• No results found

GIDS VOOR DEN LEZER VAN HET GOEDE BOEK 167 Maar bovenal kon hij als leraar en later hoogleraar bijdragen aan het

Anthonie Donker als cultureel leider

4.2. GIDS VOOR DEN LEZER VAN HET GOEDE BOEK 167 Maar bovenal kon hij als leraar en later hoogleraar bijdragen aan het

verbreiden van kennis over de Nederlandse literatuur, haar geschiedenis en ontwikkeling. Donker hechtte namelijk groot belang aan de literatuur als verbindende kracht binnen de gemeenschap. Met name in de tweede helft van de jaren dertig kwam die literaire kennisoverdracht steeds sterker in het teken te staan van cultuurverdediging: kennis over de eigen literatuur werd ingezet als middel om de (nationale) cultuur te wapenen tegen de bedreigin- gen van de moderniteit. Ook Donkers activiteiten als criticus en redacteur van Critisch Bulletin moeten in dat licht worden beschouwd. In zijn ver- schillende rollen nam Donker het culturele leiderschap op zich waaraan in de cultuurpessimistische jaren dertig behoefte was.

4.2

Gids voor den lezer van het goede boek

Aan het einde van de jaren twintig constateerde Donker in verschillende pu- blicaties dat het met de Nederlandse literatuurkritiek droevig gesteld was.16

In een recensie in Den Gulden Winckel constateerde hij:

de hedendaagsche critiek [...] is door en door ziek, een chaos van planloosheid, aanmatiging, overschatting en rivaliteit [...] Buitendien is de hedendaagsche literaire critiek goeddeels onbe- voegd, eenerzijds meestal slap, en egaal van voorzichtige waar- deering (N. [Nieuwe] Gids, Groot Nederland, Elzevier [sic], let- terk. bijbladen der couranten), opereerend met een veel te laag gehouden maatstaf, anderzijds fel, blind en partijdig, als de so- cialistische critiek en die van vele jongeren. [...] Het gevolg is, dat de letterkundige critiek geen voorlichting meer geeft17

De literatuurkritiek diende zich dus bezig te houden met het voorlichten van de lezer, maar schoot daarin jammerlijk tekort. Veel critici waren vol- gens Donker namelijk onvoldoende toegerust (‘onbevoegd’) om die voorlich- tende taak op een goede manier uit te oefenen. Critici die schreven voor de dagbladen en oudere algemeen-culturele tijdschriften als De Nieuwe Gids,

Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift en Groot Nederland waren te weinig

kritisch (‘slap’) en durfden geen eisen te stellen aan de besproken boeken. Dat gold overigens ook voor Den Gulden Winckel zelf, dat Donker hier om begrijpelijke redenen niet noemde, maar dat hij in correspondentie omschreef als een ‘veel te heterogeen blaadje’.18 Daarnaast lieten veel critici zich vol-

gens Donker in hun oordeel sturen door persoonlijke, politieke of religieuze

16Zie onder meer: Anthonie Donker: Een Nieuwe Geschiedenis der Hedendaagsche Litte- ratuur. Frans Bastiaanse’s Nederlandsche Letterkunde (recensie), in: Den Gulden Winckel 1928, p. 132-135; G.H. ’s Gravesande: Anthonie Donker over Interviews, Dichters, Poëzie en Critiek, in: Den Gulden Winckel 1929, p. 198–201, p. 201.

17Idem: Een Nieuwe Geschiedenis der Hedendaagsche Litteratuur (zie v. 16), p. 133. 18Brief Anthonie Donker aan Jan van Tricht, 3 december 1930.

521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018

Processed on: 15-8-2018 PDF page: 174PDF page: 174PDF page: 174PDF page: 174

preoccupaties; zij waren ‘partijdig’. Hij had moeite met de bevooroordeelde opstelling van de hier genoemde socialistische kritiek en die van verschil- lende ‘jongeren’. Uit andere bronnen blijkt dat dezelfde bezwaren golden voor kritiek die uitging van een katholiek, christelijk of ander ‘aprioristisch’ uitgangspunt.19Bovendien was er sprake van excessen: persoonlijke vetes

werden in de kritiek uitgevochten, de toon was verhard en er werden vele onleesbare essays over onbeduidende auteurs geproduceerd ‘waarbij menig academicus naar zijn woordentolk grijpt’.20 Dat alles leidde ertoe dat het

leespubliek het vertrouwen in de kritiek verloren had.

Uit Donkers klachten komen zijn opvattingen over taak en functie van de literatuurkritiek, die hij later systematischer zou uitwerken, al schetsma- tig naar voren. Volgens Donker moest de kritiek als belangrijk ‘orgaan van letterkundige voorlichting’21 dienstbaar zijn aan het publiek, dat behoefte

zou hebben aan informatie over en duiding van de literaire productie. De critici die deze taak op zich namen, moesten bovendien ‘bevoegd’ zijn. In zijn gebruik van de tegenstelling ‘bevoegd’ en ‘onbevoegd’ klinkt de titel van het klassieke schotschrift De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek (1886) door, waarin Kloos en Verwey een aantal collegacritici op de hak hadden genomen die in hun ogen te welwillend oordeelden.22 Getuige het bovenstaande citaat bedoelde Donker met het begrip ‘bevoegd’ in de eerste plaats dan ook dat critici hoge eisen dienden te stellen aan de boeken die hun onder ogen kwamen. Zij dienden daarbij over een zekere bekwaamheid en statuur te beschikken om over de literatuur te mogen oordelen. Daar- naast, en dat strookt minder met het op de man spelen van Kloos en Ver- wey, moesten critici volgens Donker ‘onpartijdig’ zijn: religieuze of politieke overtuigingen, persoonlijke voorkeuren en vetes dienden buiten het kritisch oordeel te blijven.

In de genoemde recensie wees Donker een aantal ‘bevoegde keurmeesters van letterkunde’ aan bij wie de literatuurkritiek volgens hem in goede handen was. Het ging om: J.W.F. Werumeus Buning, Top Naeff, Martinus Nijhoff en P.H. Ritter Jr.23 In een interview dat ruim een jaar later in Den Gulden

Winckel verscheen voegde hij aan dat rijtje nog Hendrik Marsman, Herman

Wolf, Johannes Tielrooy, Matthijs Vermeulen en Martin Jacob Premsela

19Vergelijk onder meer: Anthonie Donker: Critisch curiosum. Greshoff voor en achter de schermen, in: Critisch Bulletin 1930, p. 47–48, p. 70-71.

20Idem: Een Nieuwe Geschiedenis der Hedendaagsche Litteratuur (zie v. 16, p. 167), p. 133; Vergelijk: Gravesande: Anthonie Donker over Interviews, Dichters, Poëzie en Critiek (zie v. 16, p. 167), p. 201.

21Idem: Een Nieuwe Geschiedenis der Hedendaagsche Litteratuur (zie v. 16, p. 167), p. 133.

22Kloos/Verwey: De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek (zie v. 17, p. 38), Vergelijk voetnoot 17 in hoofdstuk 2.

23Donker: Een Nieuwe Geschiedenis der Hedendaagsche Litteratuur (zie v. 16, p. 167), p. 133.

521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018

Processed on: 15-8-2018 PDF page: 175PDF page: 175PDF page: 175PDF page: 175

4.2. GIDS VOOR DEN LEZER VAN HET GOEDE BOEK 169

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN