• No results found

Implicaties van een SITE

3. Aruba als een “Small Island Tourism Economy” (SITE)

3.3. Implicaties van een SITE

3.3.1. Theorie op basis van literatuur.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de implicaties van een SI(T)E.

 Economic Vulnerability.

 Political and Strategic Vulnerability.

 Environmental Vulnerability.

De literatuur is het er over eens dat de implicatie “Vulnerability” betekent. Het gaat hier met name om externe factoren waar de SITE zelf geen of weinig invloed op heeft. SITE’s worden verondersteld minder bestand te zijn tegen deze externe factoren vanwege de beperkte diversificatie [Armstrong en Read, 2002]. Ondanks de kwetsbaarheid hebben veel SITE’s de afgelopen decennia een enorme groei laten zien. De groei vertoont vaak wel een grotere volatiliteit. Globalisatie heeft een positief effect op de ontwikkeling van SITE’s maar betekent wel restricties aan de flexibiliteit. Aan de hand van bovenstaande uitsplitsing van Armstrong en Read zullen de implicaties voor een SITE worden toegelicht.

Economische kwetsbaarheid:

 Beperkte diversificatie in economische activiteiten.

 Relatief hoge kostenstructuur geeft concurrentie nadeel.

 Invoer van werkgelegenheid om het toerisme te faciliteren.

 Moeilijke toegankelijkheid van de kapitaalmarkt.

“Being open and small increases economy’s exposure to positive or negative shocks”

[Dascher, 2000]. De economische kwetsbaarheid is in eerste instantie terug te voeren op de beperkte mogelijkheden dan wel beperkte prikkel tot diversificatie. Er zijn weinig natuurlijke hulpbronnen waardoor import belangrijk is. Vanwege de geringe afzetmogelijkheden op de thuismarkt is voor evenwicht op de betalingsbalans export cruciaal. SITE’s zijn niet in staat om invloed van betekenis op de prijsvorming van import en export te kunnen uitoefenen [Armstrong en Read, 2002 en Read, 2004]. Dit komt doordat hun aandeel in de wereldmarkt ondergeschikt is. Het gevolg is een toegankelijk en open investeringsklimaat resulterend in afhankelijkheid van andere landen waarmee zij handel bedrijven. Deze afhankelijkheid wordt versterkt doordat er vaak sprake is van enkele dominante economische activiteiten, bij SITE’s in casu toerisme. Shareef constateert in voormeld rapport een volatiliteit in de groei van het BBP bij diverse SITE’s. Door eenzijdigheid zijn er weinig mogelijkheden om, door externe factoren veroorzaakte tegenvallers, op te vangen.

Een tweede oorzaak van kwetsbaarheid is gelegen in de kostenstructuur. Vanwege de omvang zijn schaalvoordelen lastiger te realiseren [Briguglio, 1995]. Door het insulaire karakter zijn SITE’s alleen bereikbaar door de lucht en over het water. SITE’s liggen vaak in afgelegen delen van de wereld. Om onzekerheden (zoals levertijd) te vermijden zal er een groter beroep op opslagcapaciteit worden gedaan. Met betrekking tot de kostenkant wordt opgemerkt dat SITE’s vaak niet in staat zijn tot eigen kennis- en productontwikkeling [Briguglio, 1995]. Het gevolg is hogere kosten, hetwelk een negatief effect heeft op de concurrentiepositie.

Ten derde is een kenmerk van SITE’s de kleine bevolkingsomvang. Hierdoor zal men eerder geneigd zijn om zich te concentreren op minder arbeidsintensieve specialistische sectoren [Armstrong en Read, 2002]. Toerisme is echter een arbeidsintensieve sector. Voor het aantrekken van werkgelegenheid is men aangewezen op het buitenland. Deze invoer van arbeid zal resulteren in een uitvoer van kapitaal.

Tenslotte als vierde worden de institutionele beperkingen als een afhankelijkheid aangemerkt.

