• No results found

6 Toekomstige effecten

6.3 Gevolgen van aanscherping fosfaatgebruiksnorm voor de gebruiksruimte van dierlijke mest tot

6.3.6 Gebruiksruimte op melkveebedrijven na

Momenteel wordt de gebruiksruimte voor dierlijke mest in de melkveehouderij bepaald door de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest. Op basis van N/P2O5 verhou-

ding in dierlijke mest, zijn gebruiksnormen voor stikstof uit dierlijke mest en voor totaal fosfaat aan elkaar gerelateerd, behoudens het beperkte aandeel van gebruik van fosfaatkunstmest. Momenteel ligt het kunstmestgebruik op een melkveebedrijf tussen de 10 en 20 kg/ha (Van den Ham et al., 2007b; Luesink 2007). Bij aanscherping van de gebruiksnormen zal waarschijnlijk het gebruik van fosfaatkunstmest in de melkvee- houderij verder worden afgebouwd (zoals ook verondersteld in van Dijk et al., 2007, paragraaf 6.2.4). Bij de huidige gemiddelde N/P2O5 verhouding in rundveemest van

2,4 (2005) zal na 2007 de fosfaatnorm beperkend worden voor het gebruik van mest van het eigen bedrijf. Vanaf 2009 correspondeert de fosfaatgebruiksnorm van 95 kg/ha bij deze P2O5 verhouding met een hoeveelheid stikstof in rundveemest die lager is dan

230 kg/ha (95x2,4=228) (Figuur 6.5).

In Figuur 6.5 is de fosfaatgebruiksruimte voor een gemiddeld graasdierbedrijf gegeven bij de huidige derogatie van zowel 250 kg N/ha als bij een mogelijke derogatie van 230 kg N/ha waarbij alleen runderdrijfmest (met N/P2O5verhouding in 2005 van 2,4

2006 2008 2010 2012 2014 2016 0 20 40 60 80 100 120 kg/ha Bij stikstofgebruiksnorm dierlijke mest Nederlandse derogatie (250 kg stikstof/ha) Derogatie Duitsland en Denemarken (230 kg stikstof/ha) Geen derogatie (170 kg stikstof/ha) Bij fosfaatgebruiksnorm

Bedrijf met 100% gras Representatief bedrijf (75% gras) Fosfaatgebruiksruimte bij fosfaatgebruiksnormen en stikstofderogaties

Figuur 6.5 Vergelijking van de fosfaatgebruiksruimte volgend uit de gebruiksnorm voor stikstof dierlijke mest met die volgend uit de gebruiksnorm voor totaal fosfaat bij afwezig- heid van kunstmestgebruik. Aangenomen is een gras-maïs verhouding van 3:1. Verder is uitgegaan van een N/P2O5 verhouding in 2005 van 2,42. (CBS, 2007)

6 Toekomstige effecten

135 conform cbs, 2007) wordt gebruikt voor bemesting. Het fosfaatgebruik uit dierlijke mest in 2005 was ruim 90 kg/ha (Paragraaf 4.3.4, Van den Ham et al., 2007b). In 2006 en 2007 geldt voor bouwland een fosfaatgebruiksnorm uit dierlijke mest van 85 kg/ha en voor grasland 110 kg/ha. De fosfaatgebruiksnormen van 2006 sluiten dus goed aan op de gebruiksruimte voor dierlijke mest onder minas voor 2005 en bij het werkelijke gebruik in 2005. Echter het ligt in de rede dat op korte termijn de gebruikruimte voor dierlijke mest op melkveebedrijven niet meer wordt bepaald door de stikstofderogatie maar door de gebruiksnormering voor fosfaat, want:

– Na 2006 is de totale fosfaatgebruiksruimte lager dan het gebruik in 2005 en dit bete- kent dat de bemesting met fosfaat zal moeten dalen.

– Vanaf 2007 wordt de gebruiksruimte voor fosfaat uit dierlijke mest op een graas- dierbedrijf op zand (met 25% snijmaïs) bepaald door de fosfaatgebruiksnorm en niet door de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest. Na 2008 wordt de fosfaat- gebruiksnorm voor snijmaïs nog verder aangescherpt. Maatregelen zoals minder gebruik van fosfaatkunstmest of voermaatregelen om de fosfaatexcretie te verlagen, zijn dan nodig om te voorkomen dat meer dierlijke mest moet worden afgevoerd. – Voor melkveebedrijven op klei en veen, in geval geen snijmaïs wordt verbouwd, be-

paalt de fosfaatgebruiksnorm vanaf 2008 de gebruiksruimte voor dierlijke mest. Na 2009 correspondeert de fosfaatgebruiksnorm bij gelijkblijvende N/P2O5 verhouding

in de mest met een theoretische stikstofderogatie van 230 kg/ha. De huidige deroga- tie van 250 kg/ha loopt tot 2010.

Het indicatieve traject voor aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen zal dus de teelt van snijmaïs minder aantrekkelijk maken, omdat deze normen na 2009 nog met 20 kg/ha worden aangescherpt en die voor grasland met maar 5 kg/ha1. Deze beleidsprik- kel lijkt strijdig met de prikkel om meer snijmaïs te telen met het oog op verlaging van de stikstofexcretie.

6.3.7 Conclusies

– Het netto gebruik van fosfaat op het Nederlandse cultuurareaal in 2006 was 181 miljoen kg en paste daarmee ruim binnen de totale gebruiksruimte van 198 miljoen kg in 2006.

– De fosfaatgebruiksruimte in 2015 neemt met ruim 50 miljoen kg af ten opzichte van 2006. Een deel van deze afname kan opgevangen worden door vermindering van het kunstmestgebruik.

– Als er in 2015 volgens het huidige advies zou worden bemest dan zou dit op circa 35% van het landbouwareaal tot stopzetting van fosfaatbemesting leiden. Hiermee zou ruim 45 miljoen kg fosfaat uitgespaard worden. Omdat bovendien volgens het huidige advies op circa 50% van het areaal minder dan evenwichtbemesting nodig is, kan de totale besparing van fosfaatmest nog hoger zijn.

1 Vanwege onnauwkeurigheden in de bepaling van de melkvee-excretie wordt bij de handhaving van de gebruiksnormen een marge van 5% gehanteerd. Als deze geldt voor stikstof en fosfaat heeft dit geen gevolgen voor de resultaten van bovenstaande analyse. Als de marge alleen geldt voor stikstof dan wordt de druk op het fosfaatgebruik mogelijk nog groter.

– Afschaffing van het melkquotum in 2014 kan bij een sterke positie van de

Nederlandse melkveehouderij op de wereldmarkt leiden tot een groei van de melk- productie met circa 1% per jaar tot 2040. Hiermee zou ook de mestproductie en de intensiteit van stikstof- en fosfaatgebruik toenemen. Voor de intensieve veehouderij is de langetermijn verwachting dat het aantal varkens en kippen daarom iets zal afnemen ten gunste van de groei van de melkveehouderij.

– Bij de voorgenomen aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen zullen deze op korte termijn het gebruik van dierlijke mest in de melkveehouderij reguleren, en die rol overnemen van de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest. Het traject van aanscherping is een prikkel om het gebruik van fosfaatkunstmest te verminderen en om de fosfaatexcretie te verlagen.

– De voorgenomen aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen komt in 2010 overeen met een gebruik van rundveemest dat lager is dan een theoretische derogatie van 230 kg/ha.

– De voorgenomen aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen zou een prikkel kun- nen zijn om minder snijmaïs te verbouwen en daarmee mogelijk strijdig met een streven naar gebruik van meer snijmaïs in het rantsoen om de stikstofexcretie te verlagen.

6.4

Milieugevolgen

6.4.1 Rekenvarianten

De belangrijkste vragen die in het onderdeel toekomstige milieugevolgen aan de orde komen zijn:

– Wat zijn de effecten van gebruiksnormen voor akker- en tuinbouwgewassen (at gewassen) in 2008/2009 op de grondwaterkwaliteit van zand en lössgrond? – Wordt de nitraatdoelstelling van de Nitraatrichtlijn bereikt en zo ja wanneer? – Wat zijn de effecten van aanscherping stikstof- en fosfaatgebruiksnormen op de

kwaliteit van het oppervlaktewater?

– Welke bijdrage levert aanscherping van de gebruiksnormen aan het bereiken van doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water?

Voor de beantwoording van deze vragen is gebruik gemaakt van het stone-modelin- strumentarium (Wolf et al., 2003). Omdat er een besluit genomen moet worden over de hoogte van stikstofgebruiksnormen voor 2008 en 2009 bij at gewassen op zand- en lössgronden is onderzocht wat het effect is van verschillende varianten van stikstofge- bruiksnormen voor deze gewassen. Daarnaast is ook onderzocht wat het langetermijn effect is bij een sterke afname van de stikstofgift in 2015 op alle gewassen en grond- soorten. Voor fosfaat zijn de gebruiksnormen voor de periode 2006-2015 gehanteerd (na 2008 zijn deze indicatief; zie bijlage A).

De bodembelasting is berekend met behulp van het model mambo (Vrolijk et al., 2007). De werkwijze is globaal geschetst in Tabel 6.5. Het principe van de berekenin- gen staat in Figuur 6.6. Tabel 6.6 bevat nadere gegevens over de rekenvarianten.

6 Toekomstige effecten

137 Een verschil met de ex ante evaluatie economie (Paragraaf 6.3) is dat ook gekeken is naar varianten van gebruiksnormen na 2009.

Voor nitraat in grondwater wordt gekeken naar de resultaten in de periode 2010 t/m 2015 met het oog op de toezegging van Nederland aan de Europese Commissie dat de nitraatdoelstelling enige tijd na 2009 zal worden bereikt. Voor effecten op oppervlakte- water staat de periode 2015 t/m 2030 centraal omdat de krw voorschrijft dat ecologische doelen in 2015 moeten zijn gehaald met een mogelijkheid tot uitstel met maximaal twee perioden van zes jaar. Voor een meer uitgebreide toelichting op de resultaten wordt ver- wezen naar het achtergrondrapport voor deze paragraaf (Willems et al., 2007).

Tabel 6.5 Rekenvarianten ex ante milieu

Naam rekenvariant Gebruiksnorm stikstof Gebruiksnormen fosfaat

Referentie 2006 2006

2009AT-10% 2009 normen voor gras/maïs en 2006-norm -10% voor uitspoelingsgevoelige akker- en tuinbouw

2007 normen voor overige akker- en tuinbouw gewassen op zand en voor akker- en tuinbouw gewassen op klei.

2009

2015AT-20% Normen van variant “2009AT-10%”, voor uitspoelingsgevoelige akker- en tuinbouw gewassen een korting van 20%

evenwichtsbemesting

2015Nstreng 2009-normen -30%. evenwichtsbemesting

2000 2010 2020 2030 2040 0 200 400 600 kg/ha Historie Verwacht gebruik bij beleidsvariant Gebruiksnorm 2006 (referentie) Gebruiksnorm 2009 (2009AT-10%) 30% korting op gebruiksnorm 2009 (2015Nstreng) Stikstofgebruik grasland

Tabel 6.6 Varianten van gebruiksnormen per gewas. 1)

