• No results found

6 Toekomstige effecten

6.1 De toekomst van varkens en pluimveerechten

6.1.5 Afschaffing van varkens en pluimveerechten

Afschaffing van dierrechten vergroot druk op het stelsel van gebruiksnormen

Dierrechten leiden tot kosten en administratieve lasten voor agrariërs. Opheffing van het stelsel van dierrechten betekent echter dat het aantal dieren – en daarmee de mest- productie – in principe ongelimiteerd kan toenemen. De groei wordt dan bepaald door marktontwikkelingen, concurrentiekracht van de diverse sectoren en milieuregels. Van den Ham en De Hoop (2007) voorzien vooral een stijging in de varkenshouderij, van 10-30% voor vleesvarkens en 12-36% voor fokzeugen. De voorziene afschaffing van de melkquotering na 2014 (lnv, 2005) kan bovendien leiden tot een stijging van de melkproductie met 21% ten opzichte van het huidige melkquotum (Van Berkum et al., 2006). Andere diercategorieën zullen licht in aantal dalen. Al met al is de kans groot dat na afschaffing van dierrechten Nederland na 2015 niet meer kan voldoen aan de rand- voorwaarde die de Europese Commissie heeft gesteld aan de derogatie, namelijk dat de totale mestproductie onder het niveau van 2002 moet blijven. Het is echter de vraag of het zover komt, aangezien ook de gebruiksnormen sturend zijn op de mestproductie en daarmee op de veestapel. Wel zal de drang om te groeien in de melkveehouderij en mogelijk ook de varkenshouderij leiden tot een hogere druk op de mestmarkt, waardoor de fraudebestendigheid van het stelsel van gebruiksnormen op de proef zal worden gesteld.

6 Toekomstige effecten

115

Afschaffing dierrechten alleen bij stabiele mestmarkt en fraudebestendig gebruiksnormenstelsel

Afschaffing van dierrechten zal economische voordelen voor uitbreidende veehouders hebben en de administratieve lasten verlagen. Vooralsnog geldt in de wetgeving het jaar 2015 als eerste datum waarop de dierrechten zouden kunnen worden afgeschaft. De vraag is of dit niet eerder kan, of misschien juist later zou moeten. Cruciaal is de vraag: onder welke voorwaarden zouden varkens- en pluimveerechten kunnen worden afgeschaft? Belangrijke voorwaarde is dat het systeem van gebruiksnormen voldoende fraudebestendig is. Door gewenning en oplossing van kinderziektes kan de fraudebe- stendigheid de komende jaren toenemen. Harde uitspraken over de fraudebestendigheid van het stelsel van gebruiksnormen zijn echter op dit moment niet te doen. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de mestmarkt stabiel is. Voor een stabiele mestmarkt is het nodig dat er geen grote (plotselinge) veranderingen zijn in mestproductie, mestgebruik en mestverwerking. Daarbij spelen de volgende overwegingen:

– Voor de mestproductie geldt dat afschaffing van rechten vermoedelijk leidt tot groei van de varkensstapel. De grootste groei van de mestproductie is echter te verwach- ten door de voorziene afschaffing van de melkquotering in 2014, waardoor de melkveestapel toeneemt. Dit leidt tot hoge druk op de mestmarkt. De mestproductie wordt naast het aantal dieren bepaald door de excretie per dier.

– Voor het mestgebruik geldt dat deze afhangt van de acceptatie van mest door afnemers. Deze hangt sterk af van de hoogte van de gebruiksnormen. Aangezien de gebruiksnormen de komende jaren worden aangescherpt naar fosfaateven- wichtsbemesting, zal de acceptatie dalen, in elk geval bij een deel van de afnemers. Aangezien evenwichtsbemesting in 2015 is voorzien, zal ook pas dan het gebruik zijn gestabiliseerd. Stabiliteit in de mestafzet hangt bovendien af van de mate van (min of meer) vaste relaties tussen producenten en afnemers.

– Schokken in de afzet via mestverwerking hebben vooral te maken met het effect van incidenten, zoals de uitbraak van dierziekten. Afzet naar het buitenland is daarvoor gevoeliger dan bijvoorbeeld mestverbranding. De verhouding tussen buitenlandse en binnenlandse afzetkanalen is dus ook een factor die van belang is voor de stabiliteit op de mestmarkt. Het is niet bekend hoe die verhouding zich gaat ontwikkelen.

