• No results found

De
Beeld
en
Geluid
Experience
en
free
choice
learning

In document Laat
mij
maar
even (pagina 51-58)

Hoofdstuk
1 
 Inleiding
en
probleemstelling

5.2
 De
Beeld
en
Geluid
Experience

5.2.5
 De
Beeld
en
Geluid
Experience
en
free
choice
learning


 voor
 niets:
 ‘De
 media
 bepalen
 mijn
 wereldbeeld’.
 De
 aangeboden
 activiteiten
 in
 zowel
de
workshops
als
de
Experience
zijn
heel
concreet
en
herkenbaar.
Er
wordt
in
 die
zin
dus
gewerkt
vanuit
betekenisvolle
contexten,
al
werd
eerder
al
beschreven
 dat
 deze
 met
 name
 als
 zodanig
 benoemd
 kunnen
 worden
 in
 relatie
 tot
 een
 zeker
 bewustwordingsproces.
 
 Samenwerking
van
de
leerlingen
 De
grote
nadruk
op
het
individuele
leerproces
kan
de
aandacht
voor
samenwerkend
 leren
doen
verminderen.
Daarom
vraagt
de
rol
van
communicatie
tussen
bezoekers
 onderling
in
dit
onderzoek
om
extra
aandacht.
Samenwerking
komt
in
de
workshops
 die
 gecombineerd
 worden
 met
 het
 Experience‐bezoek
 ruimschoots
 aan
 bod.
 Deze
 lijn
wordt
doorgezet
in
de
Experience.
Leerlingen
gaan
in
groepjes
op
pad
en
voeren
 de
activiteiten
over
het
algemeen
gezamenlijk
uit.
Dit
sociale
gegeven
moet
bewaard
 blijven
of
zelfs
gestimuleerd
worden.


5.2.5
De
Beeld
en
Geluid
Experience
en
free
choice
learning
 Persoonlijke
context


De
 kennis
 en
 ervaring
 die
 iedere
 bezoeker
 al
 bij
 zich
 draagt,
 wanneer
 hij
 naar
 de
 Experience
 komt
 is,
 aldus
 Falk
 &
 Dierking
 leidend
 voor
 de
 uiteindelijke
 museum
 ervaring
van
die
bezoeker.



Ook
 Beeld
 en
 Geluid
 vindt
 dit
 een
 belangrijk
 gegeven.
 Het
 personaliseren
 van
 de
 ervaring
 in
 de
 Experience
 gebeurt
 voornamelijk
 door
 middel
 van
 het
 opslaan
 van
 gegevens
 en
 voorkeuren
 op
 de
 ring,
 zodat
 de
 eigen
 resultaten
 thuis
 nogmaals
 bekeken
 kunnen
 worden.
 Ook
 is
 de
 bezoeker
 vrij
 in
 haar
 route
 en
 deelname
 aan
 activiteiten.
 Door
 te
 kiezen
 tussen
 passives,
 actives
 en
 interactives
 bepaalt
 de
 bezoeker
 zelf
 hoe
 zij
 leert.
 De
 actives
 en
 met
 name
 de
 interactives
 overheersen
 echter
in
de
Experience.
Dit
duidt
op
een
zeker
voordeel
en
bepaalde
voorsprong
op
 het
 gebied
 van
 informatieverstrekking
 voor
 gebruikers
 van
 de
 (inter)actieve
 toepassingen.
Daarnaast
‘dwingt’
het
de
bezoeker
tot
deelname
aan
deze
activiteiten,
 ook
al
past
dit
niet
binnen
haar
straatje.
De
informatievoorziening
is
in
die
zin
nog
 niet
in
balans.


Het
 individuele
 leren
 in
 de
 Experience
 behoeft
 dus
 meer
 aandacht.
 Een
 leerproces
 dat
werkelijk
toegespitst
is
op
iedere
bezoeker,
biedt,
indien
gewenst,
ruimte
voor
 verdieping.
 Falk
 &
 Dierking
 gaven
 al
 aan
 dat
 het
 leereffect
 het
 grootst
 is
 wanneer


51



 bezoekers
controle
kunnen
uitoefenen
over
de
inhoud
van
het
eigen
leren.
Dit
is
in
 het
 bijzonder
 van
 toepassing
 op
 de
 scholieren
 die
 de
 Experience
 bezoeken.
 Nogmaals,
 dit
 doen
 zij
 aan
 de
 hand
 van
 een
 boekje
 met
 een
 vooraf
 bepaalde
 leerinhoud.
 Hiermee
 voldoet
 Beeld
 en
 Geluid
 niet
 aan
 de
 leerwens
 en
 informatiebehoefte
van
individuele
leerlingen,
en
hier
valt
dus
winst
te
behalen.
 


