• No results found

2 Samen tegen Batista: een studentencoalitie

2.2 Cubaanse studenten en de International Student Conference

2.2.1 De toetreding van de FEU tot de International Student Conference

De strijd tegen Batista ging een nieuwe fase in, waarin het internationale belangstelling verwierf. Zo werd in juli 1956 de Cubaanse studentunie FEU voor de eerste keer uitgenodigd voor de International Student Conference. Aan deze uitnodigingen gingen bij elk congres lange en diepgaande discussies vooraf. Er was zelfs een speciale credentials committee opgezet om te bepalen welke studentenunies en andere organisaties zouden worden toegelaten tot de conferentie. Deze commissie maakte onderscheid tussen een volwaardige delegatiestatus en afgezwakte vormen daarvan, met bijvoorbeeld minder of geen stem- of spreekrecht. Daarnaast kon er een observer status worden toegekend, aan internationale organisaties, de IUS of unies die zich nog niet definitief wilden aansluiten bij de ISC. COSEC had voor dit proces overigens bepaalde eisen geformuleerd, waaraan de betreffende unies

77 Perez, ‘Cuba’, 446-447. 78 Paget, Patriotic betrayal, 207. 79 Suchlicki, ‘Cuba’, 319-321.

moesten voldoen om toegelaten te worden. Zo moest de unie bijvoorbeeld de meerderheid van de nationale studentengemeenschap achter zich hebben.80 De discussies over de toekenningen

van statussen lijken een futiliteit, maar zijn mijns inziens essentieel geweest. De keuze wie er aanwezig zou zijn op een congres was beslissend voor het verloop van dat congres. Debatten en resoluties konden zo op voorhand al gestuurd worden. Die keuze stond dan ook bloot aan allerlei invloeden en werd ook op het betreffende congres vaak nog langdurig bediscussieerd en bekritiseerd.

Waarom specifiek de FEU voor het zesde congres van de ISC in Ceylon werd uitgenodigd, komt uit de archieven niet duidelijk naar voren. In een brief van COSEC aan alle studentenunies betreffende de uitnodigingen voor de zesde ISC staat wel: ‘Either at their own request or on the request of a National Union of Students, invitations additional to those listed originally have been issued to the following organizations,’ waaronder dus de Cubaanse studentenunie.81 Dat duidt erop dat het primaat van de besluitvorming inzake uitnodigingen

bij de studentenunies zelf lag, in plaats van bij COSEC. De beweegreden van de FEU om zich bij de ISC aan te sluiten laat zich raden. Gezien de verslechterde binnenlandse situatie van de Cubaanse studenten en de verharding van de strijd tegen Batista, zochten zij waarschijnlijk bewust en actief het internationale podium dat de ISC bood. Bij eerdere congressen vonden de Cubaanse studenten dat schijnbaar nog niet nodig. Zij waren immers voorafgaand aan het vierde congres in Istanbul wel op de hoogte gebracht door COSEC. In een administratief memorandum van september 1953 staat dat onder andere de FEU geïnformeerd is over het aankomende congres, waarschijnlijk met de bedoeling de unies over te halen om het congres bij te wonen.82 Aan dit proces van ‘aanmelding’ alleen al is goed te zien dat er meer initiatief

bij de studentenunies zelf lag dan tot nu toe in de historiografie is beweerd.

De toetreding van de FEU paste in een bredere ontwikkeling binnen de ISC. In de jaren vijftig groeide het aantal studentenunies uit de ‘Derde Wereld’ dat zich bij de ISC wilde aansluiten exponentieel. Terwijl op het eerste congres in 1950 uitsluitend ‘Westerse’ (West- Europese, Amerikaanse en Commonwealth-) studentenunies aanwezig waren, maakten de unies uit de gedekoloniseerde wereld in 1956, met tweeëndertig, al de meerderheid van de ISC uit. Dit zorgde voor een geheel nieuwe dynamiek, wat resulteerde in het loslaten van de student-as-such-benadering. Een apolitieke inslag strookte niet meer met de dagelijkse

80 Notulen, vijfde ISC, september 1958, IISG, Archief ISC, inv. nr. 75.

81 Brief COSEC aan nationale studentenunies: ‘Invitations to the sixth ISC’, 4 juli 1956, IISG, Archief ISC, inv. nr. 755.

