• No results found

Basiswaarden voor een professionele werkhouding

In document Arbeidsreglement Stad Geel (pagina 8-0)

TITEL II. DEONTOLOGIE

HOOFDSTUK 2 Basiswaarden voor een professionele werkhouding

Artikel 11.

De grondwettelijke rechten, plichten en vrijheden van iedereen staan centraal in de relatie tussen overheid en bevolking. Respect voor deze rechten en plichten moeten zichtbaar zijn in de

dienstverlening en in de verstandhouding tussen bestuur en werknemers, tussen werknemers onderling en tussen werknemers en burgers.

Artikel 12.

De werknemer behandelt de burgers die een beroep doen op hun dienst respectvol, vriendelijk, bereidwillig en zorgzaam en behandelt iedereen met dezelfde nodige eerbied voor zijn waardigheid, gevoelens en overtuiging. Een correcte dienstverlening moet zowel bij de persoonlijke als bij de elektronische dienstverlening gewaarborgd zijn.

Artikel 13.

De grondwettelijke rechten zijn wederzijds, en dus ook van toepassing op het contact van de burger naar de overheid. Net zoals een werknemer kan gesanctioneerd worden door het niet naleven van respect kan de overheid beslissen een dienst of een uitkering niet te verlenen door het niet naleven van deze code door de burger.

Artikel 14.

Elke vorm van racisme en discriminatie op basis van geslacht, geloof, seksuele geaardheid, ras, huidskleur, afkomst, overtuiging of nationale of etnische afstamming is verboden.

Elke uiting van racisme en uitingen van politieke, culturele, seksuele en godsdienstige overtuigingen zijn tijdens het werk in de contacten tussen diensten en de burger niet toegestaan.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 9 van 101 Artikel 15.

Het principe van de actieve neutraliteit wordt toegepast in het contact van overheid naar de burger en omgekeerd. Iedereen moet die neutraliteit toepassen tegenover iedereen en burgers noch werknemers kunnen hiervoor een uitzondering krijgen.

Artikel 16.

Ongewenst seksueel gedrag, zowel door woorden als door feitelijke handelingen of gedragingen, is verboden.

Afdeling 2. Integriteit

Artikel 17.

De werknemer gedraagt zich zo dat het vertrouwen van het publiek in de integriteit, onpartijdigheid en doeltreffendheid van de overheid vanzelfsprekend is, behouden blijft en versterkt wordt.

Hij moedigt elke maatregel aan die de wijze van uitoefening van het ambt en de werking van zijn diensten transparanter maakt.

Artikel 18.

De werknemer moet bij elke aangelegenheid zorg dragen voor het belang van het algemeen belang.

De werknemer komt trouw en met inzicht de dienstverplichtingen na die hem zijn opgelegd door beslissingen die voor hem van toepassing zijn of door de reglementen die gelden voor de dienst waartoe hij behoort.

Artikel 19.

De werknemer mag geen voorkennis over toekomstige overheidsbeslissingen gebruiken om zichzelf, zijn familie of derden materieel te verrijken of om de waarde van goederen of terreinen te

beïnvloeden. Zolang dergelijke beslissingen niet zijn bekendgemaakt, mag de werknemer hierover ook geen informatie meedelen aan derden.

Artikel 20.

De werknemer moet op ieder moment zijn objectiviteit bewaren en zijn functie op een neutrale wijze en met goede bedoelingen uitoefenen. Persoonlijke voorkeuren, geloof, politieke overtuigingen of persoonlijke engagementen mogen geen invloed hebben op de objectiviteit waarmee de werknemer zijn taken uitoefent.

Het personeelslid voorkomt dat privébelangen de objectiviteit van zijn taakuitoefening in het

gedrang brengen. Doet zo een situatie zich voor, dan brengt hij zijn diensthoofd op de hoogte en kan het dossier worden doorgegeven aan een collega.

Artikel 21.

De werknemer mag zich niet eigenmachtig opstellen en daardoor wie dan ook schade toebrengen.

Artikel 22.

De werknemer mag zelf of via een tussenpersoon geen activiteiten verrichten waardoor:

1° de ambtsplichten niet kunnen worden vervuld;

2° de waardigheid van het ambt in het gedrang komt;

3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;

4° een belangenconflict ontstaat.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 10 van 101 De werknemer mag binnen de uitoefening van zijn ambt geen daden stellen die een

belangenvermenging inhouden.

Artikel 23.

De werknemer mag rechtstreeks of bij een tussenpersoon geen giften, beloningen of andere voordelen uitlokken, bedingen, eisen of aanvaarden. Dit geldt ook voor voordelen die verkregen zijn buiten het werk om, maar die rechtstreeks het gevolg zijn van het feit dat de werknemer een openbaar ambt uitoefent.

Voor relatiegeschenken en attenties bewaakt het diensthoofd de deontologie.

Artikel 24.

Bij eventuele tussenkomsten van bestuursleden in een dossier gelden dezelfde regels als bij tussenkomsten van burgers of andere vertegenwoordigers:

1° De werknemer is luisterbereid, behoudt zijn objectiviteit en volgt na overleg de juiste administratieve procedure.

2° Tussenkomsten van bestuursleden worden opgenomen in het administratief dossier, zoals dit moet gebeuren voor alle andere contacten met burgers of hun vertegenwoordigers.

Afdeling 3. Rechtvaardigheid

Artikel 25.

De werknemer handelt vanuit wettelijkheid, redelijkheid en rechtvaardigheid in de uitoefening van zijn functie.

HOOFDSTUK 3 Dienstuitoefening Afdeling 1. Loyaliteit

Artikel 26.

De werknemer is loyaal tegenover het bestuur:

1° Hij werkt constructief en met kennis van zaken mee aan de voorbereiding en de evaluatie van het beleid en de realisatie van het bestuursakkoord;

2° Hij formuleert adviezen, opties en voorstellen op basis van een precieze, volledige en praktische voorstelling van de feiten;

3° Hij rapporteert open over mogelijke problemen en fouten via de afgesproken procedures.

Artikel 27.

Zodra het bestuur een beslissing heeft genomen, schaart de werknemer zich erachter en voert hij die snel, efficiënt, plichtsbewust en volgens de regels uit. De werknemer kan bijsturing van beslissingen vragen in de loop van de uitvoering. Hiervoor baseert hij zicht op een objectieve rapportering van problemen en nieuwe adviezen. De werknemer onthoudt zich van aanhoudende afkeurende opmerkingen over beslissingen als hij zelf geen constructieve bijdrage levert tot mogelijke oplossingen.

Afdeling 2. Waardigheid van het ambt

Artikel 28.

De waardigheid van het ambt vereist een correcte identificatie tijdens de arbeidstijd als. Het dragen van een identificatiekenteken kan vereist zijn.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 11 van 101 Artikel 29.

De werknemer moet zowel in dienst als in zijn privéleven in de mate van het mogelijke situaties vermijden die het vertrouwen van het publiek in het bestuur zou kunnen schaden of de eer of waardigheid van het ambt in het gedrang zou kunnen brengen.

Artikel 30.

De werknemer houdt zich aan de principes van behoorlijk bestuur en verdedigt de deontologie onder titel II.

Artikel 31.

De werknemer houdt zich aan alle regels van gepast gedrag, behulpzaamheid, vriendelijkheid en beleefdheid.

Afdeling 3. Inzet – beschikbaarheid

Artikel 32.

§ 1. De werknemer zet zich op een actieve, proactieve, participatieve en constructieve wijze in om de doelstellingen van het bestuur te realiseren.

§2. De werknemer werkt efficiënt en volgens zijn capaciteiten en draagt zo bij tot de behoorlijke werking van zijn dienst.

§3. Werknemers hebben de plicht op de hoogte te blijven van de evoluties in hun vakgebied en bijkomende competenties te verwerven als dat nodig is voor de werking van de dienst.

Artikel 33.

De werknemer is er zich van bewust dat zijn werk publiek is en dat zijn inzet de beoordeling van het bestuur en haar werknemers door de burger beïnvloedt. Een gebrek aan inzet, aan proactief oplossingsvermogen, aan behulpzaamheid en aan vriendelijkheid is daardoor niet alleen een fout maar geeft ook schade aan de medewerkers. Het is de verantwoordelijkheid van iedereen dit in eerste plaats binnen de dienst zelf te remediëren en zo onoplosbaar, dit te rapporteren aan de leidinggevenden.

Artikel 34.

De functie van het bestuur als opleider of begeleider geeft een bijzondere situatie qua inzet.

Werknemers die de rol van opleider of begeleider hebben en de personen in opleiding zijn duidelijk herkenbaar.

Artikel 35. Continuïteit

De werknemer besteedt zijn diensttijd volledig aan het bestuur. Hij mag de uitoefening van zijn dienst niet opschorten zonder voorafgaande toestemming van een hiërarchische overste.

