• No results found

Goddelijk Geluk in de woestijn

Baraka door John Ralston Saul Uitgeven Sijthoff, 294 p., f 24,50 R. Ferdinandusse

John Ralston Saul komt uit Canada, maar hij studeerde in Parijs. Het onderwerp van

zijn doctoraalscriptie was de politiek van president de Gaulle. En omdat hij dacht dat dat de handigste manier was ging student Saul op pad om talloze ministers en generaals te interviewen. In plaats van lof kreeg hij tijdens zijn laatste examens alleen maar beledigingen en woede te horen: een student had zich te beperken tot de officiële leerstof, en diende niet aan te komen met levendiger materiaal, zeker niet als dat de beweringen van zijn hoogleraren ook nog tegensprak.

John Ralston Saul besloot vervolgens met het materiaal nog iets lucratiefs te doen: hij schreef de thriller Birds of Prey (in het Nederlands werd het Dood van een generaal). In dat boek gaf Saul zijn eigen uitleg aan het vliegtuigongeluk waarbij de Franse chef van de generale staf en gunsteling van de Gaulle, Charles Ailleret, de dood vond. Het boek veroorzaakte in Franse politieke kringen een storm van sensaties en werd mede daardoor een bestseller met een verkoop van rond de miljoen

exemplaren. Voor liefhebbers van de (Franse) politiek was het inderdaad een smakelijk bock; voor de thriller-liefhebber een redelijk doorsnee produkt.

Het lijkt erop dat Saul daarna besloten heeft over de gebeurtenissen in zijn leven thrillers te schrijven. Na zijn eerste boek vertrok hij naar Canada waar hij een baan kreeg bij PetroCan, de nationale Canadese oliemaatschappij. Voor die firma reisde hij naar Vietnam om te proberen olieconcessies los te krijgen. Tijdens die reis, direct na de val van Saigon, zag hij in Hanoi uitgestrekte opslagplaatsen met door de Amerikanen achtergelaten oorlogsmateriaal. De deal met de olie ging niet door: Saul en zijn collega's werden herkend door een journalist die zich vervolgens in zijn krant afvroeg wat een nationale Canadese firma daar bij de vijand zat uit te spoken, en na vragen in het parlement moesten Saul c.s. beschaamd afdruipen. Maar in die wapenvoorraden zag Saul een idee voor een thriller en begon zich te interesseren voor de internationale wapenhandel. Hij ontdekte dat geen enkel land die achtergelaten wapens durfde te kopen uit angst voor de Amerikaanse toorn en dat men daarvoor bij verzetsgroepen moest zijn. In de jaren daarna deed hij pogingen om Polisario te mogen bezoeken, wat uiteindelijk leidde lot een verblijf bij de guerrilla's in de Sahara.

John Ralston Saul tijdens zijn tocht met een verzetsgroep van Polisario

Daarmee was het grondwerk verricht voor zijn tweede thriller, die in 1983 werd gepubliceerd, en eind vorig jaar in het Nederlands werd vertaald: Baraka. Baraka is, als ik het goed begrijp, een Arabische term die Goddelijk Geluk betekent, een toestand van gelukzaligheid, waar in het boek door velen naar gestreefd wordt.

Het Nederlandse omslag zegt: ‘Een meeslepende thriller over de grootste wapenhandel aller tijden.’ Het vervelende is dat John Ralston Saul, door al zijn

ervaringen in één groots drama te willen onderbrengen, juist dat meeslepende heeft ondergraven. Het begint met een episode in Vietnam, die de vereiste thrillerkwaliteiten heeft. Dan is er een uitvoerige schets rond de bestuurstafel van de oliemaatschappij: de onderlinge oorlog van magnaten, met veel psychologische lijnen naar de

hoofdpersonen, naar hun verleden, en wat al niet: woordrijk, uitgesponnen dialogen en een stevige rem op de vaart van het boek. Een weer heel mooie episode in Marokko, met een schildering van de toestanden aan het hof van koning Hassan, en tegelijk een spannende blik achter de schermen van de politiek van Marokko. En het verhaal eindigt in de woestijn met een rauw reisverslag als de twee hoofdpersonen met Polisario op weg zijn naar de ontknoping. Ondanks Sauls pogingen om die delen aan elkaar te binden met thema's van liefde en vriendschap tussen de hoofdpersonen blijft de ongelijkheid tussen de verschillende episodes duidelijk aanwezig.

Saul schrijft niet erg meeslepend en de Nederlandse vertaler is soms nogal slordig en letterlijk. ‘En net als haar middel werden haar enkels benadrukt door lange, delicate rondingen’ is een zin die tot nadenken stemt, evenals: ‘Wat betekent dat hij zich, vooral in een goed gesneden djellabah, bewoog met verleidelijke edelheid.’ Als Saul zich had kunnen beperken tot Marokko en de Sahara zou het een prachtige thriller hebben kunnen worden, want die intriges komen het scherpst over en zijn, ook in de gehele Baraka, de moeite waard.

Moordmeid

Ten Braven

Meteen al bij de aankondiging dat dit weekblad een interview zou hebben met Maj Sjöwall begonnen de molens van mijn fantasie te malen: daarin zou onder meer de mythe van haar maatschapijvisie worden doorgeprikt. Ik zag al voor me dat Sjöwall, eens mijn grote heldin, zou zeggen dat er helemaal geen sprake was van systematische kritiek op de Zweedse samenleving. En ik was zeer benieuwd hoe ze dat waar zou maken.

