• No results found

Het
Rijksmuseum
voor
Oudheden
en
meervoudige
intelligentie

In document Laat
mij
maar
even (pagina 71-74)

Hoofdstuk
1 
 Inleiding
en
probleemstelling

5.2
 De
Beeld
en
Geluid
Experience

5.4.3
 Het
Rijksmuseum
voor
Oudheden
en
meervoudige
intelligentie


 proces
 vast,
 terwijl
 Kolb
 stelt
 dat
 eenieder
 begint
 bij
 de
 fase
 die
 hem
 of
 haar
 het
 meest
 aanspreekt.
 Uiteraard
 is
 het
 vanuit
 praktisch
 oogpunt
 niet
 mogelijk
 om
 de
 leerlingen
 te
 laten
 starten
 bij
 de
 evaluatie
 met
 behulp
 van
 replica’s,
 maar
 in
 de
 kijktochten
 zou
 wel,
 door
 meer
 variatie
 in
 de
 werkwijze
 bij
 opdrachten
 aan
 te
 bieden,
tegemoet
gekomen
kunnen
worden
aan
de
wens
van
individuele
leerlingen.
 Het
Rijksmuseum
biedt
volop
concrete
en
abstracte
informatie,
maar
het
ontbreekt
 de
 tentoonstellingen
 en
 de
 educatieve
 programma’s
 aan
 actieve
 en
 reflectieve
 elementen.
 In
 het
 museum
 worden,
 in
 termen
 van
 Kolb,
 denkers
 en
 bezinners
 voldoende
 gestimuleerd,
 terwijl
 doeners
 en
 beslissers
 op
 zoek
 moeten
 naar
 voor
 hun
interessante
of
relevante
onderdelen.
Interactieve
opstellingen
en
toepassingen
 zijn
 nauwelijks
 aanwezig
 en
 weinig
 uitdagend.
 Deze
 bieden
 geen
 toegevoegde
 waarde.
 Wel
 blijkt
 uit
 een
 aantal
 herziene
 en
 recente
 versies
 van
 educatieve
 programma’s
 dat
 de
 afdeling
 educatie
 zich
 in
 toenemende
 mate
 bewust
 is
 van
 de
 variatie
in
haar
publiek,
en
bezig
is
hier
op
in
te
spelen.


5.4.3
Het
Rijksmuseum
voor
Oudheden
en
meervoudige
intelligentie
Verbaallinguïstische
intelligentie
 Net
als
in
het
Tropenmuseum
is
tekstuele
informatie
prominent
aanwezig.
Mensen
 met
een
aanleg
of
voorkeur
voor
het
verbaal‐linguïstische
zullen
dan
ook
veel
kennis
 kunnen
 verwerven
 in
 het
 Rijksmuseum.
 Deze
 nadruk
 op
 het
 talige
 past
 bij
 de
 traditionele
opzet
van
het
museum.



De
 kijktochten
 bevatten
 ook
 veel
 tekst,
 maar
 zijn
 daarnaast
 voorzien
 van
 veel
 beeldmateriaal
en
visuele
uitleg,
en
kennen
in
die
zin
een
betere
balans.



Logisch­mathematische
intelligentie


De
inhoud
van
de
tentoonstellingen
in
het
Rijksmuseum
doet
in
beperkte
mate
een
 beroep
 op
 het
 vermogen
 tot
 logisch
 denken
 of
 redeneren.
 Objecten
 en
 verhalen
 worden
 heel
 feitelijk
 en
 duidelijk
 gepresenteerd.
 Ook
 de
 activiteiten
 in
 de
 kijktochten
 bevatten
 weinig
 opdrachten
 die
 aanzetten
 tot
 analyse
 of
 abstract
 denken:
er
wordt
vooral
gevraagd
naar
zaken
die
op
te
zoeken
zijn
in
de
tekst
of
te
 bekijken
 zijn
 in
 een
 vitrine.
 Leerlingen
 die
 beschikken
 de
 logisch‐mathematische
 intelligentie
 worden,
 net
 als
 in
 het
 Tropenmuseum,
 weinig
 gestimuleerd
 en
 uitge‐ daagd.


71


Visuele/ruimtelijke
intelligentie


Het
 Rijksmuseum
 biedt
 een
 grote
 hoeveelheid
 voorwerpen;
 de
 visueel/ruimtelijk
 ingestelde
bezoeker
heeft
wat
dat
betreft
veel
te
bekijken.
De
verwerking
van
deze
 visuele
indrukken
tot
daadwerkelijke
kennis
dient
echter
alsnog
te
geschieden
door
 het
 lezen
 van
 de
 bijbehorende
 tekstbordjes.
 Dit
 is
 een
 handeling
 die
 eigenlijk
 niet
 binnen
 het
 spectrum
 van
 de
 visuele/ruimtelijke
 intelligentie
 past.
 Bezoekers
 die
 over
 deze
 intelligentie
 beschikken
 zouden
 gebaat
 zijn
 bij
 uitleg
 in
 beelden,
 bijvoorbeeld
 informatieve
 films
 of
 animaties,
 welke
 nog
 niet
 veel
 aanwezig
 zijn
 in
 het
Rijksmuseum.


