• No results found

3 ‘Patria o muerte!’ Studenten en de Cubaanse Revolutie

3.2 De Cubaanse Revolutie en de International Student Conference

De Cubaanse Revolutie bleef niet onopgemerkt in de internationale studentenpolitiek. The Student stond in haar nummers in februari en mei 1959 uitgebreid stil bij de ‘overwinning van de Cubaanse studenten in hun vrijheidsstrijd.’134 De focus van het commentaar lag –

logischerwijs – op het aandeel van de studenten in het slagen van de Cubaanse Revolutie. Het lijkt alsof hun offers, oppositionele activiteiten en militaire inzet van doorslaggevend belang zijn geweest, terwijl zij in werkelijkheid slechts één van de partijen waren die tegen Batista in het geweer kwamen. Ook de positie die COSEC en de verschillende ISC-congressen zelf hadden ingenomen in het conflict bleef niet onbelicht.135 De administrative secretary van

COSEC, die het commentaar schreef, accentueerde de rol van de studentengemeenschap om de agency van ‘de student’ in het algemeen te tonen. Los van het eventuele belang dat de ISC had bij het etaleren van haar steun aan studenten wereldwijd, laat het commentaar zien dat de organisatie veel aandacht had voor de vormende kracht van de studenten zelf. ISC’s tijdschrift heette niet voor niets The Student: hiermee werd de individuele student in het middelpunt geplaatst en niet de nationale studentenunies of de internationale studentenkoepel. Het commentaar sloot af met de mededeling dat COSEC direct op de dag van Batista’s vlucht een telegram aan de Cubaanse studenten had gestuurd, waarin zij haar vreugde over de goede afloop en haar eensgezindheid met de Cubaanse studenten uitte. COSEC liet er geen misverstand over bestaan: de ISC stond achter de Cubaanse Revolutie.

Het achtste congres van de ISC in Peru, in februari 1959, bevestigde dit standpunt nog eens. De Cubaanse FEU-delegatie, veelzeggend genoeg onder leiding van één van Castro’s legercommandanten, Reinaldo Corpion, viel een staande ovatie ten deel op het moment dat de

132 Scott, 92.

133 G. Lemus, ‘WSN Interviews, Raúl Castro’, World Student News 14, nr. 9 (1960) 3-5. 134 ‘Commentary on world student affairs’, The Student 2 nr. 13 (Februari 1959) 26.

nieuwe Cubaanse situatie besproken werd. Volgens The Student was het enthousiasme van de aanwezige congresleden ten aanzien van de Cubaanse studenten vele malen groter dan die ten aanzien van de Algerijnse en Spaanse delegaties die in een strijd verwikkeld waren tegen respectievelijk de Franse koloniale overheersing en de Franco-dictatuur. Corpion sprak dan ook zijn dankbaarheid uit over de ‘sterke en doeltreffende steun’ die de FEU had mogen ontvangen van de ISC en haar coördinerend secretariaat.136 Het feit dat Corpion de leider was

van de Cubaanse delegatie brengt doeltreffend in beeld hoe de verhoudingen in Cuba aan het veranderen waren. Waar de studentenunie eerst tegenover de politieke macht stond, was deze nu deel geworden van de gevestigde orde en behartigde zij de belangen van de Cubaanse staat op een internationaal podium. De aanwezigheid van de Cubaanse ambassadeur op het congres was in die zin een teken aan de wand.137 Uit deze twee voorbeelden valt ook een duidelijke

verschuiving op te maken in de houding van de ISC zelf: in de eerste jaren zou het ondenkbaar zijn geweest dat regeringsvertegenwoordigers aanwezig zouden zijn op een congres, terwijl dit nu door een overgrote meerderheid geaccepteerd werd. Dit op zijn beurt kwam door de groeiende rol en aanwezigheid van de traditioneel veel politieker georiënteerde studentenunies uit de ‘Derde Wereld’.

De politisering van de International Student Conference heeft ook geleid tot een ondubbelzinnig geformuleerde resolutie aangaande de situatie in Cuba. Commissie ‘G’ van het congres, die zich boog over zaken als kolonialisme, totalitarisme, imperialisme en racisme stelde haar verklaring als volgt op:

‘The eighth International Student Conference notes the recent overthrow of the totalitarian government of Cuba and the consequent realization of the University Autonomy and the Cuban students’ full rights of free association and expression, and congratulates the Cuban students on the achievement of this freedom and the full realization of their just demands. The conference, noting the past events in Cuba, is of the opinion that the National Union should, for the preservation of the rights so regained, protest actively should any anti-patriotic force or foreign power again put in peril these democratic institutions and consequently the Cuban students’ life and liberties.’138

Deze resolutie geeft aan dat het ISC-congres zonder enig voorbehoud de nieuwe status quo op Cuba toejuichte. Gezien ISC’s vroegere steun van en identificatie met de strijd van de Cubaanse studenten tegen Batista, is dit vanzelfsprekend. Niet alleen om de bij de ISC aangesloten FEU te feliciteren en te prijzen, maar ook om het resultaat van ISC’s inspanningen voor de Cubaanse studenten en zodoende haar bestaansrecht te tonen. Maar het is op zijn minst opmerkelijk dat de kritische houding die de ISC had ten opzichte van Batista,

136 ’66 unions nationales’, L’étudiant 3, nr. 1 (Mei 1959) 6-10. 137 Ibidem.

zo lijkt het, geheel verdwenen was. Want in hoeverre kon er sprake zijn van universitaire autonomie en het recht op vrije meningsuiting, als de universiteit en haar studenten zo geïncorporeerd waren in het nieuwe systeem? De zuivering onder hoogleraren en studenten, die direct na Batista’s val plaatsvond duidt erop dat afwijkende meningen niet getolereerd werden. Opvallend aan de resolutie is ook dat de FEU opgeroepen werd te protesteren in het geval een buitenlandse macht opnieuw deze democratische rechten zou bedreigen. Daarmee werd de strijd tegen Batista met terugwerkende kracht ook een strijd tegen een buitenlandse mogendheid (lees: de Verenigde Staten). Dit sloot wel heel goed aan bij Castro’s vijanddenken. De kritiekloze houding blijkt overigens ook uit het feit dat het congres besloot om het lopende onderzoek van de Research and Information Committee naar de Cubaanse situatie van de agenda te verwijderen. De situatie was dusdanig veranderd dat nieuw onderzoek niet nodig zou zijn, zo was de redenering.139

Op het volgende congres in augustus 1960 in het Zwitserse Klosters was er nog weinig veranderd aan deze kritiekloze houding. De toon waarin de Cubaanse revolutie werd verdedigd en het Amerikaanse imperialisme werd veroordeeld was zelfs versterkt. De resolutie over Cuba begon zelfs met de ‘overweging’ dat ‘iedere imperialistische poging om een land economisch of politiek te domineren tegenovergesteld is aan de ontwikkeling van hoger onderwijs en nationale cultuur.’ Toch was de tekst – te zien aan de vele verbeteringen – niet onbediscussieerd gebleven. [zie bijlage 3] Misschien dat de resolutie daarom wederom het recht op vrijheid en universitaire autonomie benadrukte. Maar het veroordeelde ook de agressie van de Verenigde Staten, die zich in economische zin uitte door het invoeren van een quotum op suikerinvoer, en in politieke zin door de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) te dwingen een ‘interventionistische’ resolutie aan te nemen. Ten slotte riep de tekst alle studentenunies op om krachtig te protesteren tegen deze imperialistische agressie.140 De

beste verklaring voor deze ‘radicalisering’ van de resolutie ten opzichte van het vorige congres is dat de FEU-delegatie de tekst zeer waarschijnlijk zelf heeft opgesteld. Bovenaan de tekst staat namelijk: ‘FEU Resolution on Cuba’. Het is helaas niet te achterhalen wie er deel uit maakte van de bewuste ‘Commissie G’, maar het ligt voor de hand dat ofwel FEU zelf een plaats innam, ofwel de leden een door de FEU aangeleverde tekst min of meer direct hebben overgenomen. Dit voedt de gedachte dat het in de praktijk zo ging dat studentenunies zelf een standpunt ten opzichte van hun eigen situatie formuleerden en dat doorgaven aan de betreffende commissie. Dat resulteerde uiteraard in een subjectieve resolutie. Een

139 RIC, The work of the RIC, 13.

140 Resolutie Commissie G over Cuba, negende ISC, augustus 1960, IISG, Archief ISC, inv. nr. 777; Zie ook: ’73 National Unions join in the creation of new student strength’, The Student 4 nr. 8 (1960) 7-10.

studentenunie kon een resolutie dus gemakkelijk naar zijn hand zetten, waaruit blijkt dat zij een grote agency hadden en dat het proces voorafgaand aan een ‘officiële resolutie’ vaak informeler was dan het lijkt.

