• No results found

Het stellen van vragen

In document MASTERSCRIPTIE FLEUR OFFENBERG (pagina 42-46)

5. Analyse van de interacties in SharePoint

5.2 Reden tot samenwerking

5.2.4 Het stellen van vragen

In het eerste paardeel komt het ook voor dat posters een vraag stellen aan de rest van de projectgroep of specifiek aan iemand. Dit gebeurt in 3 fragmenten van het corpus (21,4%). Een vraag maakt een antwoord relevant. Wanneer een spreker een vraag stelt, dan is het doel van de sequentie bereikt als de vraag beantwoord wordt. Het interactionele project dat de vraag initieert, mislukt als er geen antwoord wordt gegeven. Althans, dit is het geval bij mondelinge gesprekken.

In fragment 18 zie je een initiatieve uiting in de vorm van een vraag. Opmerkelijk is dat bij alle fragmenten waarin X1 in een eerste beurt een vraag stelt, de uiting geadresseerd is aan de gehele groep door het gebruik van ‘iemand’: Iemand is een zelfstandig onbepaald voornaamwoord dat verwijst naar personen (bron: ANS). Door deze vorm te gebruiken in de samenwerkingsruimte richt hij zijn vraag aan de gehele groep personen die daar toegang tot hebben.

Fragment 18

X1:Heeft iemand een voorbeeld hoe ik uit Opinio een goed rapport kan draaien? Ik heb nu namelijk de HTML versie die er niet mooi uit ziet.

X2: Als het goed is kun je daar waar je de HTMLversie aanklikt bij comment rapport, ook pdf versie aanklikken..

X1: Dat zag ik inderdaad, maar die PDF scheidt de comments en de tabellen!

X3: Dat klopt. X is nu in overleg met x om te onderzoeken hoe je mooiere rapporten kunt trekken uit Opinio. Het is vorig jaar wel gelukt namelijk.

X1: Akkoord.

Het stellen van vragen aan collega’s is belangrijk bij het samenwerken in teams. Door wederzijds vragen aan elkaar te stellen wordt samenwerking bevorderd (Schat, 2011: 70). Het stellen van vragen toont aan dat je belangstelling hebt voor de ander (Das, 2005: 43). Deze belangstelling kan meerdere doeleinden hebben. Het kan gaan om het verkrijgen van informatie, maar het kan ook zo zijn dat je vragen stelt om aan te tonen dat de ander deel neemt aan het gesprek.

Wanneer participanten in de samenwerkingsruimte de interactie starten met een vraag als EPD, dan blijkt het in al de vragen te gaan om het verkrijgen van informatie. Zhu (1996) onderscheidt twee soorten vragen: type I vragen of information-seeking questions zijn vragen die gevraagd worden als er naar bepaalde informatie wordt gezocht, en type II vragen of discussing questions worden gebruikt om informatie te geven, opinies te zoeken of om een dialoog te starten. In de samenwerkingsruimtes blijkt het voornamelijk te gaan om type I:

The emphasis is on the question, the focus is on acquisition of data or information, and the other is regarded as a data source. There is no dialogue: the transaction is in the form of “question” and “answer.” A simple factual reply is required (Zhu, 2006: 458). Hutchby & Wooffit (2002, p.145) bespreken deze information-seeking questions ook, waarbij zij opmerken dat de sequentie´vraag – antwoord - bericht van ontvangst/dank´ kenmerkend is voor deze vragen. In de fragmenten uit het corpus blijkt dit ook het geval te zijn, bijvoorbeeld in fragment 19:

X1: Momenteel ben ik bezig met het uitwerken van de draftversie voor de key accounts ZH. De designs zijn vorige week besproken, maar heeft iemand voor mij het portfolio van x?

X2: X heeft ze geloof ik in de team room geplaatst. Behoeft wel een check! X1: top, dank!

In fragment 19 stelt X1 een vraag aan al zijn collega’s in de samenwerkingsruimte: weer door het gebruik van heeft iemand (EPD: vraag). Voorafgaand aan zijn vraag, zie je een pre-sequentie van X1. Hij doet de mededeling dat hij bezig is met het uitwerken van de draftversie. Echter, het doen van deze mededeling is niet een op zichzelf staande handeling, maar hij bereidt hiermee zijn vraag voor die hij in het tweede deel van zijn beurt stelt. X1 gebruikt deze vermelding om er in het basispaar een vraag over te stellen. X2 helpt X1 vervolgens aan de informatie die hij nodig heeft door X1 door te verwijzen naar de ‘team room’ (TPD: antwoord). Tot slot laat X1 weten iets met dit antwoord te kunnen door de evaluatieve component van zijn reactie top en sluit hij af met een dankwoord (ontvangst/dank).