Muzikaal­ritmische
intelligentie


Muziek,
of
zelfs
geluid,
is
de
grote
afwezige
in
het
Rijksmuseum.
Dit
valt
te
begrijpen,
 we
 weten
 weinig
 van
 de
 muziek
 die
 gespeeld
 en
 beluisterd
 werd
 in
 het
 verre
 verleden
 dat
 getoond
 wordt
 in
 de
 verschillende
 tentoonstellingen.
 Het
 muzikale
 element
is
moeilijk
in
te
brengen
in
de
tentoonstellingen
in
het
Rijksmuseum,
en
het
 ontbreken
ervan
mag
het
museum
dan
ook
niet
al
te
kwalijk
genomen
worden.
 


Lichamelijke/kinesthetische
intelligentie


De
lichamelijk/kinesthetische
intelligentie
komt
niet
altijd
vanzelfsprekend
aan
bod
 in
 musea.
 In
 het
 Rijksmuseum
 wordt
 in
 een
 aantal
 tentoonstellingen
 de
 aandacht
 gevestigd
op
de
rol
van
lichaamsbeweging
in
het
verleden,
zoals
bijvoorbeeld
bij
de
 Olympische
 Spelen
 bij
 de
 Grieken.
 Dit
 zal
 bezoekers
 die
 beschikken
 over
 lichamelijke/kinesthetische
 intelligentie
 mogelijk
 interesseren,
 maar
 betekent
 niet
 noodzakelijk
 dat
 zij
 de
 relevante
 kennis
 hierover
 ook
 meenemen.
 Zeker
 voor
 een
 groot
 deel
 van
 het
 scholierenpubliek
 is
 ‘zelf
 iets
 doen’
 van
 groot
 belang
 in
 het
 kennisverwervingsproces.
 In
 het
 programma
 ‘Gevonden
 Voorwerpen’
 wordt
 door
 het
werken
met
attributen
uit
de
heuptas
al
wel
een
beroep
gedaan
op
vaardigheden
 die
 behoren
 tot
 de
 lichamelijke
 intelligentie,
 maar
 dit
 programma,
 is
 zoals
 eerder
 aangegeven,
 een
 uitzondering
 op
 de
 regel.
 Op
 het
 gebied
 van
 leren
 door
 actief
 experimenteren
liggen
voor
het
museum
nog
meer
mogelijkheden.


Interpersoonlijke
intelligentie


De
 ontwikkeling
 van
 interpersoonlijke
 intelligentie
 verdient
 in
 het
 Rijksmuseum
 meer
 aandacht.
 Er
 wordt
 in
 beperkte
 mate
 een
 beroep
 gedaan
 op
 het


72



 inlevingsvermogen
 van
 jongeren,
 door
 hen
 bijvoorbeeld
 bewust
 te
 maken
 van
 de
 relatie
en
het
verband
tussen
datgene
wat
ze
lezen,
zien
of
horen,
en
hun
dagelijkse
 leven
en
de
hedendaagse
maatschappij.
Ook
communicatie
en
samenwerking
is,
met
 oog
op
de
kijktochten,
nog
een
punt
dat
verbeterd
kan
worden.
 
 Intrapersoonlijke
intelligentie
 Het
eerder
genoemde
bewustwordingsproces
staat
centraal
in
het
ontwikkelen
van
 intrapersoonlijke
 intelligentie.
 Zelfreflectie
 en
 het
 ontwikkelen
 van
 zelfbewustzijn
 zijn
belangrijke
termen
in
dit
verband.



In
 een
 aantal
 kijktochten
 wordt
 al
 naar
 verbanden
 gezocht
 met
 bijvoorbeeld
 hedendaagse
gebeurtenissen,
of
met
het
perspectief
en
de
interesses
van
jongeren.
 Toch
 is
 er
 nog
 meer
 mogelijk.
 De
 leerling
 kan
 gestimuleerd
 worden
 in
 het
 bewustwordingsproces,
 door
 haar
 af
 te
 laten
 gaan
 op
 de
 eigen
 interesse
 én
 deze
 keuze
 te
 laten
 verantwoorden.
 Door
 de
 leerling
 meer
 controle
 te
 geven
 over
 het
 eigen
leren
zal
het
proces
van
informatieverwerving
en
–verwerking
ook
inhoudelijk
 veranderen.
De
leerling
zal
op
zoek
gaan
naar
informatie
die
haar
interesseert,
maar
 zal
 ook
 moeten
 nadenken
 over
 de
 reden
 dat
 ze
 een
 zekere
 tentoonstelling
 of
 een
 bepaald
 voorwerp
 selecteert.
 Het
 inzichtelijk
 maken
 van
 mogelijke
 verbanden
 tussen
het
tentoongestelde
en
de
persoonlijke
situatie
van
de
leerling
speelt
hierin
 een
belangrijke,
stimulerende
rol.