82 Administratief memorandum nr. 2: ‘Notification of the conference to organizations not present at previous ISC’s’, vierde ISC, september 1953, IISG, Archief ISC, inv. nr. 750.

realiteit van de meerderheid binnen de ISC. Voor de meeste studenten uit de ‘Derde Wereld’ was, zoals we hebben kunnen zien in Latijns-Amerika, politieke strijd een essentieel onderdeel van hun bestaan als student. Intra-universitaire zaken konden niet los gezien worden van de bredere maatschappelijke ontwikkelingen, omdat ze er voor een groot deel door bepaald werden. Dit verband drong ook langzaam door bij de ISC:

‘It has become clear that no sharp distinction could be drawn between student problems and political questions which concerned the student community. As the Conference expanded in size and representivity, it began to include more delegates from organizations whose primary educational problem was the interference of the government – restricting access to the university, subjecting courses and professors to external political pressures and imprisoning students for their political beliefs.’83

De agenda van het zesde congres in Ceylon werd dan ook gedomineerd door politieke vraagstukken, waarin de vrijheidsstrijd tegen kolonialisme en imperialisme voor het eerst een belangrijke plaats kreeg. Zo besloot de meerderheid van het congres een resolutie aan te nemen waarin de ISC de strijd van de Algerijnse studenten tegen de Franse overheersing steunde. De conservatieve minderheid van Westerse studentenunies was haar greep op de ontwikkelingen binnen de ISC verloren, wat leidde tot een opmerkelijke politisering. Bovendien was er sprake van een zelfversterkend effect: de uitgesproken politieke koers trok nog meer studentenunies uit de ‘Derde Wereld’ aan, wat resulteerde in ongeveer zestig niet- Westerse unies in de ISC in 1962.84 Wellicht is er ook wel sprake geweest van motieven die

buiten de studentengemeenschap an sich om gingen. Altbach heeft betoogd dat één van de doelen van de financiële steun van de CIA was om zoveel mogelijk studentenunies uit de ‘Derde Wereld’ bij de ISC te betrekken, zodat deze studenten van bovenaf beïnvloed konden worden. Om zijn gedachtegang te extrapoleren: het zou kunnen dat de ISC deze studentenunies wilde bekoren door aandacht te besteden aan politieke kwesties binnen de studentenwereld. Bovendien nam het coördinerend secretariaat zelf een steeds politieker standpunt in, door onomwonden voor de ‘onderdrukte’ studenten te kiezen.

In ieder geval werd het beeld van een ISC die zich politiek engageert en solidariteit betoont met de vrijheidsstrijd van studenten actief gecultiveerd. COSEC zag, al dan niet onder invloed van de opvattingen van de CIA, de waarde van de politisering duidelijk in. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een persbericht dat door COSEC verspreid werd voorafgaand aan de zesde ISC. Dat benadrukte een aantal keer dat de meerderheid van de aanwezige studentenunies uit de Derde Wereld kwam en welke nieuwe landen vertegenwoordigd waren.85 Dit beeld van een

83 Paul Sigmund, ‘Research and Information Committee’, The Student 1, nr. 7 (Juni 1957) 14-16, aldaar 14. 84 Altbach, The student internationals, 70-72.

sterk politiek geëngageerde ISC bleef de organisatie gedurende haar hele bestaan in stand houden en koesteren. In 1965 nog bracht COSEC een brochure uit, getiteld ‘Student action against oppression. The first fifteen years of the ISC’. In deze publicatie werd de geschiedenis gedeeltelijk herschreven ten faveure van de ISC. De brochure karakteriseerde het eerste congres van de ISC als volgt: ‘Representatives from twenty one National Unions of Students gathered together to search for a new way for students to help solve the great problems facing the student and people of all countries’. Met terugwerkende kracht werd de ISC al in haar eerste jaren een politiek geëngageerde organisatie. En dat was bezijden de waarheid, want de ISC werd in eerste instantie juist opgericht als apolitieke organisatie gericht op students as such.86

