• No results found

De doelen van de rechter en de aantallen geobserveerde schikkingsinterventies

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 85-92)

Begr ippen lijst

4 De doelen va n r echters, hu n inzet en de u itkomst

4.5 De doelen van de rechter en de aantallen geobserveerde schikkingsinterventies

4.5.1 Soorten schikkingsinterventies

Alle zittingen die wij in ons onderzoek hebben betrokken, hebben wij bijgewoond.

We hebben er ook geluidsopnames van gemaakt. Dat stelde ons in staat nauwkeurig te noteren welke acties we van de rechter hebben gezien die voor een schikking van belang konden zijn. Deze acties noemen we ‘schikkingsinterventies’.25 We hebben daarbij een driedeling gehanteerd.

In de eerste plaats zijn er interventies die gericht zijn op het op gang brengen, het aan de gang houden of het afronden van het schikkingsproces. Denk aan teksten als ‘Wilt u praten over een regeling?’, ‘Heeft het zin nog verder te spreken?’ (nadat partijen zonder schikking van de gang terugkomen), ‘Als u er zo tegen aankijkt, denk ik dat we naar een vonnis toe moeten’.

Deze interventies kunnen zich vanzelfsprekend in zeer veel varianten voordoen, van vaag (‘Ja, … en nu?’) tot concreet (‘Ik heb nog een voorstel dat misschien iets voor u is’) en van terughoudend (‘U heeft waarschijnlijk al voor deze procedure onderhandeld, dat heeft nu zeker geen zin meer?) tot dwingend (‘U gaat hier niet weg zonder regeling’).

Deze schikkingsinterventies hebben we procesinterventies genoemd, omdat ze zijn gericht op het proces van het schikken.

In de tweede plaats zijn er interventies die partijen (kunnen) helpen bij het bepalen van hun onderhandelingspositie en -strategie, of ruimer: die van invloed (kunnen) zijn op de inhoud van de schikkingsonderhandelingen of op het nadenken door een partij over een regeling. Deze schikkingsinterventies hebben we inhoudelijke interventies genoemd, omdat zij van belang (kunnen) zijn voor de inhoud van (de onderhandelingen over) een schikking. Het bekendste voorbeeld is het voor-lopig oordeel: de voorvoor-lopige visie van de rechter op onderdelen van het geschil is van belang voor de onderhandelingspositie van partijen. Voorlopige oordelen zelf zijn er in aardig wat varianten. Het oordeel kan impliciet gegeven worden (bijvoorbeeld

25 Voor de goede orde vermelden we dat het woorddeel ‘interventie’ erop zou kunnen wijzen dat de rechter inter-venieert in een al op gang gekomen schikkingsgesprek van partijen. Die interpretatie is echter beperkter dan wij het begrip bedoelen. Ook interventies van de rechter die plaatsvinden om het schikkingsgesprek op gang te brengen, tellen we mee. En dat geldt ook voor interventies die wel van belang zijn voor een schikking, terwijl het gesprek over de schikking veel later in de zitting pas begint.

door een gelaatsuitdrukking die laat zien dat de rechter het niet eens is met een bepaald verweer). Als het expliciet wordt gegeven, kan dat desgevraagd gebeuren, maar ook ongevraagd. Het oordeel kan gaan over alles wat partijen verdeeld houdt, of over slechts een gedeelte daarvan. Het kan neerkomen op het afwijzen of hono-reren van bepaalde juridische argumenten, het kan gaan over bewijslastverdeling of andere tussenstappen in het proces (zoals een deskundigenbericht). Maar het kan ook direct zien op de uitkomst: het afwijzen of toewijzen van bepaalde of zelfs alle eisen. Daarnaast kan het voorlopig oordeel met veel of juist met weinig slagen om de arm worden gegeven. Denk verder aan de kracht van herhaling van het voorlopig oordeel: als drie keer op één zitting hetzelfde voorlopig oordeel wordt gegeven (wat voorkomt), dan heeft dit allicht meer effect dan als het maar één keer wordt gegeven.

Naast het voorlopig oordeel in allerlei varianten zijn er andere inhoudelijke interventies. Denk aan het schetsen van het vervolg van de procedure in termen van kosten, tijd en psychische belasting. Maar denk ook aan eigen schikkingssuggesties die een rechter kan doen, het meegeven van een bandbreedte in bedragen waaraan partijen zich kunnen vasthouden bij onderhandelingen op de gang, het advies het resterende verschil in onderhandelingsuitkomst te delen en het advies aan één partij om nog een stap te zetten of om het aanbod van de ander te aanvaarden.

In de derde plaats zijn er interventies die zien op het onderliggende conflict. Dit begrip moet breed worden geduid, we verwijzen naar hoofdstuk 1.26 Het gaat, kort gezegd, om alle vormen van onenigheid tussen partijen waarover in het vonnis niet kan worden beslist, hetzij omdat de onenigheid niet-juridisch is, hetzij omdat de onenigheid niet ter beslissing is voorgelegd. Deze schikkingsinterventies hebben we conflictinterventies genoemd.

Voor het schrijven van het vonnis hebben rechters al deze informatie niet nodig.

