• No results found

Hiërarchie van de categorieën op basis van de frequenties

Onderstaande tabel is een weergave van de ordening van de categorieën op basis van de frequentie. Dit is als volgt gedaan: de frequenties van alle codes in de categorie zijn bij elkaar opgeteld, vervolgens zijn de uitkomsten van elk van de categorieën bij elkaar opgeteld waarna het eerste getal is gedeeld door het totaal. Het percentage dat hiervan de uitkomst is, geeft het aandeel van de codes in die categorie weer. In de 3e kolom van bijlage MM zijn deze berekeningen voor elk van de gezelschappen terug te vinden. Tevens is de gemiddelde frequentie per code in de categorie berekend (zie bijlage MM, 4e kolom). Om dit uit te kunnen rekenen is het aantal codes (tweede kolom) gedeeld door het totaal van de frequenties van de codes in één categorie (derde kolom). Het getal dat hier uitkomt, is de gemiddelde frequentie van een code in een bepaalde categorie. Op basis van deze gegevens is onderstaande tabel vormgegeven.

Alles Noorderlingen NNT Dicht. TTW WP KTM JTS De Steeg TTW ZP1 TTW ZP2

1 E & V Koppeling E & V Pers. vlak E & V E & V E & V E & V Pers. vlak

- X X X X X X X X X

2 Pers. vlak Pers. vlak Pers. vlak E & V Pers. vlak Koppeling Koppeling Pers. vlak E & V

X X X X X X X X X

3 Koppeling E & V Acteren Acteren ZV Pers. vlak Pers. vlak Koppeling Koppeling

- X X X X X X Acteren X X

4 Acteren Acteren Koppeling Koppeling Acteren Acteren X Acteren ZV

- X X X X X X X X X

5 ZV Soc. vlak ZV ZV Koppeling Soc. vlak ZV ZV Soc. vlak

- X ZV X X X X X X X

6 Soc. vlak X Soc. vlak Soc. vlak WT? ZV Soc. vlak Soc. vlak Acteren

- X X X X X X X X X

7 WT? WT? WT? WT? Soc. vlak WT? WT? WT? WT?

Figuur 27: Hiërarchie van de categorieën op basis van de frequentie.

Bij bovenstaande gegevens zou ik graag een kanttekening willen plaatsen, omdat het aantal respondenten per gezelschap niet gelijk is. In onderstaande tabel heb ik dan ook een extra berekening gedaan.

Gezelschap & aantal respondenten Hoogste gemiddelde frequentie Frequentie : aantal respondenten

Jeugdtheaterschool (6) 20x 3,33

De Steeg (2) 6,5x 3,25

Theater te Water WP 2011-2012 (5) 16x 3,20

Theater te Water ZP 2012, deel 1 (5) 16x 3,20

NNT Dichterbij (3) 8x 2,66

Kunst, Theater, Media en Muziek (6) 16x 2,66

De Noorderlingen (7) 16x 2,28

Theater te Water ZP 2012, deel 2 (5) 10x 2,00

Bij De Noorderlingen hebben de categorieën Koppeling (16x), Acteren (15x) en Effect op persoonlijk vlak (14,5x) het hoogst gescoord qua gemiddelde frequentie. In de interviews met de deelnemers aan het NNT Dichterbij Project heeft de categorie Effect op sociaal vlak (8x) de hoogste en Waarom theater? (3,5x) de laagste gemiddelde frequentie. Effect op sociaal vlak (16x) en Acteren (14x) scoren in de interviews met de spelers van de Winterproductie 2011-2012 van Theater te Water het hoogst. In de interviews met de leerlingen van de opleiding Kunst, Theater, Media en Muziek hebben alle categorieën vrij hoog gescoord (minimaal 10x). Ervaringen en verwachtingen (16x), Effect op persoonlijk vlak (15x) en Effect op sociaal vlak (14,5x) voeren hierbij de boventoon. Als we kijken naar de gemiddelde frequentie van de verschillende codes in een categorie voor de Jeugdtheaterschool, dan scoren Effect op persoonlijk vlak (20x), Effect op sociaal vlak (20x), Acteren (19x) en Koppeling (19x) het hoogst. In het geval van De Steeg zijn Ervaringen en verwachtingen (6,5x), Zelfvertrouwen (6x) en Acteren (6x) de meest voorkomende categorieën. In de pre-interviews met de spelers van Theater te Waters’ Zomerproductie (2012) scoorden de categorieën Acteren (16x), Ervaringen en verwachtingen (14x) en Koppeling (12,5x) het hoogst. In de post-interviews is de categorie Koppeling (10x) het vaakst voorgekomen. Daarna volgen Effect op persoonlijk vlak, Effect op sociaal vlak en Acteren (allen 8x). De categorie Waarom theater? (9x) kwam in de pre-interviews het minst aan bod; in de post-interviews was dat Zelfvertrouwen (5x).