De werknemer meldt mogelijke problemen voor de continuïteit aan de leidinggevende.

Artikel 36. Flexibiliteit

§1. De werknemer werkt flexibel. Sectoroverschrijdend werk en sectoroverschrijdende opleiding zijn mogelijk als ze passen binnen de competenties van betrokkene en hun verloning en na overleg met de betrokken werknemers.

§2. Leidinggevenden, coördinatoren en diensthoofden blijven meewerken met hun medewerkers zodat ze voeling houden met het te coördineren werk. Als het nodig is, kunnen leidinggevenden, coördinatoren en diensthoofden mee instaan voor de continuïteit van de dienstverlening als dat past binnen hun competenties.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 12 van 101 Artikel 37.

§1. De werknemer moet als het dienstbelang dat vereist, in opdracht van de leidinggevende, tijdelijk een ander passend werk verrichten dan het werk waarvoor hij is aangesteld. Dit werk kan

gelijkwaardig werk zijn of een lager gekwalificeerd werk dat met de bekwaamheid en waardigheid van de werknemer overeenstemt. Deze toestand is beperkt tot drie maanden.

§2. Wanneer deze toestand langer dan drie maanden nodig is, kan de secretaris met een gemotiveerde beslissing de termijn verlengen tot zes maanden.

Artikel 38. Delegatie bevoegdheden

Het bestuur streeft er naar de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden die bij de taakuitoefening horen maximaal in overeenstemming te brengen.

De delegatie van bevoegdheden verloopt volgens de decretale bepalingen.

Artikel 39. Plaats van tewerkstelling

De werknemer kan op meerdere plaatsen van het bestuur tewerkgesteld worden.

De secretaris kan beslissen tot wijziging plaats van tewerkstelling in het werkingsgebied.

Afdeling 4. Verantwoordelijkheidszin

Artikel 40.

De werknemer is verantwoordelijk voor de taken die hem zijn toe¬gewezen. Hij draagt de gevolgen van eigen handelingen, gedragingen en woorden.

Artikel 41.

De werknemer neemt initiatief binnen het kader van het gezonde verstand en goed huisvaderschap.

Werknemer en bestuur zijn zich bewust dat het aanmoedigen van initiatief de kans op fouten vergroot.

Een eerlijke en open rapportering van initiatief en mogelijke fouten is noodzakelijk om bijsturing zonder sanctioneren mogelijk te maken.

Artikel 42.

De werknemer draagt zorg voor zijn collega’s door hen aan te moedigen hun functie correct uit te voeren, door eigen verantwoordelijkheid te nemen bij ongewenst gedrag en door ongewenste situaties die de goede werking of de veiligheid van betrokkenen in het gedrang brengen, te bespreken met een collega en te melden aan de leidinggevende als hij de situatie niet zelf kan oplossen.

Artikel 43.

De werknemer komt afspraken met collega’s of burgers na. Hij geeft niet onmiddellijk op als er een probleem eigen aan de functie opduikt, maar zet de nodige stappen om met competentie en initiatief tot een goede oplossing te komen.

HOOFDSTUK 4 Informatiebeheer

Artikel 44.

De wet van 8 december 1992 voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens, het uitvoeringsbesluit van 13 februari 2001 en van 17 december 2003 en het aanvullend wettelijk kader, zijn van toepassing. De werknemer houdt zich aan de bepalingen van het raadsbesluit van 3 februari 2014.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 13 van 101

HOOFDSTUK 5 Communicatie

Afdeling 1. Spreekrecht

Artikel 45.

§ 1. De werknemer heeft principieel spreekrecht tegenover derden over feiten waarvan hij kennis heeft door zijn ambt, en in een aantal gevallen heeft hij ook spreekplicht.

§ 2. Elke werknemer heeft het recht om met collega's, chefs en medewerkers informatie uit te wisselen, ideeën te toetsen en zijn standpunt te verdedigen.

§3. Elke werknemer heeft het recht om burgers op eigen initiatief informatie te geven. In contacten met burgers en leveranciers vertegenwoordigt de werknemer het bestuur en beperkt hij zich tot duidelijke en neutrale informatie over de feiten.

§4. De werknemer heeft het recht om zijn persoonlijk standpunt te vertolken, mondeling, in een publicatie, voordracht of op een andere manier. De werknemer heeft ook het recht om tegenover derden zijn politieke overtuiging te uiten en om kritiek te geven op de overheid, maar moet dan wel steeds duidelijk maken dat hij in eigen naam spreekt.

Artikel 46.

