• No results found

DE CRITICUS ALS GIDS: ‘LEZERESSEN EN LEZERS’ 83 de boeken, zich wendt.’ Daarbij stemde Van Eckeren het niveau van zijn

Gerard van Eckeren, koopman in literatuur

2.5. DE CRITICUS ALS GIDS: ‘LEZERESSEN EN LEZERS’ 83 de boeken, zich wendt.’ Daarbij stemde Van Eckeren het niveau van zijn

recensies af op zijn doelgroep: hij beloofde zijn oordeel ‘zoo beknopt en eenvoudig mogelijk’ te verwoorden en ‘[L]etterkundig-technische quaesties’ uit zijn besprekingen te weren; op die manier hield hij er rekening mee dat het ging om een tijdschrift ‘voor de huiskamer’. Zijn oordeel baseerde hij zoals gebruikelijk op de auteursintentie en de (veronderstelde) smaak van de lezer:

Ik hoop, na het lezen van ieder boek, mij zelf af te vragen: wàt heeft de schrijver gewild; is hetgeen hij gewild heeft op de een of andere wijze voor mijn lezers van belang; toont de auteur hetgeen hij gewild heeft in zijn boek ook ten naaste bij te hebben verwezenlijkt?258

Hoewel in beide rubrieken de roman centraal stond, had ‘Het boek van de week’ in Eigen Haard een wat ander karakter dan de ‘Kroniek van het proza’. Waar de prozakroniek van Van Eckeren in Den Gulden Winckel zich toespitste op de hoogtepunten en spraakmakende boeken, gaf hij in Eigen

Haard eerder een dwarsdoorsnede van het aanbod. In ‘Het boek van de

week’ komt dus een ruimere selectie uit het aanbod aan de orde dan in de ‘Kroniek van het proza’. In de woorden van Van Eckeren was het een ‘rubriek, die de letterkundige productie in ons land bedoelt te weerspiegelen en te commentarieeren’.259 Die doelstelling is dus vergelijkbaar met die van

Den Gulden Winckel als geheel.

Zoals hij in zijn inleiding benadrukte, strekte zijn aandacht zich daarbij ook uit tot boeken ‘met alleen amusementsbedoelingen’.260 Bovendien re-

censeert hij in Eigen Haard niet alleen oorspronkelijk Nederlandstalig werk, maar ook vertalingen van romans uit het buitenland, die een groot deel van de Nederlandse markt uitmaakten.261Het gaat daarbij voornamelijk om het werk van internationale bestsellerauteurs als Vicki Baum, onder meer be- kend van de succesroman Menschen im Hotel (1929), Trygve Gulbranssen, de auteur van de beroemde trilogie over het geslacht Björndal, en Marga- ret Mitchell, schrijfster van de wereldwijde bestseller Gone with the wind (1936).262Ook ‘Schlagers’ van eigen bodem, zoals de romans van Alie Sme-

ding en de internationaal succesvolle Jo van Ammers-Küller krijgen in Ei-

gen Haard veel aandacht. Verder recenseert Van Eckeren vooral populaire,

psychologisch-realistische romans die vaak geschreven waren door vrouwen – al dan niet van christelijken huize. Tot slot besteedt hij ook in Eigen Haard aandacht aan het werk van ‘jongeren’ als Vestdijk, Bordewijk en Slauerhoff.

258Ibid.

259Idem: Het boek van de week (recensie van Simon Vestijk, Meneer Visser’s hellevaart), in: Eigen Haard 1936, p. 708-709, p. 709.

260Van Eckeren: Inleiding (zie v. 257). 261

Vergelijk: Van Boven: Bestsellers in Nederland (zie v. 3, p. 6), p. 89-93.

262Over de receptie van internationale bestsellers in Nederland, zie: Keltjens: Quality sells (zie v. 37, p. 13).

521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018

Processed on: 15-8-2018 PDF page: 88PDF page: 88PDF page: 88PDF page: 88

Die ruimere selectie had niet alleen te maken met de aard en opzet van de rubriek, maar hield ook verband met het beoogde publiek van Eigen Haard. Waar Den Gulden Winckel zich specifiek richtte op boekenliefhebbers, was

Eigen Haard bedoeld voor het hele gezin, inclusief vrouwen en (oudere)

kinderen. Van Eckeren moest er rekening mee houden dat die laatste twee groepen over het algemeen minder belezen waren, doordat zij veelal (nog) geen (literatuur)onderwijs hadden genoten. Bovendien was Eigen Haard meer dan Den Gulden Winckel gericht op ontspanning en vermaak, en was de literatuur slechts een van de vele onderwerpen die in het blad aan bod kwamen. Ook dat verklaart waarom populaire literatuur in Eigen Haard meer aandacht kreeg.

