelsdienst met de vraag deze werknemer te laten opvolgen door de bedrijfsarts. De personeelsdienst meldt deze actie aan de bedrijfsarts en maakt een afspraak voor opvolging door de bedrijfsarts. De personeelsdienst bezorgt ook een kopie van het verslag aan de werknemer voor zijn huisarts.

§3. De leidinggevende volgt de situatie op en nodigt de werknemer op aanwijzing van de bedrijfsarts uit voor een tweede functioneringsgesprek. Hij stuurt een kopie van dit verslag naar de

personeelsdienst, met de melding dat de situatie opgevolgd wordt (blijft arbeidsonbekwaam), verbeterd is (kan werk hervatten) ofwel met de melding dat er moet opgetreden worden. In het derde geval geeft de personeelsdienst het dossier aan de secretaris. (zie sanctioneren)

Artikel 278. Initiatief bestuur bij de situatie waar dringend optreden noodzakelijk is (acuut)

§1. De leidinggevende stelt disfunctie vast als de werknemer taken heeft waarbij zijn eigen veiligheid of die van anderen bedreigd is of wanneer er een inbreuk is op andere regelgeving

(verkeerswetgeving).

§2. Als de leidinggevende disfunctie vaststelt, geeft hij de werknemer een andere taak.

§3. Als de werknemer niet meer in staat is om een andere taak uit te voeren, verwijdert het diensthoofd de werknemer van de werkvloer volgens de geldende procedure.

Artikel 279.

§1. Zowel in geval van artikel 277 als artikel 278 brengt de leidinggevende de personeelsdienst op de hoogte van de actie die hij of zijn diensthoofd genomen heeft. De personeelsdienst meldt deze actie aan de bedrijfsarts en maakt een afspraak voor opvolging bij de bedrijfsarts.

§2. Op de eerstvolgende werkdag voert de leidinggevende een functioneringsgesprek met de werknemer waarin hij de situatie bespreekt en de hulpmiddelen die het bestuur kan aan bieden, aanreikt. Hulpmiddelen zijn arbeidsgebonden in de mate van het mogelijke en worden uitgewerkt en bijgewerkt volgens het beleid. De leidinggevende stuurt een kopie van het verslag naar de

personeelsdienst.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 50 van 101 Onderafdeling 3 - Sanctioneren

Artikel 280. Sanctioneren

De secretaris kan in het kader van drugbeleid sanctioneren zoals voorzien in Titel V en Titel VII van dit reglement. Sanctioneren is mogelijk:

- Als er geen resultaat is na de preventieve aanpak (na twee functioneringsgesprekken over het onderwerp);

- Als de veiligheid of het welzijn van de collega's of van derden bedreigd is;

- Als de kwaliteitsvolle dienstverlening of de efficiënte organisatie bedreigd is;

- Als de werknemer wettelijke bepalingen overtreedt zoals bij openbare dronkenschap. Hierbij kan ook de politie bijkomende vaststellingen doen.

Afdeling 2. Gedragscode drugs

Artikel 281.

§1. De werknemer brengt geen drugs mee naar het werk en gebruikt ze niet tijdens de diensturen.

§2. De werknemer vertoont op het werk nooit uiterlijke kentekenen van disfunctioneren als gevolg van druggebruik.

§3. De werknemer bestuurt geen voertuig onder invloed van drugs wanneer het verkeersreglement dit verbiedt.

§4. De werknemer bestuurt geen machines onder invloed van drugs.

§5. De werknemer werkt mee aan een oplossing voor zijn probleem of aan een doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening.

§6. De werknemer draagt zorg voor collega’s met een drugprobleem door de leidinggevende te verwittigen wanneer een collega uiterlijke kentekenen van drugs.

Afdeling 3. Roken

Artikel 282.

De wet van 22 december 2009 over een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek en voor de bescherming van werknemers tegen tabaksrook is van toepassing. Hierdoor is het verboden te roken in openbare gebouwen en op de werkplaats en in dienstvoertuigen.

Het bestuur voorziet geen rooklokaal.

Het bestuur streeft naar een volledig rookvrij bedrijf en kadert daarin sensibilisatie en bewustmakingscampagnes.

HOOFDSTUK 4 Maatregelen om de werknemers te beschermen tegen psychosociale risico’s op het werk waaronder stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk

Afdeling 1. Begrippen

Artikel 283. Psychosociale risico’s op het werk

Een psychosociaal risico op het werk is de kans dat een of meerdere werknemers psychische schade ondervinden die al dan niet gepaard kan gaan met lichamelijke schade, ten gevolge van blootstelling aan de elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 51 van 101 arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk, waarop de werkgever een impact heeft en die objectief een gevaar inhouden.

Artikel 284. Geweld op het werk

Geweld op het werk is elke feitelijkheid waarbij een persoon psychisch of fysiek wordt bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk.

Artikel 285. Pesterijen op het werk

Pesterijen op het werk zijn een onrechtmatig geheel van meerdere, gelijkaardige of uiteenlopende gedragingen, buiten of binnen de onderneming, die plaats hebben gedurende een bepaalde tijd, die tot doel of gevolg hebben dat de persoonlijkheid, waardigheid of fysieke of psychische integriteit van een werknemer (of gelijkgestelde persoon) bij de uitvoering van zijn werk wordt aangetast, dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd en die zich in het bijzonder kan uiten in woorden,

bedreigingen, handelingen, gebaren of eenzijdige geschriften.

Deze gedragingen kunnen in het bijzonder verband houden met leeftijd, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst, nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, geslacht, seksuele geaardheid, genderexpressie en genderidentiteit.

Artikel 286. Ongewenst seksueel gedrag op het werk

Ongewenst seksueel gedrag op het werk is elke vorm van ongewenst verbaal, niet-verbaal of lichamelijk gedrag met een seksuele connotatie (gevoelswaarde) dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast of een bedreigende, vijandige, beledigende,

vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

Artikel 287. Ongewenst grensoverschrijdend gedrag

Ongewenst grensoverschrijdend gedrag omvat het gedrag dat in artikel 283 tot en met 286 beschreven is.

Afdeling 2. Verbodsbepaling

Artikel 288.

Het bestuur, de werknemers en de daarmee gelijkgestelde personen moeten zich onthouden van iedere daad van ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk. Deze verplichting is ook van toepassing op andere personen die in contact komen met de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Afdeling 3. Preventiebeleid

Onderafdeling 1 - Personen die betrokken zijn bij het preventiebeleid Artikel 289. Het bestuur

Het bestuur moet alle maatregelen treffen die nodig zijn om een preventiebeleid te ontwikkelen.

Het respecteren van de basiswaarden voor een professionele werkhouding door bestuur, leidinggevenden en personeelsleden vormt de pijler van de preventie.

Artikel 290. Het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW)

Het CPBW is bevoegd om adviezen te geven, voorstellen te doen of een akkoord te geven over bepaalde maatregelen wat betreft preventie van psychosociale belasting op het werk.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 52 van 101 Artikel 291. De externe preventieadviseur psychosociale aspecten

De externe preventieadviseur psychosociale aspecten is een deskundige die een adviserende bevoegdheid heeft ten opzichte van het bestuur en de werknemers.

Artikel 292. De vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon vervult een belangrijke rol in de preventie van psychosociale risico’s waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Zijn aanwezigheid en interventie bij het informeel zoeken naar een oplossing maakt het mogelijk het aantal verzoeken tot formele psychosociale interventie te beperken en kan leiden tot de oplossing van problemen die psychosociale belasting bij een persoon veroorzaken.

