• No results found

6 Toekomstige effecten

6.1 De toekomst van varkens en pluimveerechten

6.1.4 Gevolgen van ‘ontschotting’ tussen regio’s

Weerstand bij regionale partijen

De overheid staat momenteel geen invoer van dierrechten toe naar de concentratiege- bieden Oost en Zuid. Verhandeling uit deze regio’s naar overig Nederland is wel toege- staan. In het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Staatsblad, 2005b) is opgenomen dat in 2008 het onderscheid tussen de drie regio’s komt te vervallen, maar hier is weerstand tegen. De provincies Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant vrezen dat ‘ontschot- ting’ tussen regio’s het reconstructieproces in de wielen rijdt. De drie provincies bevinden zich nog in het proces van verplaatsing van varkens- en pluimveebedrijven uit extensiverings- naar landbouwontwikkelingsgebieden (log’s). De provincies willen veehouders uit de eigen regio met voorrang verplaatsen en willen niet het risico lopen

6 Toekomstige effecten

113 dat de beperkte ruimte in de log’s volstroomt met bedrijven uit andere regio’s. De animo voor de door de provincies beoogde verplaatsing is toch al niet groot bij boeren en zou dan alleen maar kleiner worden. Ook natuur- en milieu-organisaties zijn tegen het plan om handel tussen regio’s toe te staan, omdat hierdoor lokaal de milieudruk kan toenemen. De belangenorganisaties in de landbouw blijven echter voorstander, omdat veel varkenshouders al hebben geanticipeerd op het aangekondigde beleid door alvast varkensrechten in andere regio’s aan te kopen (Agrarisch Dagblad, 26-06-2007). Voor desbetreffende veehouders leidt verplaatsing tot schaal- en logistieke voordelen.

Verschuivingen onzeker

Cruciale vraag is welke verschuivingen van dierrechten tussen regio’s zullen optreden nadat de regionale schotten zijn opgeheven. Het antwoord is onzeker: elke regio kan met een toename (of afname) van het aantal varkens en kippen te maken krijgen. Ener- zijds heeft productie in Oost en Zuid concentratievoordelen, zoals gunstige voer- en vleesprijzen en goede technische resultaten, mede door een dicht netwerk van leveran- ciers en adviseurs. Anderzijds heeft productie in overig Nederland als voordelen dat de veedichtheid er minder hoog is, zodat er minder beperkingen zijn vanuit het lokale milieubeleid, en er mestafzetruimte naast de deur is. In het verleden waren de concen- tratievoordelen het grootst, maar voor- en nadelen lijken steeds meer in evenwicht te zijn. Niet voor niets starten veehouders uit de concentratiegebieden ook nu al nevenves- tigingen elders in Nederland.

Verschuiving van concentratiegebied Oost naar Zuid aannemelijk

Alhoewel elke regio met een toename van vee te maken kan krijgen, lijkt op dit mo- ment een verschuiving van concentratiegebied Oost naar Zuid het meest aannemelijk. De productie in concentratiegebied Oost is relatief het minst aantrekkelijk. Dit is af te lezen uit de lage benuttingsgraad (hoge ‘latentie’) van de varkens- en pluimveerechten: 87% en 84% in Oost, tegenover 93% en 92% in Zuid en 93% en 94% in overig Ne- derland (Figuur 6.1). De potentiële vraag naar rechten in Zuid is groot, als we afgaan op het feit dat de prijs van dierrechten in Zuid beduidend hoger is dan die in de andere concentratiegebieden. Van den Ham en De Hoop (2007) schatten dat verschuiving van een deel van de niet-benutte rechten uit Oost kan leiden tot een toename van het aantal dieren en dierrechten met 4% in Zuid. De gedachte bij deze schatting is dat het gat tussen de actuele benuttingsgraad in Oost en een veronderstelde maximale gemiddelde benutting van 94% wordt opgevuld en verhandeld naar Zuid of overig Nederland. Het gaat om maximaal 1,3 miljoen kg fosfaat in varkensrechten en 0,8 miljoen kg fosfaat in pluimveerechten die vrij snel op de markt zouden kunnen komen. In de loop van de jaren kunnen er nog meer dierrechten worden verhandeld; daarvan zijn geen schattin- gen gedaan.

Mogelijk toename milieudruk in Zuid, afname elders

Door verplaatsingen van dierrechten kunnen lokaal – en dan met name in Zuid – hin- der en milieudruk toenemen; daar waar de dierrechten vandaan komen, neemt de druk uiteraard af. Voor wat betreft ammoniak zal de stijging van de milieudruk meevallen, omdat uitbreidende veehouders verplicht zijn emissiearme stallen te bouwen, conform de AMvB Huisvesting; soms stellen gemeenten zelfs luchtwassers verplicht. Als de

nieuwe locatie een log betreft, levert verplaatsing zelfs een gunstig effect op voor ammoniakdepositie op natuur en voor geurhinder; provincies hebben de ligging van de log’s immers mede op basis van deze aspecten geselecteerd. Verplaatsing naar Zuid is ongunstig voor de mestmarkt: doordat de mestproductie in het zuidelijk concentratiege- bied toeneemt, stijgt de gemiddelde transportafstand van af te zetten mest in Nederland. Of er daadwerkelijk verschuivingen van rechten naar Zuid zullen optreden, hangt af van de ruimte in bestemmingsplannen van gemeenten en van de concrete plannen van vee- houders. Dat is niet onderzocht, zodat een meer precieze voorspelling op dit moment niet mogelijk is.

Schotten tussen regio’s houden ‘megastallen’ van ondernemers uit andere gebieden niet tegen

Lokale stijging en daling van milieudruk kunnen ook optreden bij verplaatsing binnen de huidige gebieden, dus zonder dat de regionale schotten worden opgeheven. Winst of verlies voor het milieu worden op dit moment vooral beperkt door onzekerheid over het ‘ontschottings’-beleid. Daardoor mikken veehouders die dierrechten buiten hun regio hebben gekocht op twee parallelle sporen: (1) verplaatsing naar de eigen regio of (2) ontwikkeling van een nevenvestiging in de regio waar de rechten zijn gekocht. Het tweede spoor kunnen ze hoe dan ook bewandelen (alhoewel ze dan geen rechten uit de eigen regio aan de nevenvestiging kunnen toevoegen); het eerste spoor alleen bij ontschotting tussen regio’s. Daarom zal behoud van de regionale schotten de oprichting van ‘megastallen’ van ondernemers uit andere gebieden niet tegengaan. Zij zijn immers ook nu al vrij om dierrechten te kopen en bouwplannen in te dienen en vergunningen aan te vragen buiten hun eigen regio, zolang de benutting van de aangekochte rechten maar plaats vindt binnen de regio waar deze zijn aangekocht.