Een algemeen kenmerk is dat SITE’s leunen op buitenlands kapitaal en ontwikkelingshulp [Shareef, 2004]. Kapitaalverschaffers vereisen markttransparantie en de kosten daarvan zijn een belemmering. Voorts heeft de kwetsbaarheid impact op het risicoprofiel. Lenen op commerciële voorwaarden wordt daardoor niet eenvoudig.

Politieke en strategische kwetsbaarheid:

 Extern: Territoriale soevereiniteit.

 Extern: Weerstand vanuit historisch koloniaal perspectief.

 Extern: Noodzakelijke (belasting)incentives voor aantrekken internationale investeerders.

 Intern: Politieke stabiliteit en veiligheid.

 Intern: Druk op bestuurlijk apparaat door nauwe gemeenschappelijke banden.

Er kan hier een onderscheid worden gemaakt tussen externe en interne aangelegenheden.

Armstrong en Read refereren in hun rapport met betrekking tot extern aan “small states and their larger neighbours, including the major global powers, in terms of their vulnerability to external political pressures and limited strategic options” [Armstrong en Read, 2002]. Eén van de issues is handhaving van territoriale soevereiniteit. Natuurlijk speelt de internationale gemeenschap hierin een toezichthoudende rol. Voorts kan gedacht worden aan het belang met betrekking tot het creëren van incentives om buitenlandse investeerders te faciliteren. De eilanden hebben vaak een koloniaal verleden met een historische druk op de onderlinge verhoudingen. Interne aangelegenheden hebben betrekking op politieke stabiliteit en veiligheid. Met name in een economie die afhankelijk is van toerisme is dit een belangrijk vereiste. Een kenmerk van SITE’s is de kleine bevolkingsomvang. Binnen zo’n gemeenschap is er vaak een nauwe band tussen verschillende personen / partijen. Het is niet altijd

eenvoudig om, met name in het bestuurlijke systeem, de diverse belangen strikt gescheiden te houden [Briguglio, 1995].

Ecologische kwetsbaarheid:

 Geografische ligging in gebieden met gevoeligheid voor natuurrampen.

 Druk op delicate ecologische systemen door economische factoren.

Deze kwetsbaarheid spreekt voor zich en behoeft eigenlijk weinig toelichting. Het is statistisch aangetoond dat SITE’s vanuit geografisch oogpunt gelokaliseerd zijn in gebieden die gevoelig zijn voor natuurrampen zoals orkanen [Dommen, 1980]. Degelijke natuurrampen kunnen desastreuze gevolgen hebben voor zowel de economie als voor het milieu. SITE’s zijn vaak moeilijk bereikbaar en afhankelijk van de sector toerisme en juist een (ongebreidelde) ontwikkeling hiervan legt een druk op de (delicate) ecosystemen.

3.3.2. Praktijk op basis van de Arubaanse situatie.

Aan de hand van de geconstateerde “vulnerabilities” van een SITE wordt in deze paragraaf een globaal beeld gegeven van de economische, politieke en ecologische situatie van Aruba.

Economische kwetsbaarheid:

 Grote afhankelijkheid van, met name, Amerikaans (VS) toerisme.

 Volatiliteit van het BBP door schommelingen in toeristische omzetten.

 Uit toename exportquote blijkt grotere afhankelijkheid van export.

 Structurele overheidstekorten met als gevolg een toename van de staatsschuld.

Even een kort stukje historie. Tot 1985 was Aruba economisch afhankelijk van de Lago-raffinaderij (Exxon). Door verminderde winstgevendheid eindigde Lago in 1985 haar bedrijfsvoering in Aruba. Aruba werd gedwongen nieuwe keuzes te maken. Een verschijnsel op SITE’s is als de dominante economische activiteit afvlakt, in plaats van diversificatie, massaal gekozen voor een andere activiteit [Shareef, 2004]. In de situatie van Aruba werd volledig ingezet op de ontwikkeling van het toerisme. Dit is een goede keuze gebleken. Voor de groei van het toerisme zie ook voorgaande Tabel 3.2. De olieraffinaderij is sedertdien verschillende malen van eigenaar gewisseld. De huidige eigenaar Valero heeft bij de

overname diverse belastingvrijstellingen bedongen. De banden met de binnenlandse economie zijn beperkt omdat ruwe olie nagenoeg volledig wordt geïmporteerd en raffinageproducten worden geëxporteerd. Er zijn wel binnenlandse spin-off effecten op het gebied van

werkgelegenheid en bouwactiviteiten. Thans schat men in dat olieraffinage ca 13,5% van het BBP uitmaakt [Lengrand, 2008]. Voor de “freezone” activiteiten (overslag van goederen) geldt een gelijkwaardige redenering van beperkte spin-off voor Aruba [Lengrand, 2008].

