• No results found

Andere factoren die het energieniveau beïnvloeden

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 79-85)

Begr ippen lijst

4 De doelen va n r echters, hu n inzet en de u itkomst

4.4 Andere factoren die het energieniveau beïnvloeden

Hoewel er een statistisch significant verband is tussen de opstelling van de rechter voorafgaand aan de zitting tegenover het beproeven van een schikking en de daarin op de zitting gestoken energie, ligt het voor de hand dat wat er op de zitting gebeurt dit energieniveau beïnvloedt. Daarom hebben we na de zitting de rechters gevraagd

4 Twee antwoorden ontbreken en vijf formulieren zijn nooit ingevuld.

5 Pearson, r = .326, N = 95, p = .001. Hierbij geeft N het aantal antwoorden van de rechters weer, r staat voor de correlatie en p staat voor de kans dat de uitkomst op toeval berust. Een r-waarde van .326 staat voor een ‘matige correlatie’ en het gegeven dat het getal positief is, laat zien dat méér schikkingsgerichtheid leidt tot méér energie.

In onze berekeningen kregen we een negatieve score, maar dat komt omdat we in onze dataverwerking de gege-vens per abuis ‘omgekeerd’ hebben gecodeerd. Bij de r-waarden die we verder in dit rapport presenteren, brengen we dezelfde correctie aan. Uit het getal bij p blijkt dat hier een tiende procent kans is dat dit verband toevallig is.

Wij kozen voor 5% als grens voor significantie, een hoger percentage laat zien dat de uitkomst te veel op toeval zou kunnen berusten om van statistische significantie te spreken. In de tekst van dit rapport zullen we ook wel de term ‘marginaal significant’ gebruiken, maar slechts als indicatie. Met een ‘marginaal significant’ verband bedoelen we dan dat de kans meer dan 5% maar minder dan 10% is dat de uitkomst op toeval berust. Een enkele keer, weer uitsluitend als indicatie, gebruiken we de term ‘sterk significant’, als de toevalskans 1% of kleiner is.

in te vullen of zij door twintig door ons geformuleerde factoren meer, evenveel of minder energie hebben gestoken in het beproeven van een schikking. De rechters konden antwoord geven bij alle factoren die zij relevant vonden en de rest overslaan.

Als zij nog andere factoren wilden vermelden, was daartoe ook gelegenheid.6 De aantallen zijn te klein om statistische berekeningen mee uit te voeren, maar geven niettemin een interessant inzicht.

De interessante antwoorden zijn vooral die waaruit blijkt dat een factor rechters tot minder of juist meer inspanning heeft gebracht. In tabel 18 geven we een over-zicht van de top 10 van factoren die de rechterlijke energie bij het beproeven van een schikking hebben beïnvloed.7 Dat doen we in volgorde van het aantal keren dat deze antwoorden zijn gegeven.

Tabel 18 De top 10 van factoren die in negatieve of in positieve zin invloed uitoefenden op de energie die de rechter stak in het beproeven van een schikking8

Factor aantal %8

1. Mijn verwachting voor de zitting dat een regeling erin zat 43 46.7

2. Het soort zaak (het rechtsgebied) 31 33.7

3. De mate waarin partijen nog met elkaar verbonden waren 31 33.7 4. De niet-juridische belangen van partijen bij een regeling 30 32.6

5. Mijn idee of een vonnis het probleem zou oplossen 28 30.4

6. De mate waarin de standpunten van partijen uiteenlagen 28 30.4 7. De mate waarin partijen zich redelijk en coöperatief opstelden 26 28.3 8. De mate waarin advocaten zich redelijk en coöperatief opstelden 22 23.9

9. De te verwachten duur van de verdere rechtszaak 20 21.7

10. Het aantal partijen dat mij vroeg hen te helpen bij het beproeven van

een schikking 19 20.7

Een van de belangrijke vragen in dit onderzoek is of en hoe rechters op de zitting aandacht geven aan iets anders dan het geschil, namelijk aan (wat wij hebben genoemd) het onderliggende conflict. Dat kan natuurlijk alleen als de rechters om te beginnen oog hebben voor de mogelijke aanwezigheid van iets ‘onder de opper-vlakte’. In dat verband vallen de factoren op de plaatsen 3 tot en met 5 in de top 10 bijzonder op. Dat zijn: ‘De mate waarin partijen nog met elkaar verbonden waren’,