Voorziene afschaffing melkquotering in 2014 belangrijk beslismoment

Afschaffing van dierrechten vóór 2015 is risicovol, omdat de gebruiksnormen dan nog in een traject van aanscherping zitten. Hoe om te gaan met de voorziene groei van het aantal melkkoeien na afschaffing van het melkquotum in 2014? Er zijn twee opties: – De eerste optie is om tegelijkertijd ook varkens- en pluimveerechten af te schaffen,

zodat er een eerlijke concurrentie ontstaat op de mestmarkt. Deze optie gaat uit van voldoende fraudebestendigheid van het systeem van gebruiksnormen in 2014. – De tweede optie is om vanaf 2014 ook het aantal melkkoeien te gaan reguleren met

dierrechten. Koppeling met grond is hierbij te overwegen.

Het stimuleren van een lagere excretie bij mestproducenten en een hogere mestaccep- tatie door mestafnemers zijn ondersteunende strategieën die de druk op de mestmarkt verlagen bij optie 1. Van den Ham en De Hoop (2007) schatten het potentieel van excretieverlaging op 15 miljoen kg fosfaat.

6.1.6 Conclusies

Vrijere handel in dierrechten of zelfs afschaffing heeft economische voordelen voor intensieve veehouders die willen uitbreiden en administratieve voordelen voor veehou- ders en overheid. Voor andere veehouders kan het nadelig zijn door een hogere druk op de mestmarkt. Voor het milieu zitten er zowel voor- als nadelen aan. De effecten voor milieu en economie verschillen enigszins per beleidsbeslissing. Hieronder staan de conclusies per aspect van de regelgeving rond dierrechten:

– Vleesvarkens- en zeugenrechten zijn per 1 januari 2006 samengegaan in varkens- rechten. De verwachting was dat het aantal zeugen zou toenemen, omdat de econo- mische winst per varkensrecht in de zeugenhouderij hoger is dan in de vleesvarkens- houderij. Vooralsnog is het aantal zeugen echter gedaald. Er is nog geen definitief oordeel te geven, omdat het om gegevens gaat van slechts één jaar.

– De wetgever heeft aangekondigd dat per 2008 het onderscheid tussen de regio’s komt te vervallen, waardoor er geen regionale belemmering meer is voor de handel in dierrechten. Hierdoor kan elke regio met een toename (of afname) van het aantal varkens of kippen te maken krijgen. Het meest waarschijnlijk is een verplaatsing van dierrechten van het oostelijk naar het zuidelijk concentratiegebied. Dit kan economi- sche voordelen betekenen voor desbetreffende veehouders, in verband met schaal- en logistieke voordelen. Wel neemt hierdoor de gemiddelde transportafstand toe van dierlijke mest naar mestafzetgebieden in Noord-Nederland. Ook kunnen hinder en milieudruk lokaal toenemen, alhoewel regelgeving deze toename in de meeste gevallen zal beperken.

– Opheffing van het onderscheid tussen varkens- en pluimveerechten zou de rechten onderling uitwisselbaar maken. Het kan leiden tot verschuiving van pluimvee- naar varkensrechten, omdat in de varkenshouderij meer winst wordt gemaakt per een- heid fosfaat dan in de pluimveehouderij. Het nationaal mestoverschot kan hierdoor toenemen, doordat de mestproductie licht stijgt en varkensmest minder goed is af te zetten buiten de Nederlandse landbouw via export of verbranding dan pluimvee- mest.

– Afschaffing van dierrechten zal economische voordelen voor uitbreidende intensieve veehouders hebben en de administratieve lasten verlagen. De wetgever geeft aan dat afschaffing op zijn vroegst in 2015 aan de orde is. Dit is verstandig, omdat in 2015 evenwichtsbemesting van kracht wordt. De kans is groter dat de huidige veestapel nog verder moet krimpen dan dat deze nog kan groeien. Krimp van de veestapel is te beperken door verlaging van de excretie en verbetering van de afzet. Een argument om de dierrechten ook daadwerkelijk in 2015 af te schaffen is dat dan waarschijnlijk ook de melkquotering is vervallen. Een tegenargument is dat het stelsel van ge- bruiksnormen de fraudedruk dan niet aan zal kunnen. Hierover valt op dit moment echter nog geen uitspraak te doen.

6 Toekomstige effecten

117

6.2

Bedrijfseconomische gevolgen van