• No results found

Energieniveau, aantallen interventies en uitkomst

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 92-97)

Begr ippen lijst

4 De doelen va n r echters, hu n inzet en de u itkomst

4.6 Energieniveau, aantallen interventies en uitkomst

We vatten het voorgaande samen. Er blijkt een (sterk) significant verband te zijn tussen het voor de zitting gegeven antwoord van rechters op de stelling ‘Ikzelf zou

30 r = .305, N = 95, p = .003. De p-waarde laat zien dat er maar drie promille kans is dat deze uitkomst op toeval berust. Er is in de terminologie van de statistiek sprake van een ‘matige correlatie’. Dat volgt uit de r-waarde.

Van r = .10 tot r = .29 spreekt men van een ‘lage’ correlatie. Van r = .30 tot r = .49 spreekt men van een ‘matige’

correlatie. Van r = .50 tot r = 1 spreekt men van een ‘hoge’ correlatie. In hoofdstuk 6 en 8 gaan we verder op de conflictinterventies in.

31 r = .174, N = 95, p = .091. Er is sprake van een lage correlatie. Er is ruim 9% kans dat deze uitkomst op toeval berust.

32 r = .187, N = 95, p = .070. Er is sprake van een lage correlatie. Er is 7% kans dat deze uitkomst op toeval berust.

33 r = -.037, N = 95, p = .723. De kans dat de uitkomst toevallig is, is dus meer dan 72%.

34 r = .555, N = 96, p = .000. De getallen laten een (sterk) significant verband zien, terwijl er sprake is van een hoge correlatie.

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

graag met partijen en hun advocaten actief op zoek gaan naar een oplossing’ en hun na de zitting zelfgerapporteerde energieniveau dat zij staken in het beproeven van een schikking. Naarmate rechters positiever antwoordden op de stelling nam het energieniveau toe. Ook is er een correlatie tussen die energie en het aantal schik-kingsinterventies.

In dezelfde richting bestaat een (marginaal) significant verband tussen het ant-woord op de stelling en het aantal schikkingsinterventies, een (sterk) significant verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal conflictinterventies, en een (marginaal) verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal proces-interventies. Er is geen statistisch verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal inhoudelijke interventies.

Maar dit zegt allemaal nog niets over de uitkomst (afloop) van de zitting. We onderscheiden drie uitkomsten: er is een schikking bereikt (waarmee de rechtszaak eindigt), er is een werkafspraak gemaakt (waarbij nog onduidelijk is hoe het na uitvoering van de werkafspraak verder zal gaan), of er wordt verder geprocedeerd (meestal aldus dat de eerstvolgende proceshandeling een uit te spreken vonnis zal zijn). Met de uitkomst ‘verwijzing naar mediation’ hielden we vooraf ook rekening, maar die kwam geen enkele keer voor. Het is duidelijk dat het hier (behalve bij een schikking) niet gaat om de uitkomst van de rechtszaak.

Zijn er verbanden met de uitkomst? Kunnen er met andere woorden statistische

‘voorspellingen’ worden gedaan over die uitkomst naargelang de rechters voor de zitting van plan zijn actief met partijen op zoek te gaan naar een oplossing? Dan moet er dus gekeken worden naar de factoren die door dit rechterlijk voornemen zijn beïnvloed, zie de eerste alinea van deze paragraaf.

Er is geen statistisch significant verband tussen de energie en de uitkomst.35 Er wordt, als we inzoomen, ook niet statistisch significant méér energie gerapporteerd door rechters als we alleen de uitkomsten schikking en voortprocederen vergelijken.36

Er is geen statistisch significant verband tussen het aantal schikkingsinterven-ties en de uitkomst.37 Er is een parallel te trekken met de tijd die in de zaal wordt besteed aan het beproeven van een schikking. Die verschilt nauwelijks als we kijken

35 F(2, 93) = 1.52, p = .224 (M = 3.90, SD = 1.72).

36 F(1, 94) = 2.55, p = .114.

37 F(2, 97) = 0.10, p = .901 (M = 12.63, SD = 9.09).

naar de verschillende uitkomsten. Bij de uitkomst voortprocederen is dat per zitting gemiddeld 16 minuten, bij de andere twee uitkomsten 14 minuten.38

Er is geen statistisch verband tussen het aantal procesinterventies en de uit-komst.39