Toch is deze analyse, die gedeeltelijk is voortgevloeid uit Altbachs observaties, wederom te zeer vanuit het perspectief van de ISC. Het redeneert vanuit de opvatting dat de betrokken personen geleid werden door politieke ‘structuren’ en organisaties. Maar welke rol hadden de studenten zelf in de politisering van de organisatie? Natuurlijk is de groeiende macht van de niet-Westerse studentenunies in de ISC al aangetoond. Dit kwam ook doordat de unies steeds beter gingen inzien dat de ISC goed als podium voor hun nationale strijd te gebruiken was. Maar de individuele agency van de aanwezige studenten op het congres komt nooit naar voren. Namens de FEU gingen bijvoorbeeld José Antonio Echeverría en Jacinto Otero. Over de laatste is weinig bekend, maar Echeverría had op Cuba inmiddels naam verworven als fervent bestrijder van het regime. Hij was naast leider van het Directorio Revolucionario ook voorzitter van de studentenfederatie. In Ceylon hield hij een bevlogen toespraak waarin hij de binnenlandse strijd tegen Batista voor een breed publiek onder de aandacht bracht en om morele en materiële steun van de aanwezige internationale studentengemeenschap vroeg. Zijn persoonlijke aanwezigheid en overtuigingskracht zorgden ervoor dat hij veel waardering oogstte en op veel bijval kon rekenen. De speech en de aanwezigheid van Echeverría op het congres geeft goed weer wat voor belangrijke rol individuen speelden in de politisering van de studentenkoepel.87 De aansluiting van FEU bij de International Student Conference en de

speech van Echeverría sorteerden dan ook direct effect. In het persbericht na afloop van het congres in Ceylon stond:

‘Statements of support were made for the National Unions of Students of Algeria, Cuba in defending university autonomy. [..] In the case of Cuba, it was asked that information about the present situation

86 RIC, Student action against oppression. The first fifteen years of the ISC (1965). 87 ‘Commentary on world student affairs’, The Student 1 nr. 5 (Februari 1957) 28.

be widely circulated, and that the government be urged to grant freedom of association to students, and release those against whom no legal charges can be brought.’88

2.2.2 The Student en Cuba

De vraag van het congres over de verspreiding van informatie over de situatie in Cuba was niet aan dovemansoren gericht. In het eerste nummer van ISC’s tijdschrift The Student na het congres verscheen in de rubriek ‘commentaar op wereldstudentenzaken’ dat de FEU haar protesten tegen het regime van Batista voortzette. Het regime had volgens het tijdschrift de grondwet meermalen geschonden door de studenten te terroriseren en de universiteiten financiële hulp te weigeren. Echeverría moest zich sinds zijn terugkeer van de zesde ISC, ‘alwaar zijn verzoek om steun op veel bijval kon rekenen’, schuilhouden.89 Al voordat

Echeverría naar Ceylon afreisde, had Batista een campagne tegen hem gelanceerd, waarin hij via alle media die tot zijn beschikking stonden de studentenleider beschuldigde van het beramen van aanslagen op regeringsleiders. Zo trachtte hij legitieme omstandigheden te creëren waarin Echeverría vermoord kon worden, om op die manier hopelijk de oppositionele studentenbeweging definitief uit te schakelen. In het kader van deze campagne werd de voorzitter na de zesde ISC ook de toegang tot Cuba ontzegd. Pas na een grootschalige studentendemonstratie kreeg hij vrije doorgang op het vliegveld. Maar in de weken erna begon de vervolging van studenten weer, waardoor studentenleiders zelfs niet meer veilig waren op de universiteit. Sommigen werden gearresteerd, maar de studentenprotesten bleven ondanks alles doorgaan.90

The Student bleef ondertussen berichten over de situatie in Cuba en de reacties van de internationale studentengemeenschap daarop. Op 13 maart 1957 viel een grote groep Cubaanse revolutionairen het presidentieel paleis van Batista aan. Deze aanval mislukte en hierbij kwamen verschillende studenten om het leven, onder wie José Echeverría. Een ander lid, Rolando Cubela, wist later die dag het hoofd van de politie te vermoorden en te ontsnappen.91 Direct in het eerste nummer van The Student na Echeverría’s dood, stond in het

commentaar op de achterzijde dat verschillende nationale studentenunies zich solidair hadden getoond met de Cubaanse studenten. Vooral veel Latijns-Amerikaanse studentenorganisaties, maar ook die van de Filipijnen en Zuid-Afrika lieten verklaringen uitgaan waarin het geweld van Batista’s ordetroepen veroordeeld werd en de politieke strijd gesteund. Chileense

88 Persbericht, zesde ISC, 5 oktober 1956, IISG, Archief ISC, inv. nr. 755. 89 ‘Commentary on world student affairs’, The Student 1 nr. 5 (Februari 1957) 28.

90 José Puente Blanco, ‘Student tragedy in Cuba’, The Student 2 nr. 1 (Augustus 1957) 14-15. 91 Karen Paget, Patriotic betrayal, 207-208.

studenten hielden zelfs een publieke demonstratie. En COSEC verspreidde een circulaire onder alle aangesloten studentenunies met alle gebeurtenissen tot dan toe op een rij.92

In april kwam ook de opvolger van Echeverría, Fructuoso Rodríguez, om in een bestorming van zijn schuilplaats door de politie. Op dat moment was het Latijns-Amerikaanse studentencongres in het Argentijnse La Plata in volle gang. Het congres organiseerde direct een speciale sessie waarin een eerbetoon aan Rodríguez werd gebracht en kondigde een algemene studentenstaking aan. Bovendien vroeg het alle democratische regeringen om de relaties met Batista te verbreken en alle studentenunies om protesttelegrammen te sturen.93

Het is niet duidelijk of sommige regeringen als gevolg hiervan daadwerkelijk hun banden met het Cubaanse regime verbraken. Maar de steun en acties van zowel de ISC als veel nationale studentenunies waren mijns inziens een belangrijke stimulans voor de Cubaanse studenten om door te gaan met hun strijd. FEU’s vraag om internationale solidariteit had effect. Het laat ook zien dat COSEC in dit proces slechts een coördinerende, informerende en faciliterende functie had. Bovendien was ISC niet het enige gremium dat een rol van betekenis speelde in het tot stand brengen van solidariteit: ook het Latijns-Amerikaanse studentencongres was belangrijk.

Het volgende nummer van The Student bood zelfs ruimte voor een artikel van FEU’s vicevoorzitter in ballingschap José Puente Blanco. Dit artikel gaf een reconstructie van alle gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Daarin kwam naar voren dat veel studenten op alle mogelijke manieren werden dwarsgezeten door de politie. Arrestaties en geweld, vaak met doden tot gevolg, waren bijna aan de orde van de dag. Batista negeerde steeds vaker de universitaire autonomie, waardoor de Cubaanse studenten niet meer veilig waren binnen de universiteitscampus. Dat was een van de belangrijkste redenen dat velen ondergronds gingen opereren of vanuit ballingschap, meestal in Miami. Een deel besloot zelfs om de gewapende strijd op te pakken en samen met Castro vanuit de bergen het regime te bestoken.94 Blanco

verdedigde in het artikel dan ook uitgebreid de autonome en politieke functie van de universiteit: ‘To say that it has solely a responsibility for imparting academic knowledge, ignoring national issues, is ridiculous. It represents the fundamental institution in the life of the country, developing men with civic concern and social responsibility’.95 Deze opvatting,

gangbaar voor Latijns-Amerikaanse en Cubaanse studenten, bereikte via The Student een groot publiek. Op die manier zijn ook Westerse studenten beïnvloed in hun ideeën over de rol van de student in de maatschappij. Via dit artikel kwamen zij in aanraking met een geheel

92 ‘Commentary on world student affairs’, The Student 1 nr. 7 (Juni 1957) 24.

93 Juan Barros, ‘Latin American Student Congress’, The Student 2 nr. 1 (Augustus 1957) 18-19. 94 Blanco, ‘Student tragedy in Cuba’, 14-15.

andere invulling van het studentenbestaan. Zij zagen dat het in niet-Westerse landen in veel gevallen onmogelijk was om het student as such-principe te hanteren, omdat de politieke situatie in het land veel gevolgen had voor het leven van de studenten.