Fysieke
context


De
 museumomgeving
 moet
 zodanig
 ingericht
 worden
 dat
 bestaande
 kennis
 gekoppeld
kan
worden
aan
nieuwe
ervaringen.
Belangrijk
zijn
hierbij
de
zogeheten
 relevante
 of
 authentieke
 leersituaties.
 In
 tijden
 van
 een
 sterk
 gemediatiseerde
 wereld
biedt
de
Experience
een
meer
dan
relevante
leeromgeving.
De
wereld
van
de
 media
 zoals
 gerepresenteerd
 in
 de
 Experience
 moet
 voor
 veel
 leerlingen
 enerzijds
 een
 bron
 van
 herkenning
 zijn,
 en
 ook
 zullen
 er
 veel
 nieuwe
 dingen
 aan
 het
 licht
 komen.
 Het
 acteren
 in
 de
 set
 zoals
 die
 te
 herkennen
 was
 in
 Goede
 Tijden
 Slechte
 Tijden,
het
voorlezen
van
het
nieuws
tegen
een
achtergrond
zoals
die
dagelijks
bij
de
 NOS
op
televisie
te
zien
is;
dergelijke
situaties
komen
rechtstreeks
uit
het
hart
van
 de
mediawereld
en
zullen
leerlingen
daarom
aanspreken.


Niet
 iedere
 kennisbasis
 is
 echter
 gelijk.
 In
 relatie
 tot
 het
 individuele
 leerproces
 betekent
 dit
 dan
 ook
 dat
 de
 bezoeker
 of
 leerling
 zelf
 moet
 kunnen
 selecteren
 wat
 voor
 haar
 dan
 interessante
 informatie
 is.
 Het
 gebruik
 van
 het
 opdrachtenboekje
 beperkt
de
leerlingen
in
zekere
zin
in
deze
vorm
van
ontdekkingsleren.
Daarnaast
is
 de
 structuur
 van
 de
 Experience
 echter
 dermate
 vrij
 opgezet,
 dat
 leerlingen
 soms
 letterlijk
 en
 figuurlijk
 verdwalen
 in
 de
 veelvoud
 aan
 informatie
 en
 activiteiten
 die
 worden
 aangeboden.
 In
 de
 zoektocht
 naar
 mogelijke
 oplossingen
 voor
 de
 beschreven
 problematiek
 speelt
 het
 vinden
 van
 middenweg
 tussen
 vrijheid
 en
 beperking
 een
 belangrijke
 rol.
 In
 het
 slothoofdstuk
 worden
 potentiële
 oplossingen
 besproken.


Sociaalculturele
context


Ook,
 of
 misschien
 juist
 in
 de
 Experience,
 geldt
 dat
 de
 aanwezigheid
 van
 medebezoekers
 en
 medeleerlingen
 bepalend
 is
 voor
 de
 uiteindelijke
 ervaring.
 Weliswaar
 gaat
 in
 dit
 onderzoek
 en
 in
 het
 geschetste
 theoretisch
 kader
 veel
 aandacht
uit
naar
het
individuele
leerproces,
maar
leren
is
óók
delen
van
ervaringen,
 van
 kennis.
 Uit
 eerdere
 paragrafen
 is
 al
 gebleken
 dat
 communicatie
 weliswaar


52



 prominent
 aanwezig
 is
 in
 het
 scholierenbezoek,
 maar
 inhoudelijk
 te
 wensen
 over
 laat.
De
kwaliteit
van
de
interactie
verdient
aandacht.



5.2.6
Conclusie


De
 Beeld
 en
 Geluid
 Experience
 is
 een
 populaire
 bestemming
 voor
 veel
 scholen.
 Zo
 populair,
dat
het
al
eens
tot
‘pubermuseum’
omgedoopt
is.
Leerlingen
vermaken
zich
 over
 het
 algemeen
 wel,
 maar
 uit
 onderzoek
 (Doorlag,
 2009)
 is
 gebleken
 dat
 de
 beoogde
 leereffecten
 niet
 altijd
 bereikt
 worden.
 In
 dit
 onderzoek
 is
 bekeken
 in
 hoeverre
 aspecten
 van
 het
 nieuwe
 leren
 zouden
 kunnen
 bijdragen
 aan
 het
 verbeteren
van
de
leeromgeving
die
de
Experience
biedt.