Er is wel een (sterk) statistisch significant verband tussen het aantal conflictinter-venties en de uitkomst.40 Meer in het bijzonder blijken de conflictinterventies vaker voor te komen als de uitkomst een werkafspraak is, groter dan bij andere uitkom-sten.41 Het geringe aantal werkafspraken (13) maakt dat deze gegevens met voor-zichtigheid moeten worden benaderd. Het verband lijkt bovendien sterk bepaald te zijn doordat in twee zittingen met de uitkomst werkafspraak een heel groot aantal conflictinterventies plaatsvond (11 en 22 stuks), terwijl in negen andere zittingen met die uitkomst het aantal interventies bleef steken op nul tot drie.42 Het verband tussen beide hoeft bovendien geen oorzakelijk verband te zijn in de zin dat juist door conflictinterventies meer werkafspraken tot stand komen.43

Zoals gezegd is er geen verband tussen het antwoord van de rechters op de stelling over het actief op zoek gaan naar een oplossing en het aantal inhoudelijke inter-venties. Maar om de lijst compleet te maken, vermelden wij dat ook blijkt van een (marginaal) statistisch significant verband tussen de inhoudelijke interventies en de uitkomst.44 Meer in het bijzonder blijken de inhoudelijke interventies meer voor te komen bij de schikking als uitkomst, groter dan bij andere uitkomsten.45 Ook

38 De precieze getallen zijn als volgt. In de 58 zittingen waarvan de uitkomst voortprocederen was is 949 minuten in de zaal aan het beproeven van een schikking besteed, want neerkomt op gemiddeld 16.4 minuten per zitting.

In de 29 zittingen die eindigden met een schikking was de totale tijd die in de zaal aan het beproeven van een schikking is besteed 405 minuten, wat neerkomt op 14.0 minuten gemiddeld per zitting. Bij de uitkomst werk-afspraak (dertien zittingen) waren de getallen 183 minuten en 14.1 minuten.

39 F(2, 97) = 0.89, p = .414 (M = 5.53, SD = 4.59).

40 F(2, 97) = 5.27, p = .007.

41 F(1, 98) = 9.51, p = .003. In geval van werkafspraken worden meer conflictinterventies gepleegd (M = 4.08, SD = 6.24) dan in geval van vonnis of schikking (M = 1.42, SD = 1.69).

42 In de resterende twee zittingen hebben we 4 en 6 conflictinterventies geteld.

43 Wij vermoeden dat er geen oorzakelijk verband is en dat beide fenomenen een gevolg zijn van de aanwezigheid van een conflict. Als dat er is en de rechter staat ervoor open dat te bespreken, dan zijn er allicht meer conflict-interventies tijdens zo’n zitting, dan als er helemaal geen conflict is. Als er een conflict is, dan veronderstellen we dat partijen vaker ervaren dat een vonnis in het geschil geen integrale oplossing biedt. Omdat zij die wel nastre-ven en een zitting meestal te kort duurt om een conflict algeheel op te lossen, neemt het aantal werkafspraken toe. Al deze veronderstellingen zijn niet gebaseerd op de data uit ons onderzoek. We hebben partijen na afloop niet systematisch gevraagd of zij tot een werkafspraak zijn gekomen met in het achterhoofd het bestaan van een onderliggend conflict. Vandaar dat we met deze voetnoot volstaan.

44 F(2, 97) = 2.49, p = .089 (M = 5.33, SD = 4.87).

45 F(1, 98) = 5.00, p = .028. In geval van schikking worden meer inhoudelijke schikkingsinterventies gepleegd (M = 7.00, SD = 5.71) dan in geval van voortprocederen of werkafspraken (M = 4.58, SD = 4.07). Vergelijking

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

hier hoeft dat verband niet oorzakelijk te zijn in de zin dat juist door inhoudelijke interventies meer schikkingen tot stand komen.

Dus het doel van de rechter voorafgaand aan de zitting heeft soms een voorspel-lende waarde voor wat er op de zitting gebeuren zal (toename van erin gestoken energie, toename van schikkingsinterventies), maar zegt veel minder over de uitkomst (afloop) van die zitting.46 Die belangrijkste verbinding loopt via de con-flictinterventies. Een toename daarvan is te zien in zittingen die eindigen met een werkafspraak. Maar of dat verband oorzakelijk is, valt te betwijfelen, afgezien van de geringe aantallen die wij konden observeren. Een statistische verbinding is er ook, maar minder significant, tussen inhoudelijke interventies en een schikking als uitkomst van de zitting. Ook dit verband hoeft niet oorzakelijk te zijn.47

4.7 Conclusies van dit hoofdstuk

We veronderstelden dat als rechters zich ten doel stelden op de zitting met partijen een schikking te beproeven, dit zou zijn terug te zien in hun gedrag. Dat blijkt zo te zijn.