Artikel 293. Leden van de hiërarchische lijn

De leden van de hiërarchische lijn voeren het beleid van het bestuur uit binnen hun bevoegdheid en op hun niveau. Zij formuleren voorstellen en adviezen aan het bestuur in het kader van de

totstandkoming en de implementatie van de preventiemaatregelen.

Artikel 294. De werknemer

De werknemer moet samenwerken met het bestuur, de externe preventieadviseur psychosociale aspecten, de vertrouwenspersoon en de leden van de hiërarchische lijn bij de uitwerking en toepassing van het preventiebeleid in de onderneming. Hij moet de procedures en de instructies naleven.

Onderafdeling 2 - Risicoanalyse en preventiemaatregelen Artikel 295.

De risicoanalyse moet de gevaren en de risicofactoren identificeren van situaties die aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van psychosociale risico’s veroorzaakt door het werk. De preventiemaatregelen zullen vastgesteld worden op basis van deze risicoanalyse.

De risicoanalyse houdt rekening met de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen.

Artikel 296. Register van feiten door derden

Dit register is een preventiedocument dat eigen is aan de materie van geweld, pesterijen en

ongewenst seksueel gedrag vanwege derden op het werk. De vertrouwenspersoon houdt dit register bij.

Artikel 297. Materiële inrichting van de werkplaatsen

§1. Het bestuur richt de werkplaatsen zo in dat ze bescherming bieden tegen grensoverschrijdend gedrag bij de uitvoering van het werk:

- gescheiden toiletten en kleedkamers voor mannen en vrouwen;

- voldoende ruime en verluchte werkplekken;

- een goede verlichting in alle lokalen en gangen en garages;

- provocerende affiches of posters zijn verboden;

- het bestuur beschermt de werknemer met klantencontacten door voldoende aandacht aan de veiligheid van deze werknemer via de aanpassing van de werkpost, training in het omgaan met burgers en door de bespreking van de gerapporteerde feiten door de bevoegde organen als basis voor de evaluatie en bijsturing van het gevoerde beleid.

§2. Het bestuur kent elke werknemer de nodige uitrusting en werkmiddelen toe om zijn job veilig en naar behoren uit te kunnen oefenen.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 53 van 101

Afdeling 4. Taken en bevoegdheden

Onderafdeling 1 - Vertrouwenspersoon en externe preventieadviseur psychosociale aspecten Artikel 298.

Iedere werknemer kan een verzoek tot informele psychosociale interventie richten tot één van de personen die het bestuur heeft aangeduid: de vertrouwenspersoon of de externe preventieadviseur psychosociale aspecten. De contactgegevens zijn opgenomen in titel XIII Inlichtingen.

Artikel 299. Externe preventieadviseur psychosociale aspecten

Het lokaal bestuur doet beroep op een externe preventieadviseur psychosociale aspecten van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. De psychosociale preventieadviseur is een deskundige die een adviserende bevoegdheid heeft tegenover het bestuur en de werknemers.

Hij staat het bestuur en de werknemers bij in de uitwerking en toepassing van het preventiebeleid.

Artikel 300. Vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon staat het bestuur, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij voor de toepassing van de preventiemaatregelen. Concreet heeft hij als taak de werknemer die getroffen wordt door psychosociale risico’s, waaronder grensoverschrijdend gedrag op te vangen, te helpen, te steunen en de melding in ontvangst te nemen.

De vertrouwenspersoon en de externe preventieadviseur psychosociale aspecten noteren zorgvuldig alle feiten van psychosociale belasting, waaronder grensoverschrijdend gedrag op het werk en archiveren ze in individuele klachtendossiers.

Alleen de externe preventieadviseur psychosociale aspecten neemt verzoeken tot formele psychosociale interventie in ontvangst en is verantwoordelijk voor de behandeling ervan.

Artikel 301.

De vertrouwenspersoon volgt een gepaste opleiding om deze functie naar behoren te kunnen uitoefenen.

Afdeling 5. Procedures

Onderafdeling 1 - Algemeen Artikel 302.