Het
nieuwe
leren
in
een
museale
context
is
in
hoofdstuk
drie
puntsgewijs
als
volgt
 gedefinieerd:
interactief
leren,
aansluiten
bij
de
belevingswereld
van
de
leerling
en
 samenwerken
 in
 kleine
 groepjes.
 Aan
 de
 hand
 van
 deze
 drie
 elementen
 wordt
 bekeken
 of
 in
 de
 uitgangspunten
 van
 het
 nieuwe
 leren
 oplossingen
 liggen
 voor
 de
 problematiek
in
de
Experience.




(Inter)actief
leren


Zelf
uitproberen
en
beleven
zijn
belangrijke
begrippen
in
de
Experience.
In
die
zin
 geeft
 het
 museum
 dus
 gedegen
 invulling
 aan
 het
 begrip
 (inter)actief
 leren.
 Tegelijkertijd
krijgt
een
ander
aspect
van
dit
actief
leren
onvoldoende
aandacht:
de
 verantwoordelijkheid
 voor
 het
 eigen
 leerproces.
 Weliswaar
 is
 het
 principe
 van
 zelfsturing
 al
 in
 grote
 mate
 aanwezig
 in
 de
 Experience,
 er
 is
 bijvoorbeeld
 geen
 vaststaande
route,
leerlingen
worden
onvoldoende
gevraagd
of
gestimuleerd
bewust
 een
 keuze
 te
 maken
 voor
 een
 bepaald
 leerproces
 of
 een
 zekere
 leerinhoud.
 Juist
 wanneer
er
uitgegaan
wordt
van
verschillende
leerstijlen
en
meerdere
vormen
van
 intelligentie
moet
een
leerling
in
de
gelegenheid
worden
gesteld
om
een
voor
hem
of
 haar
individueel,
passend
traject
af
te
leggen.



Al
is
de
Experience
bovenal
een
plek
om
te
verkennen,
om
door
impulsen
te
worden
 omgeven
 en
 je
 hierdoor
 te
 laten
 leiden,
 scholieren
 zouden
 er
 baat
 bij
 hebben
 wanneer
zij
in
deze
georganiseerde
chaos
zelf
structuur
kunnen
aan
brengen.



De
fysieke
context
die
de
Experience
biedt
is
echter
zodanig
complex
dat
leerlingen
 ook
in
de
gelegenheid
moeten
worden
gesteld
zich
beter
te
kunnen
oriënteren,
om
 ook
op
deze
wijze
structuur
aan
te
kunnen
brengen
in
hun
bezoek
én
leren.
Er
liggen


53



 volop
 mogelijkheden
 om
 de
 leerlingen
 een
 meer
 gestructureerd
 bezoek
 te
 bieden,
 dat
 zij
 op
 basis
 van
 de
 eigen
 leerwens
 en
 persoonlijke
 context
 vormgeven
 en
 uitvoeren,
 zonder
 daarbij
 afbreuk
 te
 doen
 aan
 de
 opzet
 van
 het
 museum.
 Dan
 moeten
echter
ook
de
oriëntatiemogelijkheden
heroverwogen
worden.