Zoals reeds benadrukt is toerisme heden ten dage de belangrijkste pijler van de economie met een directe bijdrage van de sector van meer dan 50% in het BBP [AIB, 2009].

Tabel 3.3. 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Reëel BBP 1.873 1.866 1.826 1.835 1.971 1.990 2.002 1.999 1.967

Verandering 15,7% -0,4% -2,1% 0,5% 7,4% 1,0% 0,6% -0,1% -1,6%

Reëel BBP per hoofd 20,678 20,312 19,570 19,305 20,185 19,778 19,475 19,233 18,693

Verandering 14,5% -1,8% -3,7% -1,4% 4,6% -2,0% -1,5% -1,2% -2,8%

Bron: CBA Aruba, 2008.

Bovenstaand het reële BBP in de periode 2000 – 2008. Het Bruto Binnenlands Product [= totaal van hetgeen wordt geproduceerd aan goederen en diensten] is een belangrijke maatstaf voor de

economische prestaties van een land. In Tabel 3.3. is (de ontwikkeling van) het reële BBP aangegeven. In het reële BBP is geabstraheerd van inflatie. In Grafiek 3.1. is de volatiliteit van het BBP tot uitdrukking gebracht. Het BBP per hoofd van de bevolking is relatief hoog in verhouding tot

andere SITE’s in de Caribbean [vgl. Shareef, 2004]. De volatiliteit van het BBP is met name het gevolg van wisselingen in de performance van toerisme. In 2000 is er een redelijke groei van het BBP waarneembaar. In de jaren 2000-2002 volgde een neergang als gevolg van een wereldwijde daling van het toerisme. In 2004 kwam herstel maar de groei werd afgevlakt toen er in 2005 op Aruba een Amerikaanse studente werd vermist. Dit leverde negatieve publiciteit op met alle gevolgen van dien. Een SITE is erg kwetsbaar, zelfs voor dit soort kleinschalige incidenten. In 2008 zijn de eerste tekenen van de crisis zichtbaar.

Zoals gezegd zijn SITE’s vaak open economieën met veel externe economische relaties.

In onderstaande Tabel 3.4. is de export / import balans weergegeven:

Tabel 3.4. 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Totale export 1.402 1.361 1.267 1.283 1.446 1.599 1.587 1.721 1.879

Totale import 1.331 1.324 1.354 1.440 1.508 1.787 1.851 1.976 2.201

Lopende rekening 70 38 -87 -158 -62 -188 -265 -256 -322

Exportquote 74,8% 72,9% 69,4% 69,9% 73,4% 80,3% 79,2% 86,1% 95,5%

Bron: CBA Aruba, 2008.

1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007

De mate van openheid van een economie kan worden afgeleid uit de lopende rekening [=som van uitvoer + invoer als percentage BBP] of de exportquote [= export goederen en diensten / BBP]. Het saldo op de lopende rekening laat met uitzondering van 2000 en 2001 voortdurend een tekort zien (meer import dan export). De exportquote geeft aan welk percentage van het binnenlandsproduct bestemd is voor de buitenlandse markt. De quote is de laatste jaren flink toegenomen tot 86,1% in 2007 en 95,5% in 2008. Ter vergelijking: De exportquote 2007 van Nederland is 75% [www.exportcoach.nl].

De overheid speelt een grote rol in het economische beleid. De overheidsbalans:

Tabel 3.5. 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Totale inkomsten 419 413 424 556 470 511 553 581 767

Totale uitgaven 407 429 487 517 663 581 617 609 725

Leningen (-/- aflossing) 9 0 -22 -58 5 0 4 12 13

Saldo 3 -16 -41 97 -199 -71 -67 -40 29

Bron: CBA Aruba, 2008.

