• No results found

Hoofdstuk 3 Koninklijke foto’s

3.1 Betekenis en interpretatie van foto’s

3.1.2 Iconografie

De iconografie, en de daarmee sterk verbonden stroming van de iconologie, komt voort uit de kunstgeschiedenis en als een van de belangrijkste aanhangers kan Erwin Panofski worden aangemerkt, want van zijn hand is het standaardwerk Studies in iconology.134 De iconografie probeert een duidelijke scheiding te maken tussen de beschrijving van een afbeelding/foto en de interpretatie daarvan.135 Er kan derhalve onderscheid gemaakt worden tussen het fysieke niveau van een foto (de beschrijving van de ‘content’ of inhoud) en het interpreterende niveau. De iconologie plaatst vervolgens de resultaten hiervan in een breder

(cultuurhistorisch) kader. In het proefschrift dat kunsthistorica Marga Altena over foto’s en films van Nederlandse fabrieksarbeidsters schreef, maakt zij ook gebruik van de theorie van de iconografie. 132 Idem., p. 12 133 Ibidem., p.13 134

E. Panofski, Studies in iconology. Humanistic themes in the art of the Renaissance, New York, 1939

135

Marga Altena, Visuele strategieën. Foto’s en films van fabrieksarbeidsters in Nederland 1890-1919, Amsterdam: Aksant, 2003, p. 25

56 Altena -als ook Richard Howells in zijn boek Visual Culture en Tony Schirato en Jen Webb in hun werk Understanding the visual-, onderscheidt op basis van de door Panofski gevormde theorie, een drie-stappen-systeem in de iconografie welke begint met het feitelijk opsommen van de afzonderlijke elementen van het beeld.136 Dit is een uitstekende start voor het analyseren van foto’s en zoals Howells het verwoordt: “(…) we must never be afraid to

begin (…) at the beginning”.137 De elementen presenteren zichzelf in de afbeelding en vergen daardoor geen speciale voorkennis. Toch pleit Howells ervoor dat men bij het in kaart

brengen van de elementen op de afbeelding het schematisch en systematisch aanpakt. Zeker bij het analyseren van meerdere afbeeldingen is het volgens hem van belang om op dezelfde details te letten. Bij afbeeldingen van personen kan men er bijvoorbeeld voor kiezen om op de gezichtsuitdrukking, de houding en de grootte waarop iemand in beeld wordt genomen, te letten.138 Dit geldt ook voor onderhavig onderzoek en in het volgende hoofdstuk zal blijken dat ook hier de foto’s schematisch en systematisch bekeken zijn.

De tweede stap omvat het met elkaar in verband brengen van de elementen en het identificeren van het onderwerp van het beeld, welke Altena en Howells als het

‘conventionele niveau’ aanmerken.139 Deze stap is niet zo vanzelfsprekend als de eerste, omdat er al naar een “deeper level of meaning” wordt gezocht.140

De derde stap is het achterhalen van de betekenis zoals die door de kunstenaar is bedoeld. In dit onderzoek is het niet doenlijk de betekenis zoals bedoeld door de fotograaf te achterhalen. Wel tracht ik de journalistieke uitgangspunten van de foto’s te achterhalen; dit wordt nader uiteengezet in het vierder hoofdstuk.

Na deze drie stappen kan er nog een vierde stap worden gemaakt die uit de iconologie voortvloeit; de interpretatie van de betekenis van de afbeelding die niet door de kunstenaar is bedoeld, maar voortvloeit uit de omringende, culturele wereld.141 Dit noemt Howells het ‘intrinsieke’niveau; het achterhalen van de wezenlijke betekenis. Howells geeft hierbij aan dat deze stap, anders dan de eerste twee, een onbewust proces is.142 In dit onderzoek is deze vierde stap zeker relevant, aangezien de (culturele) context waarin de foto’s van Beatrix te plaatsen vallen, veel kunnen vertellen over de foto zelf en Beatrix’ representatie.

136

Ibidem., p. 25

Richard Howells, Visual Culture, Cambridge: Polity Press, 2003, p. 24

Tony Schirato en Jen Webb, Understanding the visual, Londen (etc.): Sage, p. 76 en 77

137 Howells (2003), p. 11 138 Ibidem., p. 14 en 15 139 Altena (2003), p. 25 en Howells (2003), p. 15 140 Howells (2003), p. 25 141 Altena (2003), p. 25 142 Howells (2003), p.25

57 Bij de genoemde stappen –met name de eerste twee- moet nog een kanttekening

geplaatst worden. Voor de analyse van een foto is het vanzelfsprekend van groot belang dat beschreven wordt wat er op de foto te zien is, maar Howells als ook Pauwels en Peters merken zeer terecht op dat er tevens gelet moet worden op zaken die ontbreken op de foto. Pauwels en Peters noemen dit een ‘negatieve’ beeldanalyse, “(…) wat impliceert dat een

alertheid aanwezig moet zijn voor zaken die niet (of misschien nooit) op de verzamelde beelden terug te vinden zijn (bewust of onbewust)”.143 Howells stelt over deze weglatingen:

“The absence (…) can provide valuable evidence”.144 In het eerste hoofdstuk is besproken dat koningin Beatrix de regie van haar publieke optredens stevig in handen heeft. Uit het

voorgaande veronderstel ik dat dit ook het geval zal zijn wat betreft haar verschijning op foto’s. Mocht er uit dit onderzoek dan ook blijken dat er bepaalde zaken nooit op foto’s met Beatrix te zien zijn –ik denk dan, net als Pauwels en Peters, bijvoorbeeld aan zaken als religie, ziekte, dood en tegenslag145-, dan kan dit mogelijk te verklaren zijn aan de hand van Beatrix’ persoonlijke ideeën en opvattingen over haar publieke verschijnen.

Daarnaast stelt Howells dat het gevaarlijk is om de dingen die waarneembaar zijn op een foto zomaar als vanzelfsprekend aan te nemen: “The ‘what-you-see-is-what-you-get’

approach (…) is proving to be increasingly unsophisticated”. Howells doelt hiermee op het feit dat de kijker alert moet zijn op symbolen en verborgen ‘codes’ in een afbeelding.146 In dit geval kan dat betekenen dat een kroon op het hoofd van de koningin een symbool van macht is, evenals het dragen van een (hermelijnen) mantel of een sjerp. Een ander voorbeeld dat vaak gebruikt wordt is dat als een persoon voor een boekenkast gefotografeerd wordt, dit wijsheid, kennis en intelligentie veronderstelt bij de afgebeelde persoon.

Het gebruik van de iconografietheorie kent voor- en nadelen. Het belangrijkste voordeel is dat de methode zeer praktisch en controleerbaar is. Immers, er wordt vooral gekeken naar wat er op de foto staat.

Een nadeel is, en dat wordt ook door Altena gesignaleerd, dat de methode voorbij gaat aan het feit dat een foto meer is dan het product van een individuele kunstenaar.147 Het beeld welke moet ook geplaatst worden in de culturele omgeving. Hier zou de vierde iconologische stap wellicht uitkomst kunnen bieden, ware het niet dat een foto ook effect heeft op haar 143 Paulwels en Peters (2005), p. 130 144 Howells (2003), p. 15 145 Pauwels en Peters (2005), p. 131 146

Howells (2003), p. 19 Overigens dient opgemerkt te worden dat ‘verborgen symbolen en codes’ vaker veel evidenter zijn in schilderijen. Hieruit blijkt duidelijk dat de theorie van de iconografie en iconologie uit de kunstgeschiedenis afkomstig is.

147

58 toeschouwers en het kan op deze manier een bepaalde beeldvorming tot gevolg hebben. Deze lacune kan mogelijk opgevuld worden door de theorie van de semiotiek.