Aansluiten
bij
de
belevingswereld
van
de
leerling


Het
 zelfstandig
 werken
 op
 bovengenoemde
 wijze
 vereist
 een
 variatie
 aan
 werkvormen,
 benaderingen
 én
 inhoud.
 De
 Experience
 ligt
 wat
 thematiek
 betreft
 dicht
 bij
 de
 belevingswereld
 van
 de
 gemiddelde
 scholier.
 Door
 het
 bekende
 als
 uitgangspunt
 te
 nemen,
 wordt
 geprobeerd
 het
 onbekende
 te
 presenteren.
 Het
 naspelen
van
een
soapscène
geldt
bijvoorbeeld
als
introductie
op
onderwerpen
als
 montage‐effecten,
 de
 kracht
 van
 cliffhangers
 en
 realiteit
 en
 fantasie.
 Het
 op
 deze
 manier
 overbrengen
 van
 een
 boodschap
 lukt
 in
 wisselende
 mate.
 Beeld
 en
 Geluid
 vertrouwt
momenteel
op
het
interactieve
karakter
van
de
Experience,
dat
bezoekers
 geboeid
 moet
 houden
 en
 moet
 stimuleren
 tot
 actieve
 kennisconstructie.
 Niet
 alle
 bezoekers
 hebben
 echter
 behoefte
 aan
 (inter)actieve
 deelname;
 zij
 hebben
 een
 andere
 leervoorkeur.
 In
 de
 huidige
 situatie
 moet
 de
 bezoeker
 een
 bepaalde
 leerhouding
aannemen
om
kennis
te
kunnen
verwerven.
Daarbij
geldt
overigens
ook
 dat
de
informatie
die
voortkomt
uit
de
grote
hoeveelheid
actives
en
interactives
niet
 altijd
voldoende
is
om
achterliggende
concepten
en
ideeën
over
te
brengen
bij
het
 (scholieren)publiek.
Vanuit
het
nieuwe
leren
geredeneerd
zou
het
museum
dan
ook
 baat
 hebben
 bij
 
 variatie
 in
 mogelijkheden
 tot
 kennisverwerving
 en
 meer
 contextualisering
 van
 de
 in
 de
 exhibits
 aangeboden
 activiteiten
 –
 een
 grotere
 hoeveelheid
informatie
in
diverse
lagen.



Samenwerken
in
kleine
groepjes


Het
 sociale
 aspect
 van
 het
 Experiencebezoek
 is
 een
 belangrijke
 overweging
 in
 dit
 onderzoek.

Communicatie
speelt
reeds
een
belangrijke
rol
in
het
Experiencebezoek
 –
 leerlingen
 gaan
 vaak
 gezamenlijk
 op
 pad.
 Deze
 vorm
 van
 sociale
 interactie
 zou
 echter
nog
voorzien
kunnen
worden
van
enige
vorm
van
inhoudelijke
verdieping.
De
 thematiek
van
de
Experience
biedt
voldoende
stof
voor
discussie
en
gesprek,
en
hier
 zou
 door
 middel
 van
 bijvoorbeeld
 groepsopdrachten
 op
 ingesprongen
 kunnen
 worden;
het
gezamenlijk
verwerken
van
de
geboden
stof
in
kleine
groepjes
zou
tot
 positieve
resultaten
kunnen
leiden.



54



 Uit
 dit
 onderzoek
 blijkt
 dat
 leerlinggerichte
 benaderingen
 nog
 niet
 geheel
 doorgedrongen
 zijn
 tot
 de
 Experience,
 terwijl
 het
 museum
 gezien
 de
 thematiek
 en
 inrichting
zich
hier
wel
degelijk
voor
leent.



Alle
 genoemde
 aspecten
 zijn
 in
 de
 ontwikkeling
 van
 een
 nieuw
 educatief
 middel
 meegenomen
 en
 getest
 in
 een
 kleinschalige
 pilot.
 Leerlingen
 werd
 gevraagd
 van
 tevoren
een
aantal
exhibits
te
selecteren
dat
zij
wilden
bezoeken.
Tijdens
het
bezoek
 waren
zij
in
de
gelegenheid
bij
exhibits
of
onderwerpen
die
zij
interessant
vonden,
 extra
informatie
in
de
vorm
van
teksten,
audiovisuele
fragmenten
en
oefeningen
te
 krijgen.
Tevens
hadden
zij
continu
een
plattegrond
tot
hun
beschikking.


Uit
de
resultaten
van
deze
pilot
is
gebleken
dat
de
deelnemende
leerlingen
dit
soort
 maatregelen
 erg
 waardeerden.
 Het
 kunnen
 selecteren
 van
 voor
 hen
 interessante
 informatie
bleek
een
succesfactor.
Er
is
in
deze
pilot
nog
niet
geëxperimenteerd
met
 ‘gestructureerd
 samenwerken’.
 Wel
 gaven
 de
 leerlingen
 aan
 het
 fijn
 te
 vinden
 gezamenlijk
op
pad
te
gaan
en
informatie
te
delen.



Wanneer
de
problematiek
die
besproken
werd
in
hoofdstuk
vier
nogmaals
onder
de
 loep
 genomen
 wordt,
 kan
 geconcludeerd
 worden
 dat
 de
 vermoedens
 van
 het
 Instituut
 lijken
 te
 kloppen.
 Om
 verbetering
 aan
 te
 brengen
 in
 de
 educatieve
 programmering
 voor
 scholieren
 moet
 aandacht
 besteed
 worden
 aan
 het
 personaliseren
en
structureren
van
de
museumervaring
en
het
leerproces.
Ook
het
 verstrekken
 van
 diverse
 lagen
 van
 informatie
 –
 contextinformatie
 –
 is
 een
 aandachtspunt.
 De
 scholier
 moet
 in
 gelegenheid
 gesteld
 worden
 ten
 aanzien
 van
 haar
leerproces
het
heft
in
eigen
handen
te
nemen,
zonder
daarbij
de
controle
over
 het
proces
en
de
informatie
te
verliezen.
Samenwerking
met
andere
leerlingen
kan
 hierbij
een
belangrijke
ondersteunende
rol
spelen.
Tot
slot
zou
ook
het
begrip
van
 de
fysieke
ruimte
verbeterd
kunnen
worden,
wat
tevens
bij
zal
dragen
aan
de
mate
 van
controle
over
het
eigen
leerproces.


5.3
Tropenmuseum
 
 Het
bezoek
aan
het
Tropenmuseum
op
basis
van
de
kijktochten
wordt
geanalyseerd
 aan
 de
 hand
 van
 de
 aspecten
 die
 in
 het
 theoretisch
 kader
 zijn
 besproken.
 Op
 deze
 manier
wordt
onderzocht
in
hoeverre
leerlinggerichte
benaderingen
een
rol
spelen
 in
de
kijktochten
en
de
inrichting
van
het
Tropenmuseum,
en
welke
mogelijkheden


55



 deze
 benaderingen
 bieden
 voor
 het
 oplossen
 van
 de
 problematiek
 beschreven
 in
 hoofdstuk
vier.


5.3.1
 Leren
 als
 constructieve,
 gesitueerde
 en
 sociale
 activiteit
 in
 het
 Tropen­ museum


Leren
als
constructieve
activiteit


Wanneer
 de
 leer
 van
 Hein
 toegepast
 wordt
 op
 de
 algemene
 situatie
 in
 het
 Tropenmuseum,
 zien
 we
 allereerst
 dat
 het
 museum
 wel
 degelijk
 een
 constructivistische
 insteek
 heeft:
 er
 is
 geen
 vast
 startpunt
 in
 het
 museum.
 De
 bezoeker
zal
echter
uit
zichzelf
al
gauw
het
gebouw
per
verdieping
gaan
verkennen.
 Bovendien
 lopen
 de
 tentoonstellingen
 min
 of
 meer
 in
 elkaar
 over,
 waardoor
 een
 traditionele
 (vaststaande)
 rondgang
 de
 meest
 logische
 optie
 lijkt.
 Tot
 slot
 zijn
 leerlingen
 die
 het
 museum
 met
 een
 kijktocht
 bezoeken
 tevens
 gebonden
 aan
 een
 specifiek
 gebied
 of
 werelddeel,
 en
 ook
 in
 die
 zin
 dus
 minder
 vrij
 in
 hun
 rondgang
 dan
de
opzet
van
het
museum
in
eerste
instantie
doet
vermoeden.


Het
museum
probeert
verschillende
standpunten
en
visies
te
tonen.
Sterker
nog;
dit
 is
 één
 van
 de
 doelstellingen.
 Op
 deze
 manier
 probeert
 het
 museum
 de
 bezoeker
 bewust
 te
 maken
 van
 de
 relevantie
 van
 het
 tentoongestelde
 voor
 de
 bezoeker.
 Speciale
 activiteiten
 die
 gedurende
 het
 jaar
 georganiseerd
 worden,
 moeten
 bijdragen
aan
dit
bewustwordingsproces.
In
de
kijktochten
is
dit
gegeven
in
zekere
 zin
 terug
 te
 vinden
 in
 de
 opdracht
 tot
 het
 maken
 van
 een
 rondleiding
 voor
 medeleerlingen:
 de
 scholier
 wordt
 uitgedaagd
 tot
 het
 selecteren
 van
 voor
 haar
 of
 voor
haar
medeleerling
interessante
informatie
en
een
geschikte
presentatiewijze.
 In
 de
 rondleiding
 verzamelt
 en
 verwerkt
 de
 leerling
 informatie.
 Door
 dit
 proces
 reflecteert
zij
op
de
overdracht
van
informatie,
op
het
leren
van
haar
medeleerling,
 en
 als
 gevolg
 daarvan
 ook
 op
 haar
 eigen
 leerproces.
 ‘Wat
 kan,
 wil
 en
 moet
 ik
 overbrengen
op
mijn
klasgenoot?’
is
de
centrale
vraag,
en
hiervoor
is
kennis
van
het
 eigen
kunnen
noodzakelijk.