De inkomsten van de overheid bestaan grotendeels uit belastingen. De belasting maken het grootse deel uit van de totale inkomsten [CBA, 2009]. Het saldo van de overheidsfinanciën laat, met uitzondering van de jaren 2000 en 2003, een tekort zien. Structurele tekorten brengen een toenemende staatschuld met zich mee. In 2008 werd een nieuwe belasting ingevoerd te weten de Belasting op Bedrijfsomzetten. BBO (3%) is een vorm van BTW-heffing. Dit heeft ertoe bijgedragen dat het overheidstekort is omgezet in een overschot.

Onderstaand in Tabel 3.6. de ontwikkeling van de staatsschuld:

Tabel 3.6. 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Nominaal BBP 1.874 1.920 1.941 2.021 2.225 2.323 2.421 2.563 2.724

Overheidsschuld 728 845 929 840 965 1.070 1.130 1.200 1.150

% nominaal BBP 39% 44% 48% 42% 43% 46% 47% 47% 42%

Bron: CBA Aruba, 2008.

Gevolg van het overheidstekort is een oplopende staatschuld. In 2008 bedraagt de staatsschuld 42% van het BBP. Het IMF heeft een plafond gesteld van 40%, hieraan wordt dus niet

voldaan. Voor een grotere economie is een staatsschuld van deze omvang weinig

problematisch. Ter vergelijking: Nederland heeft een staatsschuld in 2008 van 57% van het BBP [www.fd.nl]. Aruba heeft vanwege beperkte diversificatie minder mogelijkheden om de schuld terug te brengen. De overheidschuld bestond in 2008 voor 49% uit binnenlandse schuld (met name overheidsobligaties) en voor 51% uit buitenlandse schulden [CBA, 2009].

Voor leningen is men in toenemende mate aangewezen op de kapitaalmarkt op commerciële condities. De toename van de schulden legt een druk op de overheidsbalans vanwege rente en de terugbetalingsverplichtingen. Er is in 2008 een meevaller geweest van $ 110 mln (verkoop Plant-hotel). Van deze meevaller is $ 65 mln gebruikt voor vermindering van de staatsschuld en $ 45 mln zal gebruikt worden om in de economie te investeren [bron: interviews]. Op Aruba is veel aandacht voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

Tenslotte wordt nog even stilgestaan bij specifieke economische kwetsbaarheid als gevolg van de sector toerisme [zie ook FIAS, 2005] . Het toerisme op Aruba wordt gedomineerd door de aanwezigheid van grote internationale hotelketens. Deze ketens richten zich op specifieke marktsegmenten, met name het “duurdere” segment. Dit geeft een eenzijdige

marktbenadering tot gevolg. Het klimaat van Aruba heeft een vrij constant karakter.

Desalniettemin kent Aruba een hoog- en laagseizoen. De aan toerisme inherente seizoensgevoeligheid kan in het laagseizoen overcapaciteit veroorzaken. Dit vereist een efficiënte inzet van middelen.

Politieke en strategische kwetsbaarheid:

 LGO-status Aruba geeft toenemende spagaat binnen de verhoudingen in het Koninkrijk.

 Het Koninkrijk der Nederlanden is en blijft verantwoordelijk voor defensie.

 Sluimerend politiek risico als gevolg van spanningen, wisselingen en willekeur.

 Veiligheid als “trade mark” is kwetsbaar en kan door incidenten worden beïnvloed.

Het statuut van het Koninkrijk der Nederlanden legt de rechtsorde vast tussen Nederland, Aruba en de Nederlandse Antillen. De landen kunnen op grond van het Statuut grotendeels zelfstandig acteren. Er zijn gezamenlijke belangen die worden behartigd door de

Koninkrijksministerraad, zoals buitenlandse betrekkingen en defensie. Nederland is onderdeel van de EU. Aruba heeft in deze verhouding de zogenaamde de LGO-status, zijnde “landen en gebiedsdelen overzee” [www.regering.nl]. Dit betekent dat Aruba geen onderdeel uitmaakt van de interne EU-markt. Een andere optie zou zijn UPG-status, wat staat voor “ultraperifere gebieden” [www.regering.nl]. UPG gebieden liggen buiten Europa maar zijn onderdeel van een EU-lidstaat. Op UPG gebieden zijn (in principe) de EG-verdragen van toepassing. De verhouding levert complexe vraagstukken op en het voert te ver om hierop in te gaan.