Behalve voor de selectie had dat verschil in doelgroep logischerwijs ook consequenties voor de manier waarop Van Eckeren zijn lezers benaderde. Dat wil ik laten zien aan de hand van een aflevering van ‘Het boek van de week’ uit 1936 waarin hij drie romans besprak: De vrouw met het ééne talent (1936) van A. van Hoogstraten-Schoch, Het leven aanvaard (1936) van J.M. Westerbrink-Wirtz en Het oogenblik (1935) van Marianne Philips.263 Dat

deze romans alledrie geschreven zijn door vrouwen is overigens geen toeval. Het geeft aan dat Van Eckeren, net als vele van zijn tijdgenoten, het literaire werk van vrouwen tot een afzonderlijke literaire categorie rekende en het beoordeelde naar andere criteria dan de boeken die geschreven werden door mannen.264 Het geslacht van de auteur deed er voor hem dus wel degelijk

toe.

Van Eckeren toont in ‘Het boek van de week’ een grotere tolerantie tegenover lezers met een voorkeur voor ‘lagere’ vormen van literatuur. Al in de openingsalinea van deze recensie geeft hij daarvoor een eerste voorzet, door een zekere openheid te bepleiten tegenover mensen met een andere – lagere – culturele smaak:

Ik zie niet in, waarom wij den Zampa-liefhebbers of den een- voudigen neuriërs hun genot niet zouden gunnen, al houden wij persoonlijk misschien meer van Händel of Mahler. Menschen, die den naam Bach voor zichzelf het liefst spellen als Ba! en Ach! kunnen heel achtenswaardige lieden zijn met een goeden smaak voor tuin-aanleg of de kleuren in hun huiskamer, en het is dwaas en kortzichtig [...] aan anderen de eigen voorkeur te willen opdringen.265

De romans van Van Hoogstraten-Schoch en Westerbrink-Wirtz blijken bij

263Gerard van Eckeren: Het boek van de week (recensie van A. van Hoogstraten-Schoch,

De vrouw met het ééne talent, J.M. Westerbrink-Wirtz, Het leven aanvaard en Marianne

Philips, Het oogenblik), in: Eigen Haard 1936, p. 372-373. Zie bijlage 2. 264

Vergelijk: Van Boven: Een hoofdstuk apart (zie v. 89, p. 27).

265Van Eckeren: (recensie van A. van Hoogstraten-Schoch, De vrouw met het ééne talent etc.) (zie v. 263), p. 372.

521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018

Processed on: 15-8-2018 PDF page: 89PDF page: 89PDF page: 89PDF page: 89

2.5. DE CRITICUS ALS GIDS: ‘LEZERESSEN EN LEZERS’ 85 uitstek geschikt voor de ‘grooten kring van lezers’ die liever naar ‘Hei! ’t was in de Mei zoo blij’ luisterde dan naar Bach; voor mensen met een lagere culturele ontwikkeling dus. Voor lezers zoals Van Eckeren zelf, die hogere eisen stelden aan hun lectuur, waren deze boeken niet zo interessant. Zij behoorden dan ook tot wat hij de ‘stichtelijke belletrie’ noemt en niet tot de ‘kunst’ of ‘literatuur’. De grens tussen literatuur en niet-literatuur wordt in deze recensie dus expliciet gemarkeerd. Bovendien is de ietwat denigrerende toon waarop Van Eckeren deze romans bespreekt en hun lezers aanspreekt niet te missen. Toch leidt dat alles niet tot een afwijzing van deze twee romans:

Zij verdienen hun plaatsje onder de zon, mits zij zich slechts niet trachten te zonnen in den tuin van de literatuur, want daar hooren ze zoo min thuis als een huiskat in een arendsnest.266

Interessant in dit opzicht is het verschil met de eerder besproken recensie van ’t Geluk hangt als een druiventros in Den Gulden Winckel. De teneur van die recensie is in grote lijnen dezelfde: de roman heeft zeker kwaliteiten, maar stelt lezers met enige literaire bagage teleur. Er is echter een essentieel verschil: terwijl de romans van C. en M. Scharten-Antink wel degelijk een ‘soort van literatuur’ waren,267wordt het werk van Van Hoogstraten-Schoch en Westerbrink-Wirtz expliciet buiten de literatuur geplaatst.

In het laatste gedeelte van de recensie introduceert Van Eckeren vervol- gens het boek van Philips om te illustreren wat dan wél literatuur is:

Ge vraagt misschien: maar waar ligt dan toch die zoogenaamde grens tusschen ‘belletrie’ [sic] en ‘literatuur’? Ik zeide reeds: ze is moeilijk aan te wijzen. Maar dat ze bestaat, daarvan wordt u mogelijk toch wel iets duidelijk wanneer ge, als ik, onmiddellijk na de lectuur van de dames Hoogstraten en Westerbrink, u in den bundel verdiept van Marianne Philips268

Op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof Van Eckeren de romans van Van Hoogstraten-Schoch en Westerbrink-Wirtz puur en alleen bespreekt om de literaire waarde van Philips’ bundel te kunnen aantonen. Hij spendeert echter het grootste gedeelte van de beschikbare ruimte aan de twee eerste romans. Zijn oordeel over De vrouw met het ééne talent en Het leven aan-

vaard staat dus ook op zichzelf. Dat Van Eckeren zo uitgebreid aandacht

besteedt aan christelijke non-literatuur kan alleen maar betekenen dat zijn lezers daaraan volgens hem behoefte hadden, dat zich met andere woor- den onder hen ook ‘Zampa-liefhebbers’ en ‘eenvoudigen neuriërs’ bevonden.

