• No results found

3 ‘Patria o muerte!’ Studenten en de Cubaanse Revolutie

3.1 Historische achtergronden van de Cubaanse Revolutie

Na zijn triomfantelijke intocht in Havana begin januari 1959, trok Fidel Castro in korte tijd alle macht naar zich toe. Zoals dat bij veel revolutionaire omwentelingen gaat, vond er een grootschalige zuivering plaats onder de voormalige machthebbers. Batista’s loyale medewerkers werden verjaagd, gevangen genomen of geëxecuteerd en op hun plaats zette Castro zijn eigen getrouwen. In de meeste gevallen hadden zij een belangrijke rol gespeeld in de opstand tegen Batista. Zo verving Osvaldo Dorticós, die de guerrillatroepen van wapens en financiële middelen voorzien had, de tijdelijke president Manuel Urrutia. Fidels broer Raúl en Ernesto ‘Che’ Guevara, beiden commandanten in Castro’s guerrillaleger, werden respectievelijk Minister van Defensie en Minister van Industrie. De strijd tegen Batista werd met terugwerkende kracht in het verlengde geplaatst van José Martí’s gevecht tegen de Spaanse overheersing. Zijn nationalistische idealen van een Cubaans volk bevrijd van buitenlandse én binnenlandse overheersing werden omarmd en gebruikt als legitimatie van de nieuwe machthebbers. De Cubaanse Revolutie werd bewust voorgesteld als zijnde de opstand van het volk, waarin de Cubanen eindelijk het heft in handen namen en hun geschiedenis zelf schreven: ‘Patria o muerte!’ Desondanks waren in de eerste maanden na de machtswisseling de relaties met de Verenigde Staten relatief goed: Castro zag in dat de economische belangen hiervoor te groot waren.126

In de tweede helft van 1959 kwam er echter verandering in de goede betrekkingen. De belangrijkste reden hiervoor was dat de Cubanen banden aanknoopten met de Sovjet-Unie. De eerste officiële contacten werden gelegd in juni 1959, toen Guevara in Caïro met Russische vertegenwoordigers sprak. Op dat moment waren de economische betrekkingen nog vrijwel non-existent, maar ook daar kwam snel verandering in. In februari 1960 bracht vice-premier Anastas Mikoyan, een vooraanstaande politicus in de Sovjet-Unie, een bezoek aan Cuba om het eerste grote economische verdrag tussen beide landen te ondertekenen. De twee partijen besloten nu ook militair te gaan samenwerken, wat betekende dat de Sovjet-Unie ‘alle middelen die tot zijn beschikking waren zou gebruiken om een Amerikaanse interventie in Cuba te voorkomen’. Langzaam maar zeker nam de invloed van de Sovjet-Unie op de richting van de Cubaanse Revolutie toe. Terwijl Castro de revolutie in eerste instantie in een nationalistisch kader plaatste, maakte dit in de loop van 1959 en 1960 plaats voor een nadruk op het socialistische karakter. Enerzijds kwam dit door de groeiende verbinding tussen Cuba en de Sovjet-Unie, anderzijds had het interne Cubaanse wortels met een relatief grote socialistische partij (Partido Socialista Popular). Vanaf juli 1961 vormde deze partij samen

126 Jorge Dominguez, ‘Cuba since 1959’, in: Leslie Bethell red., The Cambridge History of Latin America

Volume 7. Latin America since 1930: Mexico, Central America and the Caribbean (Cambridge 1990) 457-508,

met de 26-julibeweging en het Directorio Revolucionario van eerder genoemde Faure Chomón de Organizaciones Revolucionarias Integradas (ORI). Deze werd later omgedoopt in de Partido Comunista de Cuba (PCC). In december 1961 liet Fidel Castro geen twijfel meer bestaan over zijn politieke voorkeur door te verkondigen dat hij ‘een marxist-leninist was en dat hij dat zou blijven tot aan zijn dood’.127

Deze ontwikkeling ging gepaard met een grote reorganisatie van de Cubaanse politiek en economie. Herverdeling van kapitaal en het onteigenen van privaat bezit werden speerpunten van Castro’s economisch beleid, geheel naar communistisch voorbeeld. Hiertoe werden veel Amerikaanse bedrijven en bezit van ex-president Batista gecollectiviseerd. De staat kreeg voor het eerst in de Cubaanse geschiedenis een centrale rol in het productieproces. Veel Cubanen geloofden klaarblijkelijk niet in deze heilstaat, want de grootschalige veranderingen brachten een enorme emigratiestroom op gang: in de eerste jaren van de Cubaanse Revolutie vertrokken jaarlijks zestig duizend, vaak hoogopgeleide, Cubanen naar het buitenland, in de meeste gevallen de Verenigde Staten. Veel van hen hielden er een fervent anticommunisme op na, waar de Amerikaanse overheid gebruik van wenste te maken om met zo’n klein mogelijke militaire inspanning Castro af te zetten. Tegelijkertijd was er sprake van een grote verdeeldheid onder de Cubaanse gemeenschap in Amerika. Er heerste veel wantrouwen en antipathie tussen enerzijds de groep die onder Batista gediend had en anderzijds de groep die in de beginfase met Castro samenwerkte maar om verschillende redenen gestopt was. Desalniettemin slaagden de leiders van de verschillende groepen er in maart 1961 in om eenheid te smeden en de Cuban Revolutionary Council op te richten. Dit was twee maanden nadat de Verenigde Staten definitief de diplomatieke banden met Cuba verbroken hadden. Samen voerden de regering-Kennedy en de Cubaanse bannelingen op 17 april 1961 een aanval op Cuba uit, waarin door de CIA getrainde Cubanen een coup probeerden te plegen. Deze zogenaamde Varkensbaai-invasie mislukte en was olie op het vuur van Castro, die het imperialistische en kapitalistische Amerika vanaf toen als grootste vijand van de Cubaanse Revolutie kon bestempelen.128