The Student vervulde zodoende een belangrijke functie in de verspreiding van informatie. Het tijdschrift gaf niet alleen regelmatige updates en overzichten van wereldwijde politieke conflicten waarin studenten verwikkeld waren. De kern van het tijdschrift bestond uit vier of vijf achtergrondartikelen, gedeeltelijk over activiteiten, congressen en andere aspecten van de ISC zelf. Maar meestal handelden ze over een specifieke strijd van één van de aangesloten studentenunies. Deze artikelen werden vaak geschreven door studenten die zelf betrokken waren bij de strijd of afkomstig waren uit dat land, zoals bijvoorbeeld Blanco. Volgens het tijdschrift zelf was The Student voor zijn kopij vrijwel geheel afhankelijk van bijdragen van studentenleiders en ‘ordinary students’.96 Dat bracht natuurlijk wel enige subjectiviteit met

zich mee: de auteur wilde immers de situatie in zijn of haar land zo weergeven, dat er brede steun uit voort zou vloeien. Maar het feit dat het tijdschrift de ruimte bood aan individuen om de politieke situatie in hun eigen land te belichten, laat zien dat studenten ook een eigen stem hadden en niet aan de leiband liepen van COSEC. Uiteraard had de redacteur, de Publications Officer van het coördinerend secretariaat97, enige macht in het selecteren van de onderwerpen

en de auteurs. Maar de redacteur van het tijdschrift rouleerde en kwam zelf ook steeds uit een ander land.

Het bereik van het tijdschrift moet niet onderschat worden. Studentenunies van alle continenten kregen maandelijks gratis dit blad toegestuurd, met een oplage van vijfentwintig duizend. Geschreven in het Engels, Frans, Spaans en soms zelfs in het Arabisch, was het blad voor velen toegankelijk. In 1956, het jaar waarin The Student voor het eerst uitgegeven werd, waren zesenvijftig studentenunies lid van de ISC.98 Het is uiteraard niet te achterhalen hoeveel

studenten het tijdschrift daadwerkelijk bereikt heeft, noch hoeveel het echt gelezen is. Maar het heeft in ieder geval wereldwijd aandacht gegenereerd voor politieke conflicten waar studenten bij betrokken waren. Belangrijker nog dan het vraagstuk van het bereik en de effecten van het tijdschrift, is mijns inziens de vraag welk doel of welke intentie er aan het verspreiden ten grondslag lag. Had de redactie van The Student in het bijzonder of de ISC in

96 ‘The Coordinating Secretariat ten years later, 1952-1962’, The Student 6 nr. 1 (Januari 1962) 19-24, aldaar 19.

97 ‘Postbox 36, Leiden, Netherlands’, The Student 2 nr. 7 (Mei 1958) 20-24, aldaar 23. 98 Altbach, The student internationals, 39-40.

het algemeen een belang bij het onder de aandacht brengen van de binnenlandse strijd van bijvoorbeeld Cubaanse studenten? Of kwam het voort uit een oprechte solidariteit?

Allicht had de ISC een eigenbelang in het publiceren van artikelen over Cuba. Zij liet niet na om bijvoorbeeld op het achterblad van The Student de grote steun van het zesde congres voor FEU’s strijd te benadrukken. Hiermee wilde de organisatie haar eigen positie en rol in het proces beklemtonen en een goed beeld van zichzelf creëren. Volgens Altbach en Pager kwam dit grotendeels voort uit de grote invloed van de CIA op de ISC. Maar deze artikelen slechts te beschouwen in het licht van de machtspolitiek van de CIA zou een onderschatting van de goede intenties van de betrokken studenten betekenen. Als de CIA werkelijk invloed zou hebben op de ISC, zou zij waarschijnlijk nooit toegestaan hebben dat de strijd tegen hun bondgenoot Batista zo uitdrukkelijk gesteund werd. De Amerikaanse politieke en economische belangen op Cuba waren daarvoor veel te groot. Daarnaast waren veel leden van de redactie niet op de hoogte van de CIA-invloed. Crawford Young, COSEC- lid tussen 1957 en 1959, beweert zelf dat in zijn tijd alleen hij en één ander lid ervan wisten.99

Bovendien werd de ISC inmiddels gedomineerd door studenten uit de ‘Derde Wereld’, die solidariteit met elkaars vrijheidsstrijd vanzelfsprekend vonden. Ten slotte ging het de studenten in het geval van Cuba voornamelijk om de dictatoriale politiek van Batista en niet om de buitenlandse inmenging in Cuba. Het was geen onafhankelijkheidsstrijd tegen een