Binnen het lokaal bestuur zijn de aanspreekpunten de vertrouwenspersoon en/of de

preventieadviseur psychosociaal welzijn. De werknemers kunnen deze personen raadplegen tijdens de arbeidstijd.

Is dat onmogelijk, dan mag de raadpleging buiten de werkuren plaatsvinden. De tijd besteed aan de raadpleging wordt beschouwd als arbeidstijd en de verplaatsingskosten zijn voor rekening van het bestuur.

De wet voorziet dat de werknemers eerst de interne procedures zouden uitputten alvorens zij naar de met toezicht belaste ambtenaar of de rechtbank trekken met hun klacht

Artikel 303. Melding of vraag voor informatie

De werknemer die getroffen wordt door psychosociale belasting, waaronder grensoverschrijdend gedrag kan strikt vertrouwelijk aankloppen bij de vertrouwenspersoon, bij de externe

preventieadviseur psychosociale aspecten of bij de bedrijfsarts als er een negatieve invloed op zijn gezondheidstoestand is.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 54 van 101 Een melding staat niet gelijk aan het indienen van een formeel verzoek tot psychosociale interventie . Een melding kan anoniem blijven, een formeel verzoek niet.

Onderafdeling 2 - Verzoek tot informele psychosociale interventie

Artikel 304.

§1. Als een werknemer meent psychische schade te ondervinden, al dan niet gepaard gaat met lichamelijke schade, ten gevolge van psychosociale risico’s op het werk, waaronder

grensoverschrijdend gedrag, dan kan hij terecht bij de vertrouwenspersoon of bij de externe

preventieadviseur psychosociale aspecten. De vertrouwenspersoon of de preventieadviseur hoort de betrokkene binnen een termijn van tien kalenderdagen na het eerste contact en informeert hem over de mogelijkheid om op een informele wijze tot een oplossing te komen.

§2. De vertrouwenspersoon of de externe preventieadviseur psychosociale aspecten probeert op informele wijze tot een manier van aanpak te komen door gesprekken die het onthaal, het actief luisteren en/of een advies omvatten, een interventie bij de hiërarchische lijn of een

verzoeningspoging. De aanklager blijft zelf kiezen welke aanpak aangewezen is. Bij een

verzoeningspoging is het akkoord van beide partijen nodig. Het is hierbij de bedoeling om zowel aan het bestuur als aan de betrokken werknemers de gelegenheid te bieden om de zaak uit te praten in een opbouwende en volwassen dialoog, zodat het storende gedrag ophoudt.

Artikel 305.

§1. Werpt de informele psychosociale interventie geen vruchten af of wenst de betrokken

werknemer niet op informele wijze naar een oplossing te zoeken, dan kan hij een formeel verzoek tot psychosociale interventie neerleggen. Dit kan bij de externe preventieadviseur psychosociale

aspecten, al dan niet met begeleiding van de vertrouwenspersoon . De externe preventieadviseur psychosociale aspecten volgt het verdere verloop van de procedure op.

§2. Dit formele verzoek is door de werknemer ondertekend en gedateerd en bevat volgende gegevens:

- het verzoek aan het bestuur tot het treffen van passende maatregelen - de problematische arbeidssituatie

Onderafdeling 3 - Verzoek tot formele psychosociale interventie Artikel 306.

Vooraleer hij een formeel verzoek tot psychosociale interventie indient, moet de werknemer met de externe preventieadviseur psychosociale aspecten een persoonlijk gesprek hebben. Het gesprek vindt plaats binnen de tien kalenderdagen nadat de werknemer te kennen gaf dat hij een verzoek wil indienen.

De externe preventieadviseur psychosociale aspecten ondertekent een kopie van het document met het verzoek en geeft het aan de werknemer. De kopie meldt dat het gesprek heeft plaatsgevonden.

De kopie geldt als ontvangstbewijs.