De omwentelingen in Cuba hadden ook hun weerslag op de studentengemeenschap en de Cubaanse universiteiten. Omdat veel studenten een belangrijke rol hadden gespeeld in de opstand tegen Batista, zag Castro hen als medestanders. De organisatie die hierin het meest had betekend, de FEU, werd dan ook toegeëigend als de officiële studentenunie van het nieuwe, socialistische Cuba. Bij de verkiezingen voor het voorzitterschap van de FEU in

127 Dominguez, ‘Cuba since 1959’, 461-468. 128 Ibidem, 462-466.

oktober 1959 manipuleerde Castro de uitslag, waardoor Rolando Cubela de verkiezingen won. Hij was één van de vroegere oprichters van de DRE en bekend van de moordaanslag op het hoofd van de politie in 1957. Via hem kon Castro de FEU volgens het socialistische gedachtengoed inrichten en incorporeren in het Cubaanse staatsapparaat.129 Via de FEU kon

hij studenten mobiliseren voor de Cubaanse Revolutie en indoctrineren met zijn eigen opvattingen. Maar ook de universiteiten ontkwamen niet aan Castro’s hervormingsdrang. Staat en universiteit zouden vanaf nu identiek zijn en dezelfde doelen nastreven. De universiteiten werden, voordat ze hun deuren weer openden, gezuiverd van anticommunistische en Batista-gezinde studenten en hoogleraren. Onder leiding van Angel Quevedo – ook één van de oprichters van het Directorio Revolucionario – zorgde de ‘José Echeverría’ General Commission of Reform dat de Universiteit van Havana inhoudelijk en organisatorisch een nieuwe richting insloeg die aansloot bij de revolutie. Toch gaven de incorporatie van de FEU in het systeem en de universiteitszuiveringen en -hervormingen Castro nog geen volledige controle over de Cubaanse studentengemeenschap. De universitaire autonomie was zo diep verankerd in de Cubaanse cultuur, dat ook Castro daar niet zo snel een einde aan kon maken.130

Nu staan revolutionaire ideologieën, zoals Castro’s socialisme, over het algemeen bijzonder positief tegenover jeugd. De jeugd belichaamt de frisse ideeën van de beweging en wordt zodoende gekoesterd als belangrijk onderdeel van de samenleving. De vitaliteit van ideologieën wordt volgens de socioloog Seymour Martin Lipset dan ook vaak afgemeten aan de mate waarin zij ‘deugden’ met ‘jong zijn’ identificeren. Als revolutionaire bewegingen aan de macht komen, zoals in Cuba, veranderen deze echter vaak in een autoritair regime, uit angst hun gewonnen positie te verliezen. In dat geval wordt de jeugd, veelal de studerende jeugd, niet meer gekoesterd als uitdager van het systeem, maar gebruikt als een ‘sociale basis’ die het revolutionaire regime steunt tegen zogenaamd conservatieve volwassenen.131 In Cuba

probeerde Castro ook iets in die richting: hij gebruikte hem welgezinde studenten als ‘instrument’ in het bereiken van zijn doelen. De Cubaanse scholen en universiteiten waren een ‘principal indoctrinating mechanism’ voor hen die in principe de Cubaanse Revolutie al accepteerden. Studenten die het niet eens waren met Castro’s opvattingen over de inrichting van Cuba werden niet toegelaten tot de universiteit en hun werd ook niet toegestaan een rol te

129 Ibidem, 466.

130 Suchlicki, ‘Cuba’, 326-327. Zie ook: RIC, The RIC Yearbook September 1957 – January 1959, 49-50. 131 Seymour Martin Lipset, ‘Students and politics in comparative perspective’, Daedalus 97 (1968) 1-20, aldaar 12.

spelen in de universitaire en nationale politiek.132 Op die manier ontstond er een

studentengemeenschap die zichzelf totaal identificeerde met de Cubaanse Revolutie en daar ook met veel enthousiasme aan bijdroeg. Raúl Castro vertelde hierover dat de Cubaanse regering de universitaire autonomie respecteerde, omdat het een belangrijk wapen was voor studenten in hun gevecht tegen regeringen die in strijd zijn met de nationale en democratische principes. Aangezien de nieuwe situatie zo was dat de regering en de bevolking dezelfde belangen en doeleinden hadden, was de universitaire autonomie echter niet meer nodig: de universiteit was volledig onderdeel van de maatschappij geworden.133