Geconstateerd wordt wel dat de LGO-verhouding met (onder meer) Aruba onder druk staat.

Het rapport Schurende Rechtsordes constateert voor Nederland een dubbele binding

“enerzijds ingevolge de Europese verdragen (EG, Euratom en EU) en anderzijds ingevolge het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden” [Bröring, 2008]. Nederland integreert steeds verder in de EU terwijl de Arubaanse rechtsorde steeds verder daarvan afwijkt. “Dat gaat op den duur wringen” [Bröring, 2008].

Het koloniale verleden met Nederland speelt een rol in de onderlinge verhouding. Het spreekt voor zich dat ieder land binnen het Koninkrijk in zijn zelfstandigheid wil worden

gerespecteerd. Bemoeienis vanuit Nederland kan soms een soort van allergische reactie veroorzaken. Aan de andere kant is een SITE vaak te klein om complexe problemen op te lossen en is assistentie noodzakelijk en welkom.

Aruba kent een parlementaire democratie. Het kiesstelsel wordt gedomineerd door een tweetal politieke partijen. De politieke partijen hebben een verschillende invulling van het

overheidsbeleid. Politieke spanningen en beleidswisselingen kunnen leiden tot verstoring van de activiteiten.

Veiligheid is een belangrijk handelsmerk van de Arubaanse toeristische industrie. In

vergelijking met de Caribbean is er sprake van een lage criminaliteit. Aruba concurreert met de regio vooral op kwaliteit en veiligheid en in mindere mate op prijsniveau. Dit beeld van veiligheid kan soms abrupt worden verstoord. Een incident kan op een SITE al voor impact op de opinie zorgdragen. Voorbeeld hiervan is de reeds gemelde enorme media aandacht in 2005 met betrekking tot de vermiste Amerikaanse studente.

De toeristenindustrie wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van internationale hotelketens.

Ten einde deze ketens aan het eiland te binden worden veelal speciale afspraken gemaakt en incentives (tax-holidays) overeengekomen. Een relatief groot deel van de inkomsten vloeien daarmee weg naar het buitenland wat zijn effect heeft op de spin-off voor de lokale economie.

Ecologische kwetsbaarheid:

 Aruba ligt buiten de orkaanzone en is uit dien hoofde een veilige bestemming.

 Toerisme legt groot beslag op milieu en ruimtelijke capaciteit vooral in de regio Noord.

 Belang van duurzame ontwikkeling krijgt steeds meer draagvlak.

Onder politieke kwetsbaarheid is veiligheid in verband gebracht met criminaliteit. Een andere kwaliteitsdrager in het kader van veiligheid is de ligging van Aruba buiten de orkaanzone. Het toerisme heeft natuurlijk een negatieve impact op het milieu. Te denken valt aan een toename van het vlieg-/wegverkeer. De facilitaire eisen van het toerisme leggen een groot beslag op de ruimtelijke capaciteit. Met name bij een SITE heeft dat een impact. Zo heeft de regio Noord door zowel groot- als kleinschalige ontwikkelingen de afgelopen jaren een metamorfose ondergaan. Uit interviews blijkt dat de raffinaderij onderwerp van ecologische discussie is. De raffinaderij voldoet niet aan de gangbare milieunormen, waardoor er zorgen zijn over

schadelijke effecten. Ecologische schade kan onomkeerbare effecten opleveren (bijvoorbeeld delicate ecologisch systeem van de koraalriffen) dan wel is het verhelpen hiervan vaak kostbaar en tijdrovend. Het belang van een duurzame bescherming wordt in toenemende mate onderschreven en krijgt steeds meer maatschappelijk draagvlak.