266Ibid., p. 373. 267

Idem: Kantteekeningen LII (zie v. 142, p. 61), p. 26. Mijn cursivering.

268Idem: (recensie van A. van Hoogstraten-Schoch, De vrouw met het ééne talent etc.) (zie v. 263, p. 84), p. 373.

521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018

Processed on: 15-8-2018 PDF page: 90PDF page: 90PDF page: 90PDF page: 90

Door deze romans te recenseren toont Van Eckeren zich een klantgericht criticus en verleent hij aan deze lagere smaak een zekere legitimiteit.

In Eigen Haard stelt Van Eckeren zich dan ook minder afkeurend op tegenover lagere vormen van literatuur dan in Den Gulden Winckel. In dat tijdschrift werd de populaire amusementsliteratuur als gezegd in principe niet gerecenseerd. Als detectiveseries of goedkope treinlectuur al aan de orde kwamen werden die steevast in verband gebracht met de lagere sociale klassen en de oppervlakkigheid van de ‘massa’. De boekenvrienden van Den

Gulden Winckel werden geacht zich daar verre van te houden. Een deel van

de Eigen Haard-lezers was daarentegen uit ander hout gesneden. Opvallend in dat verband is het verschil in toon tussen twee vergelijkbare uitspraken in de beide tijdschriften, die ondanks de afstand in de tijd opmerkelijke overeenkomsten vertonen. In Den Gulden Winckel noteert Van Eckeren bij een door hem gewaardeerd citaat uit een roman: ‘Ik weet wel: er zijn boekenlezers bij de vleet die aan een dergelijk [...] beschrijvinkje ‘niet veel aan’ vinden. Hen verwijs ik met aandrang naar Rudolph Herzog, Corelli of Williamson.’269 In Eigen Haard is de toon milder: ‘Menigeen zal aan

dezen roman misschien ‘niet veel aan’ vinden en liever b.v. naar de boeken van Fabricius grijpen.’270 In Den Gulden Winckel sluit Van Eckeren de

liefhebbers van lage literatuur dus uit; zij behoorden niet tot de beoogde lezers van het tijdschrift. Het citaat uit Eigen Haard laat daarentegen meer ruimte voor andere (lagere) literaire smaakvoorkeuren.

Dat betekent ook dat er een grotere afstand bestond tussen de smaak van de criticus en (een deel van) de Eigen Haard-lezers. Ondanks het begrip dat Van Eckeren toont voor de smaak van zijn leespubliek, blijft zijn oordeel als criticus daar duidelijk boven verheven. Illustratief is de ietwat denigre- rende en ironische toon waarop Van Eckeren zijn oordeel over de romans van Van Hoogstraten-Schoch en Westerbrink-Wirtz formuleert. De vrouw

met het ééne talent noemt hij ‘heusch heel aardig’, ‘een beetje banaal, een

beetje cliché’, maar wel ‘pakkend’ en ‘boeiend’ en over Het leven aanvaard zegt hij niet veel meer dan dat het ‘alles zoo’n beetje dito dito’ is.271 Boven- dien wordt die afstand tot het einde toe in stand gehouden. In deze recensie komen criticus en lezer uiteindelijk niet nader tot elkaar, zoals in zijn be- spreking van ’t Geluk hangt als een druiventros in Den Gulden Winckel wel het geval was. In die bespreking gaat Van Eckeren ondanks zijn bezwaren uiteindelijk wél mee in het enthousiasme van zijn lezers voor het werk van de Schartens en schaart hij zich tot op zekere hoogte aan hun zijde. Daarvan kan hier geen sprake zijn.

269Idem: Kantteekeningen bij de literatuur van den dag XLVIII (recensie van Johan de Meester, Carmen), in: Den Gulden Winckel 1916, p. 135-138, p. 138.

270Idem: Het boek van de week (recensie van Jeanne van Schaik-Willing, Sophie Blank), in: Eigen Haard 1934, p. 703-704, p. 704.

271Idem: (recensie van A. van Hoogstraten-Schoch, De vrouw met het ééne talent etc.) (zie v. 263, p. 84), p. 372 resp. 373.

521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens 521877-L-bw-Keltjens Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018 Processed on: 15-8-2018

Processed on: 15-8-2018 PDF page: 91PDF page: 91PDF page: 91PDF page: 91

2.5. DE CRITICUS ALS GIDS: ‘LEZERESSEN EN LEZERS’ 87

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN