• No results found

3 ‘Patria o muerte!’ Studenten en de Cubaanse Revolutie

3.6 FEU en de concurrentiestrijd tussen de IUS en de ISC

Tegelijkertijd werd tijdens het tiende ISC-congres de breuk tussen de FEU en de ISC min of meer definitief. Een schijnbaar futiele kwestie over de toelating van de Puerto Ricaanse studentenunie FUPI liep behoorlijk uit de hand. Dit leidde tot lange discussies, waarbij de Amerikaanse NSA de groep leidde die tegen toetreding was en de FEU één van de voornaamste unies was die tegen waren. Officieel was het een kwestie van representativiteit van de unie, maar in werkelijkheid speelden politieke motieven mee. Het ene kamp wilde de unie uit de voormalige Amerikaanse kolonie een eigen stem ontzeggen, het andere kamp stond juist pal voor het recht van studenten uit de ‘Derde Wereld’ om zich te engageren. Toen de uitslag van de stemming een nipte meerderheid tegen toetreding van de FUPI uitwees, besloten de FEU en vierentwintig andere studentenunies het congres te verlaten.195 De relatie

tussen de FEU en de ISC werd nog verder verzuurd door een slepende ruzie na het congres. Via een verklaring aan alle aangesloten studentenunies en een brief aan COSEC liet de FEU weten zich te distantiëren van alle besluiten en resoluties van het tiende congres. Haar aanwezigheid op de dagen voor haar terugtrekking moest gewist worden.196 COSEC weigerde

193 Brief Joyti Shankar Singh (COSEC) aan de President van de Cubaanse Republiek, 2 april 1963, IISG, Archief ISC, inv. nr. 1376.

194 Rapport over de tiende ISC, zevende IUS, Augustus 1962, IISG, Archief IUS, inv. nr. 37, p. 4.

195 Rapport over de tiende ISC, 5-7; Interventie van COSEC, zevende IUS, augustus 1962, IISG, Archief ISC, inv. nr. 7; Mailand Christensen, ‘A new clarification of an old problem. The past and present of the International Student Conference’, The Student 8, nr. 2-3 (1964) 7-10.

196 Brief FEU aan COSEC, 12 september 1962, IISG, Archief ISC, inv. nr. 282; Brief FEU aan nationale studentenunies: ‘Aclaracion de la FEU de Cuba a las uniones nacionales sobre las resoluciones de la X CIE’, 14

dit vervolgens te doen, waardoor de kans op een terugkeer van de FEU op een volgende ISC danig werd verkleind.

De voorheen innige band tussen de ISC en de FEU werd echter definitief beëindigd tijdens het zevende IUS-congres in augustus 1962 in Leningrad, waarop ook een COSEC- delegatie aanwezig was. De Cubaanse vertegenwoordiger stelde zeer kritische vragen aan deze delegatie omtrent het vermeende gebrek aan steun na de Varkensbaai-invasie.197

Daarmee was de vertrouwensbreuk compleet. FEU’s opstelling had natuurlijk te maken met Castro’s snelle inlijving van de studentenunie, wat een sterk antiamerikanisme en pro- communisme met zich meebracht. De FEU werd ingezet als marionet in Castro’s internationale politiek, waardoor de betrekkingen tussen enerzijds de FEU en anderzijds de internationale studentengemeenschap (ISC én IUS) in hun geheel in het politieke domein getrokken werden. De twee internationale studentenkoepels waren intussen al een lange tijd verzeild geraakt in een concurrentiestrijd. COSEC-secretaris Crawford Young was er stellig van overtuigd dat ‘competing with the IUS for Third World affiliates was a key objective’.198

De Cubaanse situatie werd dan ook door beide organisaties aangegrepen om de ander zwart te maken. In een commentaar op het tiende ISC-congres (1962) schreef IUS’ vice-president S. Chaudhuri bijvoorbeeld dat COSEC vrijwel geen actie had ondernomen tijdens en na de Varkensbaai-invasie van april 1961. ‘With the exception of publishing some resolutions of National Unions of Students in its publications which however included both support for and condemnation of the Cuban Revolution. Why is there no explanation to the inactiveness of COSEC in expressing solidarity with Cuba?’199

Het interessante aan Chaudhuri’s commentaar is dat hij heel duidelijk zijn pijlen richtte op COSEC en niet op de International Student Conference. Hij was zich goed bewust van de ‘scheiding der machten’ en had het in zijn rapport dan ook over COSEC’s verkeerde implementatie en interpretatie van de resoluties van de tiende ISC. Hiermee beweerde hij indirect dat de ISC in zeer sterke bewoordingen de Amerikaanse interventie op Cuba veroordeelde en de Cubaanse Revolutie steunde omdat de meerderheid uit ‘Derde Wereld’- studenten bestond. COSEC daarentegen was een reactionair bolwerk. Maar IUS’ beschuldigende vinger ging toch ook naar de ISC zelf. In een artikel in World Student News wees voorzitter Pelikan erop dat van de 207 resoluties van de tiende ISC er slechts twee over vrede, ontwapening en atoomtesten gingen. ‘This undoubtedly is a positive fact which can

maart 1963, IISG, Archief ISC, inv. nr. 1376.

197 Krantenartikel ‘Komsomolskaya Pravda’, 24 augustus 1962, IISG, Archief IUS, inv. nr. 26. 198 Emailwisseling met Crawford Young, 29 mei 2015.

only be welcomed, coming from a conference which there were present National Unions of Students, many of whom only a few years ago labeled such questions as ‘propaganda, politics, partisan issues’.’200 Hij noemde de resoluties algemeen en onduidelijk, waardoor er geen

enkele praktische uitleg aan gegeven kon worden. Het congres én COSEC hebben hier kansen laten liggen, aldus Pelikan, want er waren mogelijkheden genoeg om zich te mengen in internationale kwesties, zoals ‘de imperialistische agressie tegen Zuid-Vietnam en Cuba’.201

Deze twee voorbeelden passen in een bredere campagne van de IUS om de ISC in diskrediet te brengen bij de internationale studentengemeenschap. Via allerlei media moesten de International Student Conference en haar coördinerend secretariaat het ontgelden: de ISC werd afgeschilderd als een apolitieke organisatie, terwijl de student-as-such-clausule al in 1956 geschrapt werd. Tegelijkertijd, en dat lijkt onverenigbaar, was zij de handlanger van het wereldwijde imperialisme in het algemeen en van de Verenigde Staten in het bijzonder. Politieke en financiële hulp van ‘imperialistische kringen’ hielden de ISC overeind.202 De IUS

deed het bovendien voorkomen alsof COSEC alle macht in handen had, waardoor de ISC eerder een bureaucratisch en formeel orgaan was dan dat zij wereldwijd studenten vertegenwoordigde. Dit contrasteerde natuurlijk sterk met de eigen organisatie: ‘The IUS is not an administrative center but a movement whose strength depends on the active participation of student organizations in its work.’203 En dan was er nog de langlopende

kwestie van de World Student Unity: beide organisaties zeiden te streven naar een uiteindelijke oplossing van het schisma in de internationale studentenpolitiek, maar in de praktijk kwam hier weinig van terecht. Geen van beide had daar dan ook belang bij: het zou immers betekenen dat de eigen organisatie zou ophouden te bestaan.204 Toch wees ook hier de

IUS haar tegenstrever herhaaldelijk als hoofdschuldige aan:

‘We note with regret the fact that the leading group in ISC/COSEC has systematically rejected all proposals aimed at developing co-operation and unity between IUS members and participants in the ISC. They have declined to sponsor joint actions together with the IUS, which are in the interests of students.’205

De ISC en COSEC herkenden zich in ieder geval niet in dit beeld. Daarom besloot COSEC een delegatie af te vaardigen naar het zevende IUS-congres in Leningrad. Officieel om een

200 Jiri Pelikan, ‘What helps and what hinders cooperation. A Reply to the Student’, World Student News 17, nr. 2-3 (1963) 15-23.

201 Pelikan, ‘What helps and what hinders cooperation’, 15-23.

202 Toespraak Jiri Pelikan op de vergadering van het Uitvoerend Comité van de IUS, 11. 203 Rapport uitvoerend comité van de IUS, zesde IUS, 55.

204 Frank Griffiths, Sino-Soviet conflict at the 7th IUS Congress. Report at the 7th Congress of the

International Union of Students. Held in Leningrad, August 18-28, 1962 (Ottawa 1964) 168.

begin te maken aan échte World Student Unity. In de praktijk bleek dit echter een lege huls. Het eigenlijke doel was ‘uit te leggen wat COSEC beweegt’ en een einde te maken aan de ‘oppervlakkige en ongeïnformeerde opmerkingen’ en het ‘fundamentele onbegrip van ISC’s structuur en acties’.206 Wat COSEC veel zorgen baarde waren bijvoorbeeld de opmerkingen

aangaande haar gebrek aan steun voor FEU ten tijde van de Varkensbaai-invasie. Zij ontkende dit dan ook met klem en wees op ‘talloze publicaties waarin aandacht werd besteed aan concrete en morele solidariteit met FEU’. Ook had zij geprotesteerd tegen de economische boycot en de diplomatieke isolatie van Cuba door de Verenigde Staten.207 Op 21 april 1961

had COSEC inderdaad een telegram gestuurd aan de FEU, waarin gemeld werd dat de organisatie onmiddellijk alle aangesloten studentenunies opgedragen had de invasie te veroordelen en solidariteit te betonen. Bovendien herhaalde COSEC haar positie ‘tegen alle vormen van interventie in nationale aangelegenheden en voor de Cubaanse Revolutie’.208

Hieruit kan worden geconcludeerd dat veel aantijgingen een vorm van fact-free politics waren: met verdraaiingen en herinterpretatie van de werkelijkheid kon een zeer negatief beeld van de concurrent geschapen worden, dat een eigen leven ging leiden en zodoende een machtig wapen kon zijn in de strijd om de gunst van de wereldwijde student.

De IUS, of beter gezegd haar Uitvoerend Comité, was echter zeker niet de enige die zich hier van bediende. COSEC zelf was ook actief bezig om IUS een bepaald imago aan te meten, al dan niet in overstemming met de werkelijkheid. IUS’ vermeende eigenschap waar COSEC haar pijlen voornamelijk op richtte was haar partijdigheid: ‘De IUS heeft, hoewel nimmer uitgesproken, duidelijk de lijn van het internationaal communisme te volgen, althans van de Russische politiek.’209 In een artikel in The Student van een Engelse waarnemer op het

zevende IUS-congres, Bill Savage, wordt het congres ‘an amazing record of gross partisanship’ verweten.210 Hij geeft talloze voorbeelden waaruit deze vooringenomenheid

blijkt, zoals het tegelijk steunen van de nucleaire testen van de Sovjet-Unie en verwerpen van die van de Verenigde Staten. Er heerste op het congres eerder een emotionele ‘circus atmosphere’ dan een serieuze en constructieve sfeer. Ter illustratie hiervan memoreerde Savage een moment waarop een grammofoonplaat met een Cubaans revolutionair lied werd opgezet, waarop alle aanwezigen spontaan begonnen mee te zingen.211 Hij concludeert dat

206 Interventie van COSEC, zevende IUS, augustus 1962, IISG, Archief ISC, inv. nr. 7. 207 Ibidem.

208 Telegram COSEC aan FEU, 21 april 1961, IISG, Archief ISC, inv. nr. 975.

209 Verslag van de elfde ISC door een NSR-delegatie, juni 1964, IISG, Archief Ton Regtien, inv. nr. 91. 210 Bill Savage, ‘The seventh congress of the International Union of Students’, The Student 6, nr. 10 (1962) 18- 24, aldaar 21.

deze uitingen van partijdigheid de splitsing van de internationale studentengemeenschap alleen nog maar verder zouden verdiepen.212 Natuurlijk zat er ook een kern van waarheid in

deze beweringen, maar de voorbeelden tonen aan hoe ver beide koepels gingen in hun concurrentiestrijd.