‘De niet-juridische belangen van partijen bij een regeling’ en ‘Mijn idee of een

6 Zie de bijlagen, Document ‘13. Vragenlijst voor de rechter na de zitting’, vraag 4.

7 Antwoorden op de open vraag naar nog andere factoren zijn 22 keer gegeven, waarbij het antwoord zeven keer naadloos paste in een van de door ons genoemde andere categorieën. De inhoud van de antwoorden is te ver-schillend om de categorie ‘Eigen antwoord’ op te nemen in de top 10.

8 N = 92. Er ontbreekt één vragenlijst en niet alle rechters hebben deze vraag in de vragenlijst ingevuld.

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

vonnis het probleem zou oplossen’. Al deze factoren gaan over dat onderliggende:

belangen bij partijen die niet aan de rechter ter beslissing zijn voorgelegd, maar die wel van invloed zijn op hun verhouding. Uit de aanwezigheid van deze factoren in de bovenste helft van de top 10 van gegeven antwoorden blijkt dat de rechters die in ons onderzoek participeerden er zeer regelmatig blijk van geven oog te hebben voor een eventueel conflict.

Tabel 18 laat niet zien in welke richting het energieniveau werd beïnvloed. De vra-genlijst bood de mogelijkheid tot veel keuzes. Rechters konden bijvoorbeeld bij de factor ‘De mate waarin partijen zich redelijk en coöperatief opstelden’ kiezen uit

‘zeer/gemiddeld/weinig’ om vervolgens in te vullen of zij daardoor ‘meer/minder/

evenveel’ energie hadden besteed aan het beproeven van een regeling. In de ant-woorden zijn evenredige verbanden te zien. Er waren dus rechters die invulden minder energie te hebben gestoken in het beproeven van een regeling, omdat par-tijen zich volgens hen weinig coöperatief opstelden, en rechters die invulden meer energie in het beproeven van een regeling te hebben gestoken, omdat partijen zich volgens hen zeer coöperatief opstelden. Die antwoorden geven dezelfde richting aan: naarmate de opstelling van partijen meer coöperatief is, neemt het energie-niveau bij de rechter toe. Als we alleen acht slaan op de antwoorden waarin rechters invullen dat de factor niet gemiddeld was (maar ‘meer’ of ‘minder’) en tegelijk dat hun energieniveau werd beïnvloed (dus niet ‘evenveel’), dan krijgen we de richting in de antwoorden in beeld.

In tabel 19 hebben we de top 9 van deze antwoorden samengebracht.9 Het zijn dezelfde factoren als in tabel 18 en ook hun volgorde is door ons gelijk gehouden.

De factoren zijn iets anders genoemd, omdat dit de leesbaarheid van tabel 19 ten goede komt.10

De tabel moet bij elke factor zo begrepen worden dat naarmate een factor zich minder voordeed er ook minder energie in het beproeven van een schikking gesto-ken is door de rechter en naarmate een factor zich meer voordeed er meer energie in gestoken is door de rechter, een evenredig verband dus. Nog steeds geldt dat de subjectieve beleving van de rechters bepaalt hoe zij de aanwezigheid van een factor waardeerden en waar zij het kruisje zetten op de zevenpuntsschaal van de energie.

9 De factor ‘Het soort zaak’ laat zich op deze manier niet indelen. Daarop gaan we in in tabel 20.

10 Zie J. van der Linden, De civiele zitting centraal: informeren, afstemmen en schikken (diss. Tilburg), 2010. Daarin is op een wat andere wijze ook ingegaan op deze factoren. Haar lijst van factoren is niet helemaal gelijk aan de onze. Zie haar proefschrift p. 280 en 281.

Tabel 19 De top 9 van factoren die de rechter meer energie deden steken in het beproeven van een schikking 11 12

factor aantal %11

1. De verwachting voor de zitting of een regeling erin zat 31 33.7

2. De verbondenheid tussen partijen 29 31.5

3. De niet-juridische belangen van partijen bij een regeling 28 30.4 4. Het idee dat een vonnis het probleem niet zou oplossen 27 29.3

5. Het uiteenlopen van de standpunten van partijen 20 21.7

6. De redelijke en coöperatieve opstelling van partijen 17 18.5 7. De redelijke en coöperatieve opstelling van advocaten 13 14.1

8. De verwachte duur van de verdere rechtszaak 16 17.4

9. Het aantal partijen dat vroeg de rechter te helpen bij een schikking12 16 17.4

We zien in tabel 19 dat nog steeds de factor van de verwachting vooraf het vaakst effect heeft. Dat kwam ook al naar voren in het statistisch significante verband tussen de antwoorden van de rechters voorafgaande aan de zitting op de stelling

‘Ikzelf zou graag met partijen en hun advocaten actief op zoek gaan naar een oplos-sing’ en de energie die zij in het beproeven van een regeling staken.

Verder vallen de drie daarna genoemde factoren op. Deze moeten net als de andere factoren aldus begrepen worden dat rechters minder energie steken in het beproeven van een schikking als deze factoren naar hun idee minder spelen en meer energie als zij naar hun idee meer spelen. Bij tabel 18 werd geconcludeerd dat de rechters die in ons onderzoek participeerden duidelijk oog hebben voor een eventueel conflict. En op basis van tabel 19 concluderen wij dat deze rechters meer hun best doen voor een regeling als zij menen dat er een conflict speelt.13

11 N = 92.

12 Hier hebben wij het aantal malen vermeld dat rechters invulden dat zij meer energie in een regeling staken, omdat beide partijen om hulp vroegen, én dat zij minder energie in een regeling staken, omdat geen van beide partijen om hulp vroegen.

13 Zie J. van der Linden, De civiele zitting centraal: informeren, afstemmen en schikken (diss. Tilburg), 2010, p. 63 e.v. Zij vroeg niet naar de factoren die op 2 en 3 in onze top 9 staan, maar trok wel conclusies op basis van het soort geschil over de verbondenheid tussen partijen en de invloed daarvan op de actieve opstelling van de rechter. Naar de factor op plaats 4 vroeg zij wel expliciet. De verbondenheid tussen partijen en het idee van de rechter dat een vonnis het probleem niet zou oplossen, kwamen in haar onderzoek ex aequo op de zesde plaats qua invloed, samen met de mate waarin de advocaten zich redelijk en coöperatief opstelden. Deze factoren wer-den nog voorafgegaan door (in volgorde): 1. De mate waarin partijen zich redelijk en coöperatief opstellen (bij ons op 6), 2. De mate waarin de standpunten van partijen van elkaar verwijderd zijn (bij ons op 5), 3. De hoogte van de vordering (bij ons niet in de top 9, maar wel constateerden wij dat zaken met een kleiner belang vaker worden geregeld, zie hoofdstuk 3), 4. De verwachting van de rechter voor de zitting of een regeling erin zat (bij ons op 1), 5. De verwachte duur van de verdere rechtszaak (bij ons op 8).

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

Dan is er nog iets bijzonders aan de hand met drie andere factoren. Het gaat om ‘Het uiteenlopen van de standpunten van partijen’, ‘De redelijke en coöperatieve opstel-ling van partijen’ en ‘De redelijke en coöperatieve opstelopstel-ling van advocaten’. Het aantal keren dat ‘omgekeerd evenredig’ is geantwoord bij deze factoren is: acht, zes en zes.14 Deze rechters steken juist meer energie in het beproeven van een schikking als de standpunten van partijen verder uiteenlopen, dan wel hun opstelling of die van de advocaten weinig coöperatief is. Dat lijkt duidelijk te maken te hebben met hun beroepsopvatting, zoals die naar voren kwam uit de algemene interviews met hen. Als zij menen dat een schikking het nastreven waard is, dan streven zij die na, ook als partijen of de advocaten niet (meteen) happig daarop zijn of als er een groot verschil in standpunten moet worden overbrugd.

Dan geven we in tabel 20 weer hoe de antwoorden zijn te verdelen over de rechts-gebieden in de 31 gevallen dat rechters in de vragenlijst invulden dat het rechtsge-bied van invloed was op de energie die zij in de schikking staken.

Daarbij vallen twee dingen op. We hebben in ons onderzoek onderscheid gemaakt tussen elf rechtsgebieden en als twaalfde een rubriek ‘overig’ gehanteerd. Zie daar-voor tabel 3 in hoofdstuk 3. Slechts vijf daarvan worden door rechters genoemd als van invloed op hun energie. Zes andere door ons onderscheiden soorten zaken, waaronder die over familierecht en over ontplofte samenwerkingsverbanden, doen niets met deze energie. En dat geldt ook voor de ‘overige’ rechtsgebieden die in vijf rechtszaken aan de orde waren. Het tweede dat opvalt is dat de richting van de energie beïnvloeding verschilt. Sommige rechters steken meer energie in een schik-king en andere juist minder bij hetzelfde rechtsgebied. De aantallen zijn klein, dus het zegt niet veel meer dan dat professionals zo hun voorkeuren hebben.15

14 Bij de andere zes factoren kwamen die omkeringen nauwelijks voor: samen maar drie keer.

15 Zie J. van der Linden, De civiele zitting centraal: informeren, afstemmen en schikken (diss. Tilburg), 2010, p. 64.

Zij komt tot wat eenduidiger bevindingen op basis van 59 genoteerde antwoorden. Haar conclusie is dat de rechter actiever is als partijen een persoonlijke relatie hebben (boedelverdeling, buren, nalatenschappen) en als emoties een rol spelen (letselschade). De persoonlijke relaties als factor noteerden wij ook, maar wij kunnen op basis van de door de rechters ingevulde vragenlijsten geen verbinding leggen met het rechtsgebied.

Tabel 20 Rechtsgebied en energie

rechtsgebieden meer energie minder energie

burenrecht 8 3

huurrecht 3 6

arbeidsrecht 3 0

aanneming van werk 4 2

onrechtmatige daad 1 1

We benadrukken dat minder of meer energie (in tabel 19 en 20) slechts richtingen zijn en niet heel veel zeggen over het (zelfervaren) energieniveau. Het is immers goed denkbaar dat een rechter invult minder energie gestoken te hebben in het beproeven van een schikking, terwijl deze rechter op de zevenpuntsschaal van het (zelfervaren) energieniveau desondanks bijvoorbeeld 4 aankruist.

Ten slotte staan we stil bij de open antwoorden die rechters in 22 gevallen gaven.

Daarvan waren er zestien anders dan de antwoorden die zij bij dezelfde vraag konden geven bij de door ons aangereikte alternatieven. Als redenen om meer ener-gie te steken in het beproeven van een schikking zijn vier factoren genoemd, elk één keer: de onzekere uitkomst van de procedure16, hoge kosten die de procedure nog zou meebrengen17, de betalingsonmacht van gedaagde versus het belang dat eiser toch iets zou ontvangen18 en de onrechtvaardigheid (in de ogen van de rechter) van de juridisch waarschijnlijk onvermijdelijke uitkomst van de zaak.19

Als factoren om minder energie te steken in het beproeven van een schikking zijn het principiële karakter van het geschil en de onwil van (een van) partijen om te regelen het vaakst genoemd, samen zeven keer.20 Tot minder energie leidden ook de volgende vier factoren, die allemaal één keer zijn genoemd: de waarschijnlijke uit-komst van de zaak (eiser wint)21, de onzekere uitkomst van de zaak (kan gedaagde iets bewijzen?)22, tijdgebrek23 en dat partijen erg boos op elkaar waren.24

16 Zaak 38.

17 Zaak 16.

18 Zaak 36.

19 Zaak 02.

20 Zaak 23, Zaak 43, Zaak 51, Zaak 61, Zaak 78, Zaak 79 en Zaak 88.

21 Zaak 30.

22 Zaak 81.

23 Zaak 92.

24 Zaak 22.

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

4.5 De doelen van de rechter en de aantallen geobserveerde

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 79-85)