Een andere verklaring voor de houding van het congres ten aanzien van Cuba ligt in het eigenbelang dat de ISC had in het benadrukken van de positieve effecten van haar ‘beleid’. Dit eigenbelang is evident, maar moeilijk te bewijzen. Karen Paget, echter, brengt een andere vorm van eigenbelang naar voren. Zij betoogt, meer vanuit een machtspolitiek oogpunt beredeneerd, dat de ISC de Cubaanse studenten niet teveel tegen zich in het harnas wilde jagen, omdat zij zich zorgen maakte dat de FEU anders de ISC zou verlaten. De associate secretary van COSEC, de Amerikaan Robert Kiley, was bang dat Rolando Cubela dit serieus overwoog. De gevolgen van FEU’s vertrek zouden desastreus kunnen zijn, omdat het het begin van een ‘landslide of withdrawals’ van andere studentenunies zou kunnen betekenen. Zijn verleden bij de NSA, dat volgens Paget banden had met de CIA, zou aan deze angst ten grondslag liggen.141 Voorafgaand aan het negende congres in Klosters waarschuwde

NSA’s Latijns-Amerikaspecialist, Ralph Della Cava, zijn bestuur dat het goed mogelijk was dat een nieuwe generatie helemaal Cubanen niet op de hoogte zou zijn van NSA’s vroegere steun voor hun strijd. Dat zou een vertroebelde relatie en een tanende invloed op de Cubaanse ontwikkelingen kunnen veroorzaken.142 Deze redenering was waarschijnlijk, in mindere mate,

ook gangbaar binnen de ISC. Als het congres niet bleef benadrukken dat het achter de Cubaanse studenten stond, dan was de kans aanwezig dat zij de ISC niet langer als bondgenoot zouden zien, maar als vijand.

Pagets argument is waardevol en biedt een goede verklaring voor het gebrek aan een kritische blik op de nieuwe Cubaanse status quo. Maar haar redenering brengt opnieuw een te nauwe focus op ‘het instituut’ ISC met zich mee, waartegen ik me juist verzet. Dé ISC bestond niet. Besluiten en standpunten werden niet van bovenaf gedirigeerd, maar waren het resultaat van discussies en verhoudingen tussen de aanwezige studentenunies. De samenstelling van het congres veranderde iedere keer weer, en daarmee ook de voorkeuren en opvattingen van de delegaties. Je zou je daarom kunnen afvragen in hoeverre de ISC een consistente houding in kon nemen ten aanzien van bepaalde conflicten of dat hierop steeds ad hoc gereageerd werd. Zo kenmerkte het achtste congres zich volgens Altbach door een groeiend activisme van de aanwezige Latijns-Amerikaanse studentenunies, die geïnspireerd werden door het slagen van de Cubaanse opstand.143 De locatie van het congres, Peru, speelde

141 Paget, Patriotic betrayal, 212. 142 Ibidem, 212-213.

hierin zeker ook een rol. Hun houding stond symbool voor toenemend zelfvertrouwen en assertiviteit van de unies uit de Derde Wereld. Zij konden zich goed identificeren met de strijd van hun – in dit geval Cubaanse – collega’s en vanwege hun meerderheidspositie de resoluties en besluiten dusdanig beïnvloeden dat het congres de volle steun en solidariteit uitsprak. Hierin speelde mijns inziens ook zeker de gedachte mee dat, wanneer zij hun solidariteit betoonden, zij zelf ook verzekerd waren van internationale steun in hun eigen conflicten. Dat laat zien dat eigenbelang en tactische afwegingen, naast oprechte solidariteit en maatschappelijk engagement, ook een rol speelden in het steunen van elkaars strijd.