• No results found

De motivering van de antwoorden van partijen

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 102-111)

en het beproeven va n een schik k ing

5.3 De motivering van de antwoorden van partijen

Aan alle respondenten is gevraagd hun antwoord bij de stelling ‘Ik zal graag pro-beren een oplossing te vinden tijdens de zitting’ toe te lichten. Daarbij is hun een aantal mogelijke redenen voorgelegd, die verschilden naargelang hun antwoord bij de stelling. De redenen zijn gebaseerd op een vragenlijst die Van der Linden in haar onderzoek aan partijen voorlegde.6 Wij hebben redenen toegevoegd.7 De respon-denten mochten alle mogelijkheden aankruisen die zij van toepassing vonden. Zo zijn 229 antwoorden aangekruist. In tabel 29 wordt ingegaan op de motivering die de partijen opgaven als zij het ‘zeer eens’ of ‘eens’ waren met de genoemde stelling.

We maken onderscheid tussen eisers en gedaagden en geven ook de totalen in aflo-pende volgorde. Het gaat om vijftien door ons voorgelegde mogelijke redenen. Het was ook mogelijk (aanvullend) een open antwoord te geven.8 Dat is tien keer gedaan.

Op de antwoorden op de open vragen gaan we in box 3 apart in.

In tabel 29 is te zien dat de redenen in de top vijf steeds minstens enkele tientallen keren worden genoemd: behoefte aan rust, belang bij een snelle oplossing, geperci-pieerde onderhandelingsruimte, de zaak achter zich willen laten (‘ik wil door met mijn leven’) en kostenbesparing. Vergelijking tussen eisers en gedaagden laat zien dat zij deze antwoorden in dezelfde mate geven. Deze antwoorden kwamen ook al sterk naar voren in het eerste onderzoeksrapport van Van der Linden.9

Ons valt op dat het belang bij een snelle oplossing hoog op de lijst staat. De tijd-winst vanaf de zitting is namelijk niet heel groot meer. In de meeste gevallen waarin voortgeprocedeerd wordt, is de volgende proceshandeling een vonnis. Onderzocht hebben we het in onze honderd zaken niet, maar in het algemeen worden er meer

6 J. van der Linden, De civiele zitting centraal: informeren, afstemmen en schikken (diss. Tilburg), 2010. Zie voor de door haar gebruikte vragen p. 263.

7 Zie de bijlagen, de inhoudelijk gelijke documenten 02 en 04, de vragen 6, 7 en 8. In vraag 6 zijn onze alternatie-ven c en j onder 1, 2, 3, 4 en 7 eerder in gelijke of vergelijkbare vorm ook door Van der Linden gebruikt. In de antwoorden op haar open vraag kwamen een paar redenen veel voor. Die hebben we toegevoegd aan onze lijst met mogelijke redenen. In totaal voegden wij tien mogelijke redenen toe. In onze vraag 7 zijn de alternatieven c, d, e en i eerder door Van der Linden gebruikt; wij voegden vijf mogelijke redenen toe. In onze vraag 8 zijn de alternatieven a, f en i eerder door Van der Linden gebruikt; wij voegden zes mogelijke redenen toe.

8 Sommige antwoorden op de open vraag kwamen neer op een van de door ons al voorgelegde alternatieven. In die gevallen hebben we het eigen antwoord meegeteld bij het desbetreffende alternatief, als dat tenminste niet ook al was aangekruist.

9 Zie p. 31 en 32 in J. van der Linden, Zitten, luisteren, schikken. Rechtvaardigheid en doelbereik bij de comparitie na antwoord (Research Memoranda, jrg. 4, nr. 5), Den Haag: Raad voor de rechtspraak 2008. Zij schotelde niet de alternatieven over behoefte aan rust en het achter zich willen laten van de zaak aan partijen voor, maar kreeg deze motieven heel vaak bij de open vraag naar andere redenen.

5 De gerapporteerde houding van partijen vóór de zitting

eindvonnissen dan tussenvonnissen uitgesproken na een comparitie. In handels-zaken is de termijn voor een vonnis zes weken en in kantonhandels-zaken vier. Dat zijn ook de termijnen die steevast op de door ons geobserveerde zittingen worden gehan-teerd. Er waren bij de rechtbanken die wij in ons onderzoek hebben betrokken blijkbaar geen achterstanden in die periode. De tijd die na de zitting nog verstrijkt is veel korter dan de tijd die de procedure tot de zitting in beslag neemt.10 Kortom, de relatieve tijdwinst die een regeling ter zitting oplevert, is vrij gering. Iets soort-gelijks geldt voor de kosten, die voor partijen tot en met de zitting veel hoger zijn dan daarna (als er een eindvonnis wordt uitgesproken en hoger beroep achterwege blijft). Het advies van Van der Linden aan de rechterlijke macht om aandacht te blijven schenken aan interventies die de doorlooptijd bekorten11, is echter verstan-dig, gegeven het belang dat partijen aan snelheid hechten. Dat geldt ook voor het expliciet wijzen op de tijd die voortprocederen nog zal kosten, als de kans bestaat dat er geen eindvonnis volgt na de zitting.

Wij wijzen ook nog op het antwoord dat er behoefte is aan een regeling, omdat dan ook andere conflicten met de andere partij kunnen worden meegenomen.

Dit antwoord is acht keer (3.5%) gegeven. Dat is veel minder dan het aantal keren dat de rechters tijdens de zitting ingingen op ‘het conflict’. Om misverstanden te voorkomen gaat het in het laatste geval om een conflict zoals wij dat ruim hebben gedefinieerd (zie hoofdstuk 1), terwijl partijen bij hun antwoorden zeer waarschijn-lijk andere in de desbetreffende rechtszaak niet voorgelegde geschillen op het oog hadden, waarover een rechter ook zou kunnen oordelen.

10 Vanaf de dagvaarding verstrijken een paar weken tot de datum waarop de procedure bij de rechtbank wordt aangebracht. Dan wordt een termijn van zes weken (bij kanton vier weken) gegeven voor het nemen van een conclusie van antwoord, maar een uitstel van nog eens zes weken (bij kanton vier weken) wordt zonder meer toe-gestaan. Dan beraadt de rechtbank zich twee weken op de vraag of er een comparitie na antwoord moet worden gehouden. En dan moet de zitting nog worden ingepland, waarvoor de termijn afhankelijk is van de agenda’s van de betrokkenen. Heel vaak is die termijn drie maanden of meer. Termijnen van een halfjaar van dagvaarding tot zitting zijn niets bijzonders.

11 J. van der Linden, Zitten, luisteren, schikken. Rechtvaardigheid en doelbereik bij de comparitie na antwoord ( Research Memoranda, jrg. 4, nr. 5), Den Haag: Raad voor de rechtspraak 2008, p. 31.

Tabel 29 De redenen waarom partijen ‘zeer eens’ of ‘eens’ hebben geantwoord op de stel-ling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’

eisers gedaagden totaal

gegeven antwoorden abs % abs % abs %

Ik heb behoefte aan rust. 20 17.5 25 21.7 45 19.7

Ik heb belang bij een snelle oplossing. 21 18.4 16 13.9 37 16.2 Er is onderhandelingsruimte voor een redelijke

oplossing. 18 15.8 14 12.2 32 13.1

Ik wil door met mijn leven. 13 11.4 13 11.3 26 11.4

Ik zal mij zo aanzienlijke proceskosten besparen. 11 9.6 11 9.6 22 9.6 Ik vind dat het echte probleem niet wordt opgelost

met een vonnis.

7 6.1 9 7.8 16 7.0

Ik heb nog vaker met de andere partij te maken. 7 6.1 3 2.6 10 4.4 Ik denk dat de andere partij wel wil meewerken. 5 4.4 5 4.3 10 4.4

Ik wil invloed hebben op de uitkomst. 4 3.5 6 5.2 10 4.4

Ik denk dat dan ook andere conflicten met de andere

partij kunnen worden meegenomen. 3 2.6 5 4.3 8 3.5

Ik denk dat ik in deze zaak juridisch niet sterk sta. 2 1.8 2 1.7 4 1.7 De standpunten liggen niet zo ver uit elkaar. 1 0.9 3 2.6 4 1.7 Met de andere partij is wel te onderhandelen. 1 0.9 1 0.9 2 0.9 Ik denk dat ik de andere partij wel kan vertrouwen. 1 0.9 1 0.9 2 0.9 Eerdere onderhandelingen hebben een oplossing

dichterbij gebracht. 0 0.0 1 0.9 1 0.4

totaal 114 100.0 115 100.0 229 100.0

Van de tien antwoorden van partijen op de open vragen, vielen er zes niet samen met door onszelf voorgestelde alternatieven. Twee daarvan zijn zo specifiek op de zaak gericht dat het geen zin heeft deze weer te geven. De andere vier citeren we in box 3. De eerste drie lijken terug te voeren op de overtuiging dat een geschil of conflict door partijen zelf opgelost behoort te worden, niet via de rechter. Het vierde citaat komt van een gedaagde die de proceslust en verbetenheid van eiser niet begreep.

Box 3 Open antwoorden van partijen ter toelichting waarom zij graag een oplossing wilden vinden tijdens de zitting

1. Ik zie veel mogelijkheden voor een regeling, omdat ik vind dat er een rege-ling getroffen dient te worden. (Zaak 80, eiser)

2. Ik vind dat dit geschil niet voor de rechter hoort. Ik zal daarom proberen het daar zo snel mogelijk weg te krijgen. (Zaak 60, gedaagde)

5 De gerapporteerde houding van partijen vóór de zitting

3. Ik ben van mening dat partijen altijd in redelijkheid en billijkheid tot een vergelijk/oplossing zouden moeten komen. Een rechter zou hier niet bij no-dig moeten zijn. (Zaak 32, gedaagde)

4. Rust en gezondheid wederpartij. (Zaak 44, gedaagde)

Als partijen op de stelling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’ aankruisten ‘beetje eens/beetje oneens’ kregen zij door ons vervolgens acht mogelijke redenen voorgelegd. Zij konden ook nog eigen redenen opgeven. In tabel 30 geven we de aantallen antwoorden weer op dezelfde manier als in tabel 29.

Op de eigen antwoorden van partijen gaan we daarna in.

In tabel 30 komen veel van de alternatieven uit tabel 29 niet terug, omdat die specifiek horen bij een positief antwoord op de stelling.

Voor de houding tegenover een oplossing is de visie op de zaak een dominante factor. ‘Ik denk eigenlijk dat ik het gelijk aan mijn zijde heb’ en het in het verlengde daarvan liggende ‘Een oplossing is mooi, maar het is ook een principiële zaak en ik vind het belangrijk dat de rechter zich uitspreekt’ waren samen goed voor 42.6%

van de antwoorden. Dat laat zien dat als partijen denken (waarschijnlijk) gelijk te krijgen in de rechtszaak, de bereidheid vooraf tot onderhandelen afneemt.

Het alternatieve motief ‘Ik denk dat ik in deze zaak juridisch niet sterk sta’ bij de positief tegenover de stelling staande respondenten, neemt in tabel 29 maar een heel bescheiden plaats in. De visie op het eigen ongelijk speelt nauwelijks een rol bij deze respondenten. Blijkbaar gaan ook zij doorgaans uit van hun eigen gelijk en hebben zij andere motieven om het te willen regelen.

De visie op het eigen (waarschijnlijke) gelijk wordt als motief direct gevolgd door ‘Ik twijfel of de andere partij wel wil meewerken’. Dit antwoord werd in het onderzoek van Van der Linden het vaakst gegeven,12 maar zij legde de twee motieven die bij ons vaker worden genoemd niet voor. Zij wijst erop dat dit antwoord in overeen-stemming is met eerder onderzoek: als een partij (al dan niet terecht) denkt dat de ander niet coöperatief is, zal deze partij dat ook niet zijn uit zelfbescherming.13

12 J. van der Linden, Zitten, luisteren, schikken. Rechtvaardigheid en doelbereik bij de comparitie na antwoord ( Research Memoranda, jrg. 4, nr. 5), Den Haag: Raad voor de rechtspraak 2008, p. 33.

13 Zij noemt: C.K.W. de Dreu, V. Yzerbyt & J. Leyens, ‘Dilution of stereotype-based cooperation in mixed- motive interdependence’, Journal of Experimental Psychology 1995, jrg. 21, p. 575-593 en C.K.W. de Dreu &

P.J.  Carnavale, ‘Motivational Bases of Information Processing and Strategy in Conflict and Negotiation’, Advances in Experimental Social Psychology 2003, jrg. 35, p. 235-291.

Als beide partijen de ander als niet-coöperatief zien, is het heel waarschijnlijk dat deze overtuigingen bevestigd worden, aldus Van der Linden. Wij kunnen die beves-tiging niet geven op basis van de data in ons onderzoek. Het kwam namelijk geen enkele keer voor dat beide partijen in dezelfde zaak dit alternatief aankruisten. In de elf gevallen waarin dit antwoord werd gegeven, ging het dus om elf verschillende zaken. De zittingen daarin eindigde zeven keer met voortprocederen, drie keer met een schikking en één keer met een werkafspraak, wat zich aardig verhoudt met de verdeling in uitkomsten van alle honderd geobserveerde zittingen (58, 29 en 13).

‘Er is onderhandelingsruimte voor een redelijke oplossing’ was in tabel 29 het derde antwoord (13.1%), terwijl in tabel 30 het equivalent ‘Ik twijfel of er voldoende onder-handelingsruimte is’ het op één na minst gegeven antwoord is (5%).

Tabel 30 De redenen waarom partijen ‘beetje eens/beetje oneens’ hebben geantwoord op de stelling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’

gegeven antwoorden

eisers gedaagden totaal

abs % abs % abs %

Ik denk eigenlijk dat ik het gelijk aan mijn zijde heb. 10 24.4 11 28.2 21 26.3 Een oplossing is mooi, maar het is ook een

principi-ele zaak en ik vind het belangrijk dat de rechter zich uitspreekt.

6 14.6 7 17.9 13 16.3

Ik twijfel of de andere partij wel wil meewerken. 7 17.1 4 10.3 11 13.8 Eerdere onderhandelingen hebben niet tot een

oplossing geleid. 5 12.2 5 12.8 10 12.5

De standpunten liggen waarschijnlijk te ver uit elkaar. 5 12.2 5 12.8 10 12.5 Ik twijfel of ik de andere partij kan vertrouwen. 4 9.8 4 10.3 8 10.0 Ik twijfel of er voldoende onderhandelingsruimte is. 3 7.3 1 2.6 4 5.0 Ik vind het moeilijk om met de andere partij te

onder-handelen.

1 2.4 2 5.1 3 3.8

totaal 41 100.0 39 100.0 80 100.0

Ook de respondenten die ‘beetje eens/beetje oneens’ aankruisten bij de stelling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’ konden een eigen ant-woord geven ter motivering. Dat is maar vier keer gedaan. Twee keer kwamen die antwoorden neer op de door ons al voorgelegde mogelijkheden. Twee keer waren het echt andere antwoorden, zie de citaten in box 4.

5 De gerapporteerde houding van partijen vóór de zitting

Box 4 Een aantal open antwoorden van partijen ter toelichting waarom zij twijfelden over een oplossing tijdens de zitting

1. Ik zie weinig mogelijkheden voor een regeling, omdat ieder contact werd vermeden dan wel ontweken. (Zaak 24, eiser)

2. Ik denk dat de wederpartij het niet kan betalen. Hij had al aangegeven dat hij zeer slecht werk had geleverd, dus een definitieve oplossing zou mooi zijn.

(Zaak 48, eiser)

Als partijen op de stelling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’ aankruisten ‘oneens’ of ‘zeer oneens’, kregen zij door ons vervolgens acht mogelijke redenen voorgelegd. Zij konden ook nog eigen redenen opgeven. In tabel 31 geven we de aantallen antwoorden weer op dezelfde manier als in tabel 29 en 30. Op de eigen antwoorden van partijen gaan we daarna in.

Tabel 31 De redenen waarom partijen ‘oneens’ of ‘zeer oneens’ hebben geantwoord op de stelling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’

gegeven antwoorden

eisers gedaagden totaal

abs % abs % abs %

Ik heb het gelijk aan mijn zijde. 10 19.2 17 31.5 27 25.5

Het is een principiële zaak en ik vind het belangrijk dat de rechter zich uitspreekt.

10 19.2 9 16.7 19 17.9

Ik kan de andere partij niet vertrouwen. 7 13.5 8 14.8 15 14.2

De andere partij wil niet meewerken. 6 11.5 6 11.1 12 11.3

Eerdere onderhandelingen hebben niet tot een op-lossing geleid en ik ga het niet nog eens proberen.

7 13.5 3 5.6 10 9.4

Ik zie geen onderhandelingsruimte. 5 9.6 5 9.3 10 9.4

De standpunten liggen te ver uit elkaar. 6 11.5 3 5.6 9 8.5

Ik vind het te moeilijk om met de andere partij te

onderhandelen. 1 1.9 3 5.6 4 3.8

totaal 52 100.0 54 100.0 106 100.0

We zien in tabel 31 hetzelfde als eerder. ‘Er is onderhandelingsruimte voor een redelijke oplossing’ is in tabel 29 het derde antwoord (13.1%), terwijl in tabel 30 het equivalent ‘Ik twijfel of er voldoende onderhandelingsruimte is’ het op één na minst gegeven antwoord is (5%). Hier is het antwoord ‘Ik zie geen onderhandelingsruimte’

het op twee na minst vaak gegeven (9.4%). Veel meer dan die (gepercipieerde) onderhandelingsruimte speelt ook hier de visie op het eigen gelijk een dominante

rol. Die visie komt naar voren in de twee antwoorden die het vaakst zijn gegeven, samen goed voor 43.4% van alle antwoorden.

Het motief dat de andere partij niet wil meewerken staat in tabel 31 ook in de boven-ste helft van de antwoorden, zie over dit motief onze opmerkingen onder tabel 30.

Ook hier kan het door Van der Linden veronderstelde verband niet uit onze data worden geput. Dit argument is twaalf keer aangekruist in elf verschillende zaken.

Die zaken eindigden acht keer in een vonnis en drie keer in een schikking. De ver-houding is redelijk gelijk aan die in ons totale bestand en het aantal zaken is te gering om harde conclusies te trekken.

Het genoemde motief wordt in tabel 31 nog voorafgegaan door ‘Ik kan de andere partij niet vertrouwen’. Het equivalent daarvan in tabel 30 is ‘Ik twijfel of ik de andere partij kan vertrouwen’ en in tabel 29 is het equivalent ‘Ik denk dat ik de andere partij wel kan vertrouwen’. In die twee tabellen bevindt zich dit motief in de onderste helft (tabel 30) tot zelfs bijna onderaan (tabel 29). De factor vertrouwen in de andere partij is blijkbaar voor de houding tegenover een oplossing bepalender naarmate dit vertrouwen kleiner is.

Ook de respondenten die ‘oneens’ of ‘zeer oneens’ aankruisten bij de stelling ‘Ik zal graag proberen een oplossing te vinden tijdens de zitting’ konden een eigen ant-woord geven ter motivering. Dat is zes keer gedaan. Drie keer kwamen die antwoor-den niet neer op de door ons al voorgelegde mogelijkheantwoor-den, zie de citaten in box 5.

Box 5 Een aantal open antwoorden van partijen ter toelichting waarom zij twijfelden over een oplossing tijdens de zitting

Ik zie geen mogelijkheden voor een regeling, omdat

1. mijn woede en walging inmiddels zo groot is, dat ik er geen energie meer in wil stoppen. (Zaak 17, eiser)

2. het niet uitspreken van ontruimingsvonnis precedentwerking in (plaats-naam) en wellicht daarbuiten zal hebben. (Zaak 90, eiser)

3. ik alle reparatiekosten t.g.v. bouwkundige problemen gespecificeerd (moet) krijgen van onze huurder (naam huurder). (Zaak 3, gedaagde)

5 De gerapporteerde houding van partijen vóór de zitting

Tijdens de zitting die hoort bij het eerste citaat is de-escalatie helemaal niet gelukt.

Integendeel, eiser is tot twee keer toe boos de zittingszaal uitgelopen – in onze observatie en volgens de rechter zelf, door toedoen van de rechter – en kwam de tweede keer niet meer terug; de zitting is voortgezet met alleen de advocaat van eiser en de uitkomst was dat er is voortgeprocedeerd.

In het derde geval lichtte gedaagde toe dat hij graag een compromis sluit, maar dat dit niet kon op de zitting. Hij heeft schade geleden in de vorm van gederfde huur.

Dat schrijft hij toe aan eiser die bouwkundige problemen zou hebben veroorzaakt in het verhuurde gebouw. Maar hoeveel huur hij daardoor heeft gederfd in de loop der jaren, moet gedaagde eerst uitrekenen. Hij wil vervolgens die kosten verrekenen met de door eiser gevorderde som. Gedaagde vond het uitrekenen veel werk en zag daar duidelijk tegen op. Gedaagde hoopte dat de vordering van eiser was verjaard.

Zou dat zo blijken te zijn in het vonnis, dat laat hij het rekenwerk liever helemaal zitten en zijn tegenvordering ook.

5.4 Conclusies van dit hoofdstuk

We hadden verwacht dat de houding van partijen tegenover een schikking van invloed zou zijn op de uitkomst van de zaak. Als een partij voor de zitting bereid zou zijn om te praten over een regeling, dan zouden we vanuit onze common sense aannemen dat dan vaker een regeling tot stand zou komen. Dat blijkt niet het geval, of mogelijk in beperkte mate (zie tabel 27 waarin de aantallen klein zijn en het toeval een rol kan spelen). Opnieuw moeten we concluderen dat cijfers en ingevulde vragen lijsten slechts een deel van het verhaal kunnen vertellen. We hebben gegevens uit de interviews nodig om dieper op de problematiek van motivaties, interpretaties en subjectieve beleving ter zitting in te kunnen gaan.

6 Specifiek e

schik k ingsin terven ties en

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 102-111)