Naturalistische
intelligentie


Natuur
 en
 milieu
 spelen
 geen
 expliciete
 rol
 in
 de
 tentoonstellingen
 van
 het
 Rijksmuseum.
 Wanneer
 er
 over
 de
 verschillende
 tijdperken
 uit
 het
 verleden
 gesproken
wordt
komen
sporadisch
ook
natuurverschijnselen
aan
bod.



Het
 talent
 voor
 ordening
 waarover
 mensen
 met
 een
 voorkeur
 of
 aanleg
 voor
 het
 naturalistische
beschikken,
is
echter
ook
van
groot
belang
in
het
Rijksmuseum.
Het
 classificeren
van
objecten
en
gebeurtenissen
in
het
juiste
tijdsvak
is
een
vaardigheid
 waarop
 regelmatig
 een
 beroep
 gedaan
 wordt.
 Hierin
 is
 ook
 duidelijk
 het
 verband
 met
en
het
belang
van
de
logisch‐mathematische
intelligentie
te
herkennen.


Uit
de
analyse
op
basis
van
Gardners
theorie
over
diverse
vormen
van
intelligentie
 blijkt
dat
het
Rijksmuseum
minimaal
voorbereid
is
op
bezoekers
met
verschillende
 voorkeuren
of
talenten.
Het
museum
kan
het
publiek
dichter
bij
de
collectie
en
het


73



 museum
 betrekken
 door
 in
 te
 spelen
 op
 de
 variatie
 aan
 mensen
 die
 het
 museum
 bezoekt.
Zeker
voor
de
over
het
algemeen
zeer
kritische
jongerendoelgroep
lijkt
dit
 een
belangrijk
gegeven.


5.4.4
Het
Rijksmuseum
voor
Oudheden
en
het
nieuwe
leren
 Een
activerende
leeromgeving
met
accent
op
zelfstandig
leren
 Volgens
het
nieuwe
leren
moet
een
leerling
vanuit
de
eigen
interesse
de
stap
naar
 kennisverwerving
 maken,
 maar
 moet
 de
 omgeving
 hierin
 een
 stimulerende
 en
 uitnodigende
 rol
 spelen.
 
 Het
 Rijksmuseum
 voor
 Oudheden
 kent
 een
 traditionele
 opzet,
structuur
en
inrichting.
Er
is
veel
te
bekijken,
te
lezen,
en
het
museum
biedt
 een
 schat
 aan
 informatie.
 Vanuit
 het
 standpunt
 van
 zowel
 Kolb
 als
 Gardner
 geredeneerd
 wordt
 echter
 niet
 iedere
 bezoeker
 voldoende
 uitgedaagd
 ofwel
 ‘geactiveerd’;
 er
 is
 bijvoorbeeld
 weinig
 ‘te
 doen’.
 Bovendien
 gaan
 leerlingen
 weliswaar
zelfstandig
op
pad,
maar
zij
bepalen
niet
zelf
de
inhoud
van
hun
rondgang
 en
 daarmee
 de
 inhoud
 van
 hun
 leren.
 Zelfstandig
 leren
 is
 dus
 een
 aandachtspunt
 voor
het
museum.


Betekenisvolle
en
authentieke
contexten


Het
loont
om
historische
kwesties,
onderwerpen
of
objecten
in
een
voor
leerlingen
 relevante
 context
 te
 plaatsen
 door
 parallellen
 met
 de
 hedendaagse
 situatie,
 of
 invloeden
 op
 de
 huidige
 maatschappij
 te
 zoeken.
 Vanuit
 het
 nieuwe
 leren
 geredeneerd
 kan
 er
 meer
 aansluiting
 gezocht
 worden
 bij
 de
 interesses
 en
 de
 belevingswereld
 van
 leerlingen.
 Hier
 kan
 meer
 in
 geïnvesteerd
 worden
 door
 het
 Rijksmuseum.


Samenwerking
van
de
leerlingen


Leerlingen
worden
in
het
Rijksmuseum
allen
voorzien
van
een
individuele
kijktocht.
 Binnen
 deze
 kijktochten
 wordt
 er
 nauwelijks
 aandacht
 besteed
 aan
 het
 samenwerken
 met
 medeleerlingen.
 Wel
 zullen
 scholieren
 over
 het
 algemeen
 gezamenlijk
op
pad
gaan
en
mogelijk
samen
tot
antwoorden
op
vragen
proberen
te
 komen.
De
vragen
zijn
echter
niet
zodanig
geformuleerd
dat
ze
uitdagen
tot
gesprek
 en/of
 discussie,
 of
 dat
 het
 antwoord
 daadwerkelijk
 gezamenlijk
 gevonden
 moet
 worden.


In document Laat
mij
maar
even (pagina 71-74)