We legden vooraf aan de zitting aan de rechters de stelling voor ‘Ikzelf zou graag met partijen en hun advocaten actief op zoek gaan naar een oplossing’. Naarmate het antwoord op een vijfpuntsschaal positiever was (‘eens’ of ‘zeer eens’) nam zowel de energie die de rechters zeiden te hebben gestoken in het beproeven van een schikking toe als het aantal schikkingsinterventies. Er is een samenhang tussen die energie en het aantal schikkingsinterventies.

Maar het verband tussen het antwoord op de stelling en de schikkingsinterven-ties is in statistische zin wisselend. Er bestaat niet meer dan een marginaal signifi-cant verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal schikkingsinterven-ties, er is wel een sterk significant verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal conflictinterventies, en weer niet meer dan een marginaal verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal procesinterventies. Er is geen statistisch verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal inhoudelijke interventies.

tussen schikking en alleen het voortprocederen als uitkomst levert ook op dat bij een schikking meer inhoudelij-ke schikkingsinterventies worden gepleegd (M = 7.00, SD = 5.71) dan bij voortprocederen (M = 4.69, SD = 4.52).

46 F(2, 92) = 0.43, p = .655 (M = 2.33, SD = 0.75).

47 Hier veronderstellen we dat dit verband wél oorzakelijk is. Ook dat is niet te herleiden uit de kwantitatieve data van ons onderzoek, maar komt wel naar voren in het kwalitatieve deel, zie met name hoofdstuk 7. Hier volstaan we daarom met deze voetnoot.

We veronderstelden ook dat als het aantal schikkingsinterventies toe zou nemen, de kans op een schikking groter werd. Daarbij was een verdere veronderstelling dat de drie door ons onderscheiden typen interventies niet allemaal hetzelfde effect zouden sorteren. We veronderstelden dat inhoudelijke interventies tot meer schik-kingen zouden leiden; van de andere twee typen hadden wij eigenlijk geen idee hoe we het effect ervan moesten inschatten.

De resultaten vielen in statistische zin wat tegen.

Er is geen statistisch significant verband tussen de energie en de uitkomst. Er is geen statistisch significant verband tussen het aantal schikkingsinterventies en de uitkomst. Er is geen statistisch verband tussen het aantal procesinterventies en de uitkomst.

Er is wel een sterk statistisch significant verband tussen het aantal conflictinter-venties en de uitkomst, in die zin dat die uitkomst dan vooral een werkafspraak is.

Maar wij twijfelen over de relevantie van dit gegeven, omdat maar dertien zittingen die uitkomst hadden, terwijl bij de meeste daarvan weinig conflictinterventies plaatsvonden.

Er blijkt een marginaal statistisch significant verband te zijn tussen de inhoude-lijke interventies en de uitkomst. Inhoudeinhoude-lijke interventies binhoude-lijken vooral meer voor te komen op zittingen met een schikking als uitkomst. Dit laatste bevestigt (statis-tisch marginaal) onze veronderstelling dat inhoudelijke interventies van invloed zijn op de uitkomst.

Als het voornemen actief op zoek te gaan naar een oplossing wél meer energie en schikkingsinterventies teweegbrengt, maar de samenhang met de uitkomst niet zo duidelijk is, rijst de vraag of rechters hun extra energie wel goed besteden. Moeten zij gerichter sturen op een schikkingsresultaat? Of is dat niet de taak van de rechter?

Maar waarom stoppen ze er dan wel méér energie in?

Heel duidelijk is het allemaal nog niet. We moeten kennelijk nog een stap zetten. Zou de houding van partijen tegenover een oplossing, zoals zij die opgaven voorafgaand aan de zitting, verschil maken? Daarop gaan we in het volgende hoofdstuk in. In hoofdstuk 6 bespreken we vervolgens een aantal specifieke schikkingsinterventies en hun samenhang met de uitkomst van de zitting.

5 De ger apporteer de hou ding

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 92-97)