Destijds heb ik die eerste Sjöwall-en-Wahlöö's namelijk grandioos gevonden. Voor het eerst begon ik op het brede terrein van het misdaadverhaal (detectives spystories, politieromans, what have you) met grote gretigheid een hele serie op te kopen, naarmate ze hier - in de verkeerde volgorde - op de markt kwamen en ik gaf ze links én rechts aan vrienden cadeau.

Wat vonden wij er allemaal zo bijzonder aan? Volgens mij werd door het Zweedse paar ons verlangen gestild naar de absolute anti-Bond. En ik noem hier J. Bond als vertegenwoordiger van die onderklasse van speurders die zich uitsluitend verzetten tegen superieure misdaadorganisaties met een goedgetraind en ultramodern bewapend privé-leger, voorzien van de nieuwste snufjes op atoomgebied en verschanst achter een stalen, geheel in een vulkaan uitgehouwen bolwerk; hier treedt de private eye, gewapend met een whiskyglas, in zijn eentje binnen, ontregelt alles en doodt de baas van het spul.

De risico's die déze misdaadbestrijders nemen, zijn nogal groot en het loopt dan ook alleen goed af, omdat alles zich binnen de kaft van een paperback voltrekt. Wij lezers geloven er niets van, want wij weten dat de wereld niet zo simpel in elkaar zit. Maar Per en Maj uit Stockholm (tater Malmö) brachten met De vrouw in het Götakanaal de geloofwaardigheid terug in het detectivegenre. Hun manier van

vertellen kwam neer op de totale debunking van al die geslepen meesterbreinen, voortgesproten uit Auguste Dupin en Sherlock Holmes, die door close reading van de feiten vanzelf de oplossing zagen. En de karate of judo bedrijvende vechtjas werd hier al evenzeer in zijn hemd gezet.

Nee, in deze Zweedse reeks ontstond langzaam maar zeker een overtuigend beeld van de politieman als mens; en zo hadden we altijd al gedacht dat het in elkaar stak. In deze boeken kan de doorgaans zielige misdadiger alleen worden ingerekend dank zij een overmacht aan mensuren, geduld, geld en administratieve ondersteuning aan de kant van de politie.

De doorsnee-arbeid van de ontluisterde detective bleek neer te komen op langdurig schaduwen, eindeloos bij een huis posten in drie ploegendienst en het doen

coördineren van een overstelpende hoeveelheid dom materiaal door een gewillige kudde ambtenaren. Geen geniale ideeën kortom, maar noeste vlijt. Ook Martin Beek, het ‘centre of consciousness’ van deze reeks, was geen mannetjesputter, maar een zorgelijke, betrouwbare, want hard werkende functionaris. En als lezer voelde ik: ja, zo moet het toegaan in deze branche; zo las ik het immers ook in de coverstories over de Heinekenontvoering.

Maar in de latere boeken slopen kleine, vervelende trekjes binnen. Steeds meer bejaarde Zweden bleken van blikjes kattevoer te leven; hooggeplaatste imbecielen lieten bij voorkeur mooie oude wijken afbreken; mensenrechten werden met voeten getreden ter wille van de verkeerde ambities aan de top. Op papier ontpopte de Zweedse staat, die wij voor een wonder van socialistische regeerdrift hadden gehouden, zich als een wormstekige moloch die in zijn voegen kraakte. En op dat punt brachten de latere boeken steeds teleurstellender informatie. Niet dat ik iets tegen maatschappijkritiek heb, maar die van S&W schoot aan twee kanten langs haar doel; ten eerste was zij monomaan: er scheen noch in het politieapparaat, noch in de rechterlijke macht meer iemand te deugen. Volgens hen heerste in Zweden één stelregel: voor hoge posten komen uitsluitend corrupte ellendelingen in aanmerking; en dat bedierf de tevoren zo zorgvuldig aangebrachte toets van herkenbaarheid. Maar ten tweede werd in de latere delen tegen een principiële eigenschap van het genre gezondigd.

Vestdijk heeft er destijds in Marionettenspel met de dood al op gewezen, dat er in een misdaadroman nooit interessante karakters voorkomen. En dat kan ook niet anders; in dit soort boeken is immers ieder element ondergeschikt aan het centrale idee: het raadsel dat pas aan het eind mag worden opgelost. Dat maakt het verhaal noodzakelijk kaal en eenzijdig. Stichtelijkheid, doorkijkjes in de menselijke psyche en komisch effect - alles dient vermeden te worden. En een goede stijl is al helemaal niet nodig; raadpleeg daartoe maar eens de gemiddelde Agatha Christie.

Spanning is de enige functie die telt. Wie daar tegenin gaat door te vertellen hoe onmenselijk de Zweedse samenleving in elkaar zit, verbreekt de enige draad die zijn lezers aan het boek bindt. Trouwens wie wil weten of de Zweedse maatschappij revolutionair dient te worden omgewenteld, koopt wel een ander boek. Ieder genre heeft nu eenmaal zijn beperkingen, maar de meeste van deze heeft de detectiveroman. Tenslotte - u heeft het allang gelezen - zei Sjöwall in haar interview heel andere dingen: zij gaf volmondig toe dat Per en zij van het begin af aan communist waren geweest en dat er van tersluikse infiltratie met marxisme geen sprake was. Zelfs voor een van de positieve punten van het rotte Zweedse systeem leek ze geen oog te

hebben: het feit dat er zulke kritische romans kunnen worden geschreven; tenminste zolang het verhoopte nieuwe bewind er nog niet is gevestigd.

9