Een
 groot
 deel
 van
 de
 collectie
 is
 op
 traditionele
 museale
 wijze
 tentoongesteld:
 objecten
 liggen
 in
 een
 vitrine
 met
 de
 bijbehorende
 uitleg
 ernaast.
 Toch
 maakt
 het
 museum
 ook
 gebruik
 van
 interactieve
 opstellingen,
 waarbij
 de
 bezoeker
 gevraagd
 wordt
 een
 handeling
 uit
 te
 voeren,
 om
 zo
 meer
 te
 weten
 te
 komen
 over
 het


56


betreffende
onderwerp
of
object.
Dergelijke
hands
on,
actieve
toepassingen
zijn
nog
 niet
overal
te
vinden.


Hein
 stelt
 dat
 in
 een
 tentoonstelling
 op
 basis
 van
 constructivistische
 principes
 de
 meeste
 aandacht
 uitgaat
 naar
 het
 individuele
 leerproces
 en
 ervaring
 van
 de
 bezoeker.
 In
 de
 kijktochten
 van
 het
 Tropenmuseum
 wordt
 geprobeerd
 de
 onderwerpen
 en
 thema’s
 in
 de
 tentoonstellingen
 in
 verband
 te
 brengen
 met
 de
 persoonlijke
 situatie
 van
 de
 leerling.
 Toch
 betekent
 het
 werken
 met
 een
 kijktocht
 werken
met
een
vaste
leerinhoud,
en
is
de
leerling
niet
vrij
om
te
starten
vanuit
het
 eigen
 kennisniveau,
 of
 de
 eigen
 interesse.
 Er
 wordt
 wel
 aansluiting
 gezocht
 bij
 datgene
 wat
 de
 leerling
 kent
 en
 mogelijk
 weet,
 maar
 de
 leerwens
 van
 individuele
 leerlingen
is
mogelijk
geheel
anders
dan
wat
de
kijktocht
hen
biedt.
De
leerling
hoeft
 niet
te
worden
gevrijwaard
van
elke
verplichting;
constructivisten
beogen
juist
het
 tegenovergestelde.
 Zij
 stellen
 dat,
 zolang
 de
 informatie
 op
 de
 juiste
 manier
 aangeboden
wordt,
er
voor
ieder
wat
wils
te
vinden
is.
Dat
betekent
een
variatie
in
 werkvormen,
 thema’s
 en
 informatievoorzieningen.
 Deze
 diversiteit
 is
 onvoldoende
 aanwezig
in
het
Tropenmuseum.


Leren
als
gesitueerde
activiteit


Het
is
moeilijk
te
zeggen
in
hoeverre
het
Tropenmuseum
met
haar
tentoonstellingen
 relevante
en
authentieke
leeromgevingen
biedt.
Het
museum
probeert
wel
degelijk
 het
 verband
 te
 zoeken
 tussen
 wat
 getoond
 wordt,
 wat
 men
 weet
 en
 kent,
 en
 wat
 vervolgens
 geleerd
 zou
 kunnen
 worden.
 De
 aansluiting
 bij
 de
 leefwereld
 van
 de
 leerlingen
wordt
in
de
educatieve
programmering
voor
de
doelgroep
dan
ook
zeker
 gezocht.
 In
 de
 kijktocht
 ‘Rondje
 Milieu’
 worden
 de
 gevolgen
 besproken
 voor
 de
 betreffende
leerling
van
het
verdwijnen
van
de
katoenteelt
in
West‐Afrika:
moet
je
 dan
 meer
 of
 minder
 gaan
 betalen
 voor
 jouw
 merkspijkerbroek?
 In
 ‘Hartstocht
 &
 Passie’
 wordt
 de
 viering
 van
 Allerzielen
 in
 Mexico
 begrijpelijk
 gemaakt
 door
 de
 leerling
te
laten
nadenken
over
wat
zij
betekenen
voor
vrienden
en
familie.