Bij de uitoefening van het spreekrecht respecteert de werknemer de volgende gedragsnormen:

1° Hij geeft de informatie correct, volledig en objectief en zoveel mogelijk proactief.;

2° Hij omschrijft juridische, administratieve of technische begrippen indien nodig in een taal die voor iedereen begrijpelijk is;

3° Hij maakt steeds een duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen;

4° Hij verwijst zoveel mogelijk naar schriftelijke bronnen zoals de wetgeving, een reglement of een beslissing.

Artikel 47.

De werknemer maakt met voorbehoud gebruik van zijn spreekrecht; dit betekent dat zijn gebruik van het spreekrecht de waardigheid van het ambt of het vertrouwen van het publiek in het bestuur niet mag schaden.

Afdeling 2. Spreekplicht

Artikel 48.

Als een burger informatie vraagt, dan is het de plicht van de werknemer om die informatie te bezorgen en toe te lichten.

De werknemer heeft de plicht om informatie uit te wisselen met collega's, oversten en medewerkers om bij te dragen tot een goede werking van de organisatie en evenwichtige beslissingen.

De werknemer antwoordt adequaat, in een zo kort mogelijk tijdsbestek en professioneel op alle vragen van de burger en van de bestuursleden.

Als de werknemer merkt dat hij voor een integer en professioneel antwoord op de vraag expertise mist, dan moet hij de hij eigen verantwoordelijkheid opnemen om dit bij te werken via de aanwezige instrumenten zoals de beschikbare informatie of een beroep doen op de expertise van collega’s of de leidinggevende.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 14 van 101 Artikel 49.

Als de werknemer onregelmatigheden vaststelt, dan moet hij onmiddellijk zijn diensthoofd hiervan op de hoogte stellen. Een onregelmatigheid is een nalatigheid, misbruik of misdrijf.

De werknemer moet nalatigheden en fouten zo snel mogelijk corrigeren en ze meteen rapporteren aan de hiërarchische lijn om bijsturing van processen en opvolging van de werknemer mogelijk te maken.

Als het diensthoofd niet op de melding reageert of als er kans is dat het diensthoofd zelf bij de feiten betrokken is, dan moet de werknemer de secretaris verwittigen. Als er kans is dat de secretaris zelf bij de feiten betrokken is, dan moet de werknemer het bestuur verwittigen.

Als de werknemer alle interne mogelijkheden om onregelmatigheden te melden uitgeput heeft en op basis van gegronde redenen vermoedt of vaststelt dat zijn hiërarchische lijn hem zal verbieden of verhinderen om misdrijven bekend te maken, en dan brengt hij rechtstreeks de procureur des Konings op de hoogte. De contactgegevens zijn als bijlage 1 bij dit reglement gevoegd.

Artikel 50.

De secretaris onderzoekt de gemelde onregelmatigheid. Hij gaat na of de melding ontvankelijk en gegrond is.

Een melding is ontvankelijk als de lokale overheid bevoegd is om op te treden. Is dat niet het geval, dan geeft de secretaris de melding door aan de bevoegde instantie.

Als de melding ontvankelijk is, dan onderzoekt de secretaris of de melding gegrond is. Een melding is gegrond als na onderzoek blijkt dat er feiten gepleegd zijn.

Na afloop van het onderzoek deelt de secretaris de werknemer die de onregelmatigheid gemeld heeft mee of zijn melding al dan niet ontvankelijk en al dan niet gegrond was.

Artikel 51.

De werknemer kan, buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen zijn aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken sanctie, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekendmaakt.

De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.

Als het bestuur tijdens de beschermingsperiode in een periode van een jaar die volgt op een melding een sanctie neemt tegenover de werknemer die een feit gemeld heeft, dan moet hij in de motivering duidelijk aangeven dat er geen verband is tussen de sanctie en de melding van de onregelmatigheid.

Afdeling 3. Geheimhoudingsplicht (discretie)

Artikel 52.

Onder voorbehoud van de toepassing van de regelgeving over openbaarheid van bestuur is het voor werknemers verboden feiten bekend te maken die te maken hebben met:

1° de veiligheid van het land;

2° de bescherming van de openbare orde;

3° de financiële belangen van de overheid;

4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 15 van 101 5° het medisch geheim;

6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;

7° het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen.

Het is voor werknemers verboden feiten bekend te maken als dat een inbreuk vormt op de rechten en de vrijheden van de burger, vooral dan op het privéleven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om de gegevens die op haar of hem betrekking hebben, openbaar te maken.