Artikel 307.

De externe preventieadviseur psychosociale aspecten kan de indiening van het verzoek tot formele psychosociale interventie weigeren wanneer de situatie die de werknemer beschrijft kennelijk geen psychosociale risico’s op het werk inhoudt.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 55 van 101 De kennisgeving van de weigering of de aanvaarding van het beroep gebeurt binnen de tien

kalenderdagen na het ontvangst van het verzoek. Indien er geen kennisgeving is binnen deze termijn, wordt het verzoek geacht aanvaard te zijn.

Artikel 308.

Wanneer de situatie die de werknemer beschrijft, hoofdzakelijk betrekking heeft op risico’s die een collectief karakter vertonen, wordt het verzoek behandeld overeenkomstig onderafdeling A.

Wanneer de situatie die de werknemer beschrijft, hoofdzakelijk betrekking heeft op risico’s die een individueel karakter vertonen, wordt het verzoek behandeld overeenkomstig onderafdeling B.

A. Onderzoek, advies en maatregelen inzake verzoek om psychosociale interventie met een hoofdzakelijk collectief karakter

Artikel 309.

De externe preventieadviseur psychosociale aspecten brengt het bestuur en de werknemer

schriftelijk op de hoogte van het ingediend en aanvaard verzoek tot psychosociale interventie en het hoofdzakelijk collectief karakter ervan. Aan het bestuur wordt de identiteit van de werknemer niet meegedeeld.

De kennisgeving vermeldt eveneens tegen welke datum het bestuur een beslissing moet nemen over de gevolgen die hij aan het verzoek geeft.

Zo nodig stelt de externe preventieadviseur psychosociale aspecten beschermende maatregelen voor aan het bestuur ter preventie van een ernstige aantasting van de gezondheid van de werknemer.

Artikel 310.

Het bestuur stelt het CPBW in kennis van het formele verzoek met collectief karakter en vraagt advies over de behandeling ervan.

Artikel 311.

Het bestuur kan een specifieke risicoanalyse uitvoeren om zicht te krijgen op de problematiek.

Daarvoor kan hij een beroep doen op de externe preventieadviseur psychosociale aspecten. Het bestuur deelt de resultaten mee aan het CPBW en vraagt hun advies over de gevolgen die aan het verzoek worden gegeven.

Binnen de drie maanden – of zes maanden indien het bestuur een specifieke risico analyse instelt – deelt het bestuur zijn gemotiveerde beslissing mee aan de externe preventieadviseur psychosociale aspecten en aan het CPBW.

Artikel 312.

Wanneer het bestuur geen preventiemaatregelen neemt, of deze niet tijdig meedeelt, en het bestuur geen risicoanalyse uitvoert, behandelt de externe preventieadviseur psychosociale aspecten het verzoek volgens de interventie met een hoofdzakelijk individueel karakter.

B. Verzoek tot formele psychosociale interventie met een hoofdzakelijk individueel karakter Artikel 313.

De externe preventieadviseur psychosociale aspecten brengt het bestuur en de werknemer schriftelijk op de hoogte van het ingediend en aanvaard verzoek tot psychosociale interventie, de identiteit van de werknemer en het hoofdzakelijk individueel karakter ervan.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 56 van 101 Artikel 314.

De externe preventieadviseur psychosociale aspecten onderzoekt op volledig onpartijdige wijze de specifieke arbeidssituatie, zo nodig aan de hand van informatie van andere personen.

Artikel 315.

Het onderzoek van de externe preventieadviseur psychosociale aspecten resulteert in een geschreven advies aan het bestuur. De vertrouwenspersoon krijgt dit advies ook wanneer hij op

Het onderzoek van de externe preventieadviseur psychosociale aspecten resulteert in een geschreven advies aan het bestuur. De vertrouwenspersoon krijgt dit advies ook wanneer hij op

In document Arbeidsreglement Stad Geel (pagina 48-0)