In de definitie van Zhu (1996, p. 458) hierboven, blijkt dat dit type vragen geen interactie proberen te creëren, maar dat simpelweg een antwoord op de vraag voldoende is. Dit is anders wanneer een poster bijvoorbeeld een vraag post om opinies te verzamelen van zijn collega’s. In de samenwerkingsruimtes die centraal staan in dit onderzoek is deze vorm niet aangetroffen. Echter, het medium SharePoint zou zich hier wel goed voor lenen door de volgende voordelen: een centrale plek, het schriftelijke aspect (waardoor het gemakkelijk terug te lezen is door iedereen) en tevens gaat SharePoint over de grenzen van de afdeling (de afstand tussen collega’s wordt verkleind). In de interviews, in tegenstelling tot het corpus, komt naar voren dat dit ook wel gebeurt:

Interview 11 (Arcadis)

33.dat is echt voor de snelle vraag: jonges wie heeft er verstand van bruggen bouwtype puntje

34.puntje en zo. Daarmee start je dat interactieve gedeelte.

35.Al die dingen die je niet formeel vastlegt kun je daar op plaatsen.

36.Daar zie je ook echt heel veel meerwaarde in zit, gewoon door de snelheid waarmee dat gaat.

Interview 9 (FrieslandCampina)

142.De stukken die MyTeam heten, dat zijn bij ons de plekken waar je kunt samenwerken aan 143.projecten eh, en dat soort zaken.

144.Hierbinnen kun je ook je vragen gelijk stellen aan de groep, maar wanneer je even iemand 145.moet hebben, dan ben je ook gelijk bij de gegevens van die persoon, want de leden staan 146.in die ruimte.

147.Ook wordt soms wel zo‟n soort van enquête geplaatst daar, zodat je even kunt peilen in de

Terugkomend op wat het corpus laat zien, information-seeking-questions, wil ik aan de hand van fragment 20 laten zien dat het stellen van dit type vragen in de samenwerkingsruimte wel degelijk interactie creëert.

Fragment 20

X1: Is er iemand die ervaring heeft met het verwerken van de gegevens uit de calibratie in TPMS? X2: Je kunt hier een handleiding vinden

X1: Klopt die zag ik, maar ik heb de regels opgevolgd en kan vervolgens niet bij de gegevens van vorig jaar.

X3: Let goed op of je de juiste codes gebruikt, deze zijn hoofdlettergevoelig. Mocht je er niet uit komen, loop dan even langs! Ik heb het onlangs voor mijn team gedaan.

In fragment 20 is te zien dat X1 een vraag stelt in het EPD. Ook deze initiatieve uiting is geadresseerd aan het gehele team (Is er iemand). Door op enter te drukken en de boodschap te plaatsen, geeft hij elke willekeurige lezer de mogelijkheid om zichzelf te selecteren als volgende poster. De vraag in het EPD vraagt om een voortzetting van de interactionele activiteit in de zin van een antwoord. De vraag in fragment 20 is eigenlijk een ja/nee-vraag: het is letterlijk een vraag naar de ervaring van de aangesprokenen, terwijl de uiting wordt geïnterpreteerd als ‘Als je ervaring hebt, wil je me dan helpen met de verwerking van de gegevens?’ Dit is het resultaat van praktisch redeneren (Searle & Grice, 1975). Gezien het asynchrone karakter van SharePoint helpt dit praktisch redeneren om snelheid te bevorderen. In het voorbeeld hierboven zie je dat X2 dit principe begrijpt, aangezien hij direct overgaat naar het antwoord op de vraagwoordvraag (bijv. Hoe verwerk ik gegevens in TPMS?) waarop de ja/nee-vraag onmiskenbaar preludeert: Je kunt hier een handleiding vinden. X2 verwijst in zijn antwoord naar een document, om zo X1 verder te helpen (meer over verwijzingen in 5.2.5). X1 evalueert dit antwoord vervolgens en geeft indirect aan met dit antwoord niet geholpen te zijn. X3 merkt dit vervolgens op en plaatst hier in zijn beurt een opmerking bij, waarna hij het topic afsluit door te zeggen ‘Mocht je er niet uit komen, loop dan even langs!’ X3 geeft hiermee aan dat hij het proces aan X1 kan laten zien, maar niet via het medium (SharePoint) waarin ze nu communiceren.

Het voordeel van het stellen van een vraag in de samenwerkingsruimte is dat je niet alleen je directe collega’s bereikt met je vraag. Door het centraal te plaatsten kan iedereen te allen tijde inspringen in het gesprek: dit gebeurt ook in fragment 20, waar X3 gaat participeren wanneer hij

merkt dat X2 geen bevredigend antwoord blijkt te hebben gegeven. Ook hier wordt laten zien dat de overige partijen in het gesprek wel de rol van side participants bekleden en waar nodig kunnen inspringen om tot een antwoord te komen en mensen verder te helpen. Het stellen van vragen in de samenwerkingsruimte bevordert de samenwerking: door het rechtstreeks kunnen verwijzen naar documenten, doordat collega’s de beurt kunnen nemen wanneer zij het antwoord denken te hebben op vragen en ten slotte doordat de vragen terug te zoeken zijn is het volgende mogelijk:

Interview 2 (ETTU)

78.Die jongens van de techniek bloggen heel veel met elkaar, dat je echt kan vinden in die blogs

79.van „oh wacht ik heb een keer gelezen dat diegene dat een keer heeft gehad‟, en in die blogs

80.kun je dat dan terug zoeken. ‟Waar liep die gene tegen aan en wat is de oplossing‟. 81.Interactie vindt bij ons het wel veel plaats via SharePoint.

In document MASTERSCRIPTIE FLEUR OFFENBERG (pagina 42-46)