• No results found

Implementeren en innoveren

II CONCEPTUEEL THEORETISCH ONDERZOEKSKADER

III. RECONSTRUCTIE PRAKTIJKONDERZOEKEN

4.2 Onderzoeksfase I: Terugdringen tekorten in ouderenzorg

4.5.3 Implementeren en innoveren

In verband met het aantrekken van projectleiders werd vooraf uitgebreid stil gestaan bij

het profiel waaraan kandidaten zouden moeten voldoen (bijlage 4.5.3.1).211 Een

gespecialiseerd bureau ontwikkelde een competentiescan geënt op een

functiebeschrijving en criteriumanalyse van de functie projectleider WZSW. Op basis van deze scan vonden individuele assessments plaats (bijlage 4.5.3.2), waarbij denkstijl, gedragseigenschappen en interesses van kandidaten werden onderzocht. De scores van de test werden vertaald in persoonlijke begeleidingsadviezen. Met deze benadering werd vanaf het begin van het project het accent gelegd op kritische zelfreflectie en daarmee op het leergeoriënteerde gehalte van de samenwerkingsrelaties. In de beginfase vonden diverse sessies plaats (bijlage 4.5.3.3) als vervolg op de uitslag van de persoonlijke analyse om daarmee competentieontwikkeling als element voor integreren van innoveren en leren praktisch inhoud te geven. De eerste zes maanden van het project werkten alle lokale projectleiders aan de vertaling van de modelprojectaanpak naar de lokale situatie. Het kaderplan dat hierbij als gemeenschappelijk uitgangspunt diende, was tot stand gekomen in de voorbereidingsfase mede met inbreng van beleidsmedewerkers van deelnemende projectgemeenten. Het was aan iedere lokale projectleider om de uitgangssituatie van de gemeente in kaart te brengen (bijlage 4.5.3.4) en specifieke aandachtspunten, belemmeringen en kansen te beschrijven. Dat gebeurde in samenwerking met de gemeentelijk beleidsmedewerkers en de lokale project-ontwikkelingspartners (bijlage 4.5.3.5) in overleg met collega projectleiders en ondersteuners. Dit resulteerde in tien projectplannen (bijlage 4.5.3.6) waarin lokale doelen en resultaten werden beschreven als leidraad bij uitvoering van acties op lokaal niveau. Ontwikkelingspartners gingen als medeverantwoordelijken voor het project een samenwerking aan, die hen praktisch deelgenoot maakte van specifiek op de lokale situatie geënte informatie en van onderzoek naar innovatief beleid. De in de

afzonderlijke gemeenten verkregen informatie en inzichten werden in tweewekelijkse projectleider- en maandelijkse stuurgroepbijeenkomsten besproken, geëvalueerd en bijgesteld. In die bijeenkomsten werd doelbewust ontwikkelingsgericht ingestoken vanuit de benadering van teamleren. Voor projectleiders was op deze benaderingwijze van het begin af aan expliciet ingezet, zoals hierboven beschreven. De keuze om te werken vanuit lerend samenwerken leidde tot verschillen van opvatting over werkwijzes (bijlage 4.5.3.7) bij de twee ondersteuners van het project. Dat hield verband met de

visie op hoe leren te integreren in de activiteit van innoveren.212 Op basis van de

projectevaluaties van de tien afzonderlijke gemeenten (bijlage 4.5.3.8) zouden conclusies en aanbevelingen moeten resulteren in een ‘handleiding’ voor het implementeren van WZSW. Naast de implementatie van het WZSW-bedrijfsconcept door de lokale projectleiders, werd per gemeente onderzoek uitgevoerd onder verantwoordelijkheid

211 In het verlengde van aandachtspunten bij de rol van de professionele begeleider van WZSW (Bijlage 4.3.3.1).

212 Deze verschillen van inzicht over implementeren en de combinatie met innoveren en leren, bij projectondersteuners, leidden tot terugtreden van de PON medewerker.

van een beleidsmedewerker rond thema’s die verband hielden met

beleidsontwikkelingen. De activiteiten die in verband met implementatie van het bedrijfsconcept werden ondernomen moesten aanbevelingen opleveren aangaande een viertal innovatieve aspecten. In de stuurgroepbijeenkomsten werden de thema’s per gemeente uitgediept in de vorm van een nul- of startmeting en werden de te bereiken beleidsresultaten gedefinieerd. Gedurende het project bleven de lokale projectleider en beleidsmedewerker met elkaar in gesprek over raakvlakken die projectactiviteiten hadden met deze beleidsgerelateerde doelstellingen. In deze samenwerking werd de verbinding gelegd tussen beleidsontwikkeling en praktijkgerelateerde implementatie activiteiten. In de loop van het project zou op basis van deze onderzoeksaanpak; de uitwisseling en vergelijking van de vier beleidsthema’s tussen de verschillende lokale projecten, tot conclusies en aanbevelingen leiden. In het ‘Bedrijfsinnovatieconcept WZSW (figuur 4.5.3) wordt de combinatie van onderzoek beleidsinnovatie met implementatie van het LeerWerkDienstenBedrijf schematisch weergegeven met beoogde input en outputresultaten.

Met het oog op draagvlakontwikkeling werd bij de projectuitvoering veel aandacht

besteed aan een digitaal innovatienetwerk lokaal sociaal beleid.213 Na de

voorbereidingsfase van de lokale projectleiders werd voor alle betrokken partners van de tien projectgemeenten een startconferentie georganiseerd met als thema: Vieren,

Verbinden, Verdiepen. De samenwerkingspartners werden uitgenodigd om in workshops in dialoog te gaan met lokale projectleiders over hun concept

projectplannen. Ook een studie-/werkbijeenkomst ‘WZSW in toekomstperspectief’ in januari 2008, bood aan wethouders van de tien projectgemeenten een platform om over ontwikkeling van lokaal sociaal beleid te discussiëren. De nota ‘Samenwerkende wetten’ (bijlage 4.5.3.0), ingebracht door een beleidsmedewerker van de Raad voor Werk en Inkomen, plaatste de discussie over vormgeving van gemeentelijk beleid in een landelijk ontwikkelingsperspectief. Ook een werkbijeenkomst, een maand later, had als inzet een brug te slaan tussen ‘papieren beleid’ en vernieuwing aan de basis. Beleidsmedewerkers van de ministeries SZW, VWS en VROM gingen in gesprek met projectleiders, stuurgroepleden en adviseurs van het project. Er werd ingezoomd op de innovatieve doelen, de effecten op het ontwikkelen van nieuw lokaal beleid, samenwerking met partners en de gewenste cultuurverandering. Bij de opzet van de slotconferentie van 19 juni 2008, waaraan circa 180 personen deelnamen, werd veel aandacht besteed aan het helder en systematisch uitwisselen van de projectonderwerpen. De projectleiders werden speciaal getraind in presentatievaardigheden voor het leiden van workshops en deden zo ervaring op als ambassadeurs van het mede door henzelf ontwikkelde innovatieconcept. Het verspreiden van verkregen inzichten en resultaten kreeg extra veel aandacht in de vorm van communicatie-ondersteunend materiaal. In oktober 2008 organiseerde de directieraad van de Provincie Noord-Brabant een werkbezoek in het kader van een uitwisselingsprogramma met de Universiteit van Antwerpen. Tijdens deze bijeenkomst werd het functioneren van het WZSW-concept in Tilburg afgezet tegen het TNO onderzoek ‘Waar Zit Sociale Waarde’ en werd de relatie gelegd met toekomstige beleidsontwikkelingen binnen de sociale economie.

213 www.wzsw.nl