Grasland Bodem referentie 2009AT-10% 2015AT-20% 2015Nstreng

Stikstof uit dierlijke mest; bedrijven met derogatie

Alle 250 250 250 250

Stikstof uit dierlijke mest; bedrijven zonder derogatie

Alle 170 170 170 170

Stikstofgebruiksnorm Alle norm 2006 norm 2009 norm 2009 norm 2009-30%

Fosfaatgebruiksnorm uit dierlijke mest

Alle 110 95 90 90

Fosfaatnorm totaal Alle 110 95 90 90

Snijmaïs Bodem referentie 2009AT-10% 2015AT-20% 2015Nstreng

Stikstof uit dierlijke mest; bedrijven met derogatie

Alle 250 250 250 250

Stikstof uit dierlijke mest; bedrijven zonder derogatie

Alle 170 170 170 170

Stikstofgebruiksnorm Alle norm 2006 norm 2009 norm 2009 norm 2009- 30% Fosfaatgebruiksnorm uit dierlijke

mest

Alle 85 80 60 60

Fosfaatnorm totaal Alle 95 80 60 60

AT gewassen 2 Bodem referentie 2009AT-10% 2015AT-20% 2015Nstreng

Stikstof uit dierlijke mest Alle 170 170 170 170 Stikstofgebruiksnorm;

uitspoelingsgevoelige gewassen Zand Löss

norm 2006 norm 2006-10% norm 2006- 20% norm 2009- 30% Stikstofgebruiksnorm; niet- uitspoelingsgevoelige gewassen Zand Löss

norm 2006 norm 2007 norm 2007 norm 2007- 30% Stikstofgebruiksnorm; niet-

uitspoelingsgevoelige gewassen

Klei norm 2006 norm 2009 norm 2009 norm 2009- 30% Fosfaatgebruiksnorm uit dierlijke

mest

Alle 85 80 60 60

Fosfaatnorm totaal Alle 95 80 60 60

1) In kg/ha stikstof of fosfaat tenzij anders vermeld. De normen in groen zijn reeds vastgesteld, in geel indicatief, in rood aanscher- pingsvarianten .

2) voor de variant 2009 zijn ook nog subvarianten onderscheiden waarbij alle AT gewassen op zand en lössgrond een N-gebruiksnorm krijgen die 10% en 30% lager is dan de norm van 2006.

De referentievariant houdt in dat tot 2006 wordt gerekend met de historische bemesting en dat met ingang van 2006 de stikstofgebruiksnormen constant worden gehouden en worden doorgerekend tot 2030. In variant 2009at-10% wordt de gebruiksnorm tussen 2006 en 2009 geïnterpoleerd en vanaf 2009 wordt gerekend met de gebruiksnormen van 2009 tot 2030. Bij de varianten 2015at-20% en 2015Nstreng worden de gebruiks- norm tussen 2009 en 2015 geïnterpoleerd en vanaf 2015 worden de gebruiksnormen

6 Toekomstige effecten

139 constant gehouden. Op deze manier kunnen rekenvarianten goed vergeleken worden. Alle varianten zijn doorgerekend met historische reeksen van weerjaren, maar ook met een reeks met constant weer. Als representatief weerjaar is hiervoor 1985 gebruikt. Dit weerjaar is qua af- en uitspoeling naar het oppervlaktewater een redelijk gemiddeld jaar (Willems et al., 2005). Berekeningen met constant weer geven een goed inzicht in effecten van maatregelen, omdat de variatie die door het weer (het neerslagoverschot) wordt veroorzaakt, wordt uitgeschakeld.

In alle varianten wordt opgevuld met kunstmest tot de gebruiksnorm. Aangenomen is dat de derogatie ook na 2009 blijft bestaan. De hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest zal lager zijn dan 250 kg/ha omdat de maximale hoeveelheid dan wordt begrensd door de gebruiksnorm voor fosfaat. Voor de referentievariant (2006) is bovendien voor dier- lijke mest gerekend met een verhoging van de acceptatiegraad met 5%. Dit is de marge die voor 2006 bij de handhaving van de Mestregelgeving wordt aangehouden.