Als de eerste kolom wordt vergeleken met de gegevens van de diverse gezelschappen valt op dat deze veelal met elkaar overeenkomen. Een uitzondering hierop is bijvoorbeeld De Noorderlingen, de koppeling van het acteren aan de realiteit lijkt een belangrijke rol te spelen. De categorie Ervaringen en verwachtingen staat, in tegenstelling tot de andere gezelschappen, op een derde plek. Ook bij de Jeugdtheaterschool en De Steeg lijkt de Koppeling hoog in het vaandel te staan, het Effect op het persoonlijke vlak scoort in beide gezelschappen juist lager. Voor het NNT Dichterbij Project, Theater te Water Winterproductie en Kunst, Theater, Media en Muziek lijkt de Koppeling minder van belang te zijn. Voor het tweede deel van de interviews met de spelers van de Zomerproductie is het Acteren minder van belang, dan voor de andere gezelschappen. Wat betreft het Zelfvertrouwen is dit voor de opleiding Kunst, Theater, Media en Muziek en Theater te Waters’ Zomerproductie deel 2 belangrijker dan voor de andere gezelschappen. In het geval van de Jeugdtheaterschool staat het Zelfvertrouwen op de zesde plek. Wederom staan de categorieën Effect op sociaal vlak en Waarom theater? onderaan in de ranglijst. Voor De Noorderlingen, de Jeugdtheaterschool en Theater te Water Zomerproductie deel 2 is het Effect op sociaal vlak van groter belang dan voor de andere gezelschappen. Bij de opleiding Kunst, Theater, Media en Muziek staat deze categorie zelfs helemaal onderaan. Net als bij de vergelijking van de categorieën op basis van de codes vallen er belangrijke verschillen te constateren tussen de twee delen van de Zomerproductie van Theater te Water. Waar de nadruk in eerste instantie lag op de verwachtingen ten opzichte van het acteren, was dit bij de post-interviews het effect op het persoonlijke vlak. In het geval van het acteren was dit in het eerste deel meer van belang, dan bij het tweede deel. Het effect op het sociale vlak was in het tweede deel van de interviews significanter dan de respondenten in eerste

instantie hadden verwacht. Op basis van de frequenties zijn er nog meer overeenkomstige rangschikkingen te zien, met uitzondering van De Noorderlingen en het tweede deel van de interviews met de respondenten van de Zomerproductie van Theater te Water, ziet de volgorde van de categorieën er voor elk van de gezelschappen ongeveer hetzelfde uit.

Vergelijking van de tabellen

Figuur 26 – hiërarchie op basis van de codes – en figuur 27 – hiërarchie op basis van de frequenties – zijn naast elkaar gelegd om te kijken of er significante verschillen kunnen worden vastgesteld. In het geval van De Noorderlingen, Het NNT Dichterbij Project, De Steeg en Theater te Water Zomerproductie (deel 1 én 2) zijn er niet of nauwelijks verschillen. Als de zeven categorieën zouden worden opgedeeld in een tweetal secties (nummer 1 t/m 4 als ‘bovenste’ sectie; nummer 5 t/m 7 als ‘onderste’ sectie) blijven de categorieën voor deze gezelschappen in beide kolommen (kolom 1 = figuur 26; kolom 2 = figuur 27) op ongeveer dezelfde hoogte. De volgorde van de categorieën bij de Winterproductie (2011-2012) van Theater te Water is slechts op één niveau gelijk: alleen Koppeling staat in beide kolommen op dezelfde hoogte, alle andere categorieën staan op verschillende hoogtes. De categorieën voor Kunst, Theater, Media en Muziek zijn bijna helemaal gelijk, alleen staat Koppeling in kolom 1 op nr. 4 en Acteren op nr. 5, in kolom 2 is dit precies andersom. In het geval van de Jeugdtheaterschool wisselen Zelfvertrouwen (kolom 1: nr. 4; kolom 2: nr. 6), Acteren (kolom 1: nr. 5; kolom 2: nr. 4) en Sociaal vlak (kolom 1: nr. 6; kolom 2: nr. 5) elkaar af.

Als we kijken naar de overzichten per gezelschap (zie bijlage NN) waarin de hiërarchie op basis van de codes en de hiërarchie op basis van de frequenties naast elkaar zijn weergegeven, zijn er significante verschillen te constateren. Ook al komen er van een bepaalde categorie slechts een aantal codes voor, de voorkomende codes komen relatief vaak in de gesprekken naar voren. Over het algemeen zijn deze verschillen vooral zichtbaar in de categorie Effect op sociaal vlak. Ondanks dat deze categorie slechts 5 codes kent, is de gemiddelde frequentie vrij hoog (14x). Dit geldt ook voor de categorie Waarom theater?: slechts 2 codes, maar een gemiddelde frequentie van 11x. Voor het NNT Dichterbij komen er in de categorie Effect op sociaal vlak slechts 4 van de 50 meest voorkomende codes voor, toch is de frequentie hier het hoogst van allemaal (8x). Ook voor de Winterproductie van Theater te Water geldt dit, met slechts 3 codes heeft Effect op sociaal vlak toch de hoogste gemiddelde frequentie (16x). De categorie Effect op sociaal vlak is in de interviews met leerlingen van de opleiding Kunst, Theater, Media en Muziek eveneens in mindere mate vertegenwoordigt (slechts 2 codes), toch belandt deze categorie op de derde plek met 14,5x als gemiddelde frequentie. Dit is ook het geval voor de Jeugdtheaterschool: 5 van de 50 codes, maar een gemiddelde frequentie van 20x. In het geval van De Steeg zijn de gemiddelde frequenties ongeveer gelijk voor elk van de categorieën, ook al ligt de verdeling van de hoeveelheid codes per categorie veel verder uit elkaar. De pre- en postinterviews met de spelers van de Zomerproductie van

Theater te Water laten zien dat er zo goed als geen significante verschillen zijn tussen de hoeveelheid codes en de gemiddelde frequenties van deze codes.

Wanneer figuur 26 en figuur 27 voor beide delen van de Zomerproductie 2012 van Theater te Water naast elkaar worden gelegd, zijn er een aantal verschillen zichtbaar. Deel 1 komt in beide overzichten het meest overeen met het algemene overzicht. Deel 2 wijkt hier op basis van de codes volledig van af, op basis van de frequenties vallen er meer overeenkomsten te constateren. Hoewel de rangschikkingen op basis van de codes en op basis van de frequenties voor deel 1 bijna helemaal met elkaar overeenkomen, verschillen deze twee ordeningen voor deel 2 totaal van elkaar. Als we deel 1 en deel 2 met elkaar vergelijken wordt duidelijk dat er ontwikkeling heeft plaatsgevonden: de koppeling van het acteren aan de wereld buiten het theater en het acteren spelen een belangrijkere rol in de pre-interviews; in de post-interviews zijn dit het zelfvertrouwen, het effect op het sociale vlak en de koppeling. Ook ligt in deel 2 meer de nadruk op het effect op persoonlijk vlak dan dat voor deel 1 het geval is. Op basis van deze bevindingen zou ik willen stellen dat de nadruk uiteindelijk minder heeft gelegen op de verwachte punten. Zo heeft de acteerervaring bij deze respondenten een belangrijk effect gehad op het persoonlijke vlak en het zelfvertrouwen.