Men
 streeft
 met
 deze
 benadering
 naar
 een
 zekere
 mate
 van
 bewustwording.
 Leerlingen
dienen
zich
te
realiseren
dat
wat
zij
als
anders
of
bijzonder
beschouwen,
 ook
gerelateerd
kan
zijn
aan
hun
persoonlijke
situatie.
Bovendien
leren
zij
dat
achter
 ieder
voorwerp,
achter
iedere
persoon,
een
verhaal
schuilt.


57


Leren
als
sociale
activiteit


Bij
 de
 kijktochten
 is
 geen
 begeleidend
 museumdocent
 aanwezig.
 Wel
 kunnen
 leerlingen
op
de
museumvloer
vragen
stellen
wanneer
zij
er
zelf
niet
uit
komen.
Er
is
 dus
 geen
 expliciete
 externe
 stimulans
 aanwezig
 in
 de
 vorm
 van
 een
 ‘expert’,
 zoals
 Vygotsky
 deze
 voorstelt.
 De
 leerlingen
 zullen
 elkaar,
 wanneer
 de
 kijktochten
 dit
 toelaten,
door
communicatie
en
samenwerking,
naar
een
hoger
niveau
moeten
tillen.
 Bij
 een
 aantal
 kijktochten
 is
 samenwerking,
 communicatie
 en
 het
 delen
 van
 ervaringen
 dan
 ook
 een
 essentieel
 onderdeel
 van
 het
 leerproces.
 ‘Rondje
 Milieu’
 bijvoorbeeld,
 is
 zo
 opgebouwd
 dat
 de
 leerlingen
 in
 groepjes
 de
 vragen
 beantwoorden
en
een
rondleiding
voor
hun
medeleerlingen
voorbereiden,
om
deze
 vervolgens
 ook
 te
 verzorgen.
 Andere
 kijktochten
 zijn
 gericht
 op
 de
 persoonlijke
 ervaring
van
de
leerling,
dus
zal
deze
meer
moeten
vertrouwen
op
de
eigen
kennis
 en
vaardigheden.


Het
 zelfstandig
 werken
 vraagt
 veel
 verantwoordelijkheid
 van
 een
 leerling.
 Deze
 aanpak
 zal
 alleen
 werken
 wanneer
 de
 inhoud
 van
 de
 kijktochten
 dermate
 boeiend
 en
 relevant
 is,
 maar
 ook
 op
 zo’n
 manier
 aangeboden
 wordt,
 dat
 leerlingen
 gestimuleerd
 worden
 kennis
 te
 vergaren.
 Het
 gezamenlijk
 oplossen
 van
 een
 vraagstuk
 –
 co‐constructie
 –
 is
 een
 manier
 om
 een
 dergelijk
 resultaat
 te
 bereiken.
 Zelfstandig
 werken
 betekent
 niet
 individueel
 werken,
 maar
 duidt
 op
 het
 zelf
 vormgeven
 van
 het
 eigen
 leerproces
 en
 het
 dragen
 van
 de
 verantwoordelijkheid
 voor
dit
proces.


5.3.2
Het
Tropenmuseum
en
het
experiential
learning
model


Het
 experiential
 learning
 model
 dat
 Kolb
 beschrijft,
 is
 in
 beperkte
 mate
 terug
 te
 vinden
in
het
basisbezoek
dat
leerlingen
aan
het
Tropenmuseum
brengen.



De
kijktochten
in
het
Tropenmuseum
verschillen
qua
opzet
en
structuur
nauwelijks
 van
elkaar,
al
valt
op
dat
‘Rondje
Milieu’,
uitgaand
van
het
model
van
Kolb,
meer
een
 cyclus
biedt
dan
de
andere
varianten:
leerlingen
werken
in
een
team,
verzamelen
en
 interpreteren
 gezamenlijk
 de
 informatie
 in
 het
 museum,
 en
 creëren
 tot
 slot
 gezamenlijk
een
verhaal
dat
vervolgens
gedeeld
wordt.
Toch
staat
het
beginpunt
in
 deze
 cyclus
 wel
 vast,
 en
 de
 kijktocht
 biedt
 daarom
 weinig
 ruimte
 aan
 de
 diverse
 leerstijlen
die
Kolb
definieert,
of
aan
individuele
exploratie.


In document Laat
mij
maar
even (pagina 51-58)