Dit artikel geldt ook voor werknemers die hun ambt hebben beëindigd.

Artikel 53.

De geheimhoudingsplicht is ondergeschikt aan grondwettelijke, wettelijke of decretale bepalingen die de werknemer tot spreken verplicht, bijvoorbeeld als de werknemer voor de rechtbank moet getuigen.

Afdeling 4. Contact met collega's

Artikel 54.

De werknemer is loyaal tegenover zijn collega’s. Hij streeft naar open dialoog en samenwerking.

Artikel 55.

De werknemer helpt zijn collega's. Bij de afwezigheid van de collega's neemt hij in samenspraak met de directe leidinggevende de taken van hen over die noodzakelijk zijn voor de goede gang van zaken, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de hiërarchische lijn.

Artikel 56.

De directe leidinggevende zorgt ervoor dat hij aanspreekbaar en bereikbaar is voor zijn

medewerkers, dat hij de voeling met het werk behoudt en dat de medewerkers op de juiste plaats en conform hun capaciteiten worden ingezet.

Hij geeft zijn medewerkers de nodige middelen om de taken te kunnen uitvoeren.

Hij evalueert zijn medewerkers op een objectieve manier.

Artikel 57.

De leidinggevende en de werknemer dragen bij tot een positieve werksfeer, werken samen in een open en vriendelijke sfeer en voorkomen gedrag dat een positieve werksfeer in de weg staat.

Artikel 58.

Bij een informatievraag van een collega binnen of buiten de eigen afdeling, zal de werknemer snel en zonder uitzonderingen alle relevante informatie bezorgen en geen gegevens achterhouden.

Afdeling 5. Contacten met de burger

Artikel 59.

De werknemer is hoffelijk bij burgercontacten en handelt dossiers efficiënt, professioneel en binnen de opgelegde termijn af.

Hij geeft in zijn contacten met burgers correcte, volledige en objectieve informatie. Hij zorgt voor een professioneel imago door bekwaamheid en initiatief te tonen.

De werknemer is burgers behulpzaam bij administratieve formaliteiten en verwijst hen door naar de juiste persoon of afdeling als hij hen zelf niet kan helpen.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 16 van 101 Artikel 60.

In alle correspondentie met burgers vermeldt de werknemer zijn naam, functie en contactgegevens.

Artikel 61.

De werknemer gebruikt een duidelijke en correcte taal.

Afdeling 6. Contacten met de pers

Artikel 62. Woordvoerder

§1. In principe voert alleen de vertegenwoordiging van het bestuur het woord bij contact met de pers: burgemeester, voorzitter of functionele schepen.

§2. Bij afwezigheid van een vertegenwoordiging van het bestuur kunnen secretaris of diensthoofd het woordvoerderschap tijdelijk opnemen.

Artikel 63. Persmomenten

Persmomenten verlopen via de ambtenaar die bevoegd is voor de persmomenten.

Voor bepaalde toelichtingen zal deze ambtenaar doorverwijzen naar de burgemeester, de voorzitter, de functionele schepen of het aangeduide functionele diensthoofd.

Artikel 64. Contactname

§1. Werknemers nemen niet uit eigen beweging contact op met de pers over dienstaangelegenheden.

§2. Bij contactname door de pers over dienstaangelegenheden reageren werknemers nooit zonder de bevoegde ambtenaar of een vertegenwoordiger van het bestuur zoals bepaald in artikel 64 op de hoogte te stellen.

§3. De prerogatieven van het KB van 28 september 1984 tot uitvoering van de Wet van 1974 die de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel regelt, zijn van toepassing.

Afdeling 7. Elektronische communicatie

Artikel 65.

De deontologie is ook van toepassing op de elektronische communicatie en de elektronische verwerking van gegevens.

Afdeling 8. Representatie

Artikel 66.

De werknemer kan het lokaal bestuur op beurzen, voordrachten, informatievergaderingen en andere evenementen vertegenwoordigen na uitdrukkelijk toestemming van de secretaris. Bij deze

opdrachten vertegenwoordigt de werknemer het standpunt van het bestuur.

TITEL III. DE ARBEIDSTIJD HOOFDSTUK 1 Begrippen

Artikel 67. Arbeidstijd

De arbeidstijd is de tijd dat de werknemer werkt of ter beschikking staat van het bestuur.

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 17 van 101

Versie 2.0 – Gemeenteraad 29/6/2015 p. 17 van 101

In document Arbeidsreglement Stad Geel (pagina 8-0)