Ze kunnen er per definitie niet over oordelen. Dat zij er toch aandacht aan besteden, hebben wij daarom geduid als gericht op het doel een schikking te beproeven. Het conflict kan immers (sterk) van invloed zijn op de wil om te regelen. We geven twee voorbeelden. Het eerste gaat over een niet-juridisch punt van conflict: als een partij

26 Daar is te lezen: ‘Van het begrip “conflict” bestaan veel definities. Als een conflict voor de rechter wordt ge-bracht, is het in juridische vorm gegoten: de casus, de juridische interpretatie daarvan en de eis die daarop is gebaseerd. Het op deze manier vormgegeven conflict wordt in dit onderzoek “het geschil” genoemd. Juristen zijn getraind om het geschil als een casus te beschrijven. Het onderliggende conflict is niet altijd als een casus te beschrijven. Maar het is een misverstand te denken dat er in die gevallen alleen een geschil is, want zodra er sprake is van niet (meteen) te verenigen belangen die niet in het geschil zelf ter beslissing zijn voorgelegd, is er al een conflict achter of naast het geschil. De ontwikkeling in de praktijk van de comparitie na antwoord is dus dat de rechter oog heeft voor conflictoplossing naast geschilbeslechting.’ In de kern komt het er dus op neer dat een conflict groter is dan het juridische geschil, maar dit geschil wel omvat.

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

zich beledigd voelt, kan het door de rechter aansturen op een excuus op de zitting die partij helpen om te willen nadenken over een regeling. Het tweede voorbeeld gaat over een juridisch punt van conflict: als de rechter in een verdelingszaak27 het gesprek over de omgangsregeling die niet is voorgelegd, bevordert, kan dat helpen een regeling te bereiken over (ook) de wél voorgelegde verdeling.

Samengevat: wij onderscheiden de schikkingsinterventies van rechters in proces-interventies, inhoudelijke interventies en conflictinterventies.

4.5.2 Het doel van de rechter en de aantallen schikkingsinterventies

Wij veronderstelden dat als rechters zich ten doel stellen een schikking op de zitting te beproeven, het aantal schikkingsinterventies zou toenemen. We veronderstelden ook dat als het aantal schikkingsinterventies toe zou nemen, de kans op een schik-king groter werd. Partijen krijgen dan immers meer aanwijzingen hoe de rechter over de zaak denkt. Daarbij was een verdere veronderstelling dat de drie door ons onderscheiden typen interventies niet allemaal hetzelfde effect zouden sorteren. We veronderstelden dat inhoudelijke interventies tot meer schikkingen zouden leiden;

van de andere twee typen hadden wij eigenlijk geen idee hoe we het effect ervan moesten inschatten.

Voordat we op de verschillende typen interventies ingaan, geven we eerst een overzicht van de aantallen interventies die we observeerden. We merken op dat we elke interventie afzonderlijk hebben geteld. Dus als een voorlopig oordeel over de bewijslastverdeling eerst impliciet werd gegeven bij het bespreken van de inhoud van de zaak (tijdens de informatiefase in de zitting) en daarna expliciet nadat om een voorlopig oordeel werd gevraagd (in de schikkingsfase van de zitting), dan zijn dat in onze telling twee interventies, ook al houdt het oordeel precies hetzelfde in.

En een in één keer gegeven voorlopig oordeel over twee onderwerpen (bijvoorbeeld over een beroep op dwaling bij punt A en meteen aansluitend over bewijslast-verdeling bij punt B) telden we als twee interventies, omdat zij allebei en afzonder-lijk van belang kunnen zijn voor partijen bij het bepalen van hun (onderhandelings) positie. Zo deden we het niet alleen bij de inhoudelijke interventies, maar ook bij de conflictinterventies en de procesinterventies.

27 Deze zaken worden bij dagvaarding aangebracht, ook als de partners niet gehuwd waren en geen geregistreerd samenlevingscontract hadden. In sommige rechtbanken worden die zaken behandeld door de civiele rechter en niet door de familierechter. Daardoor zijn dergelijke zaken ook in het onderzoek door ons geobserveerd.

De aantallen interventies in honderd zittingen zijn de volgende.

Alle soorten schikkingsinterventies samen: 1272. Deze kwamen in alle zittingen voor, zodat het gemiddelde per zitting 12,7 schikkingsinterventies is geweest.

Procesinterventies: 553. Deze kwamen in 97 zittingen voor, zodat het gemiddelde per zitting met deze soort interventies 5,7 is geweest.

Inhoudelijke interventies: 533. Deze kwamen in 89 zittingen voor, zodat het gemid-delde per zitting met deze soort interventies 6,0 is geweest.

Conflictinterventies: 186. Deze kwamen in 60 zittingen voor, zodat het gemiddelde per zitting met deze soort interventies 3,1 is geweest.

Omdat de frequentie van de interventies verschilt, is het nodig een wat andere schaalverdeling aan te houden bij de tabellen waarin we de interventies weergeven.

We hebben gekozen voor vier verschillende tabellen.

Tabel 21 gaat over aantallen schikkingsinterventies per zitting. We hebben deze aantallen gegroepeerd in vijftallen en daarbij steeds genoteerd in hoeveel zittingen we dit gegroepeerde aantal schikkingsinterventies zagen. Uit de tabel blijkt dat in geen enkele zitting het aantal schikkingsinterventies nul was. Verder blijkt dat in 73 zittingen het aantal interventies 1-15 is geweest, waarbij 6-10 interventies het meest voorkomen. Het aantal zittingen met meer dan vijftien interventies is dui-delijk kleiner, maar toch waren er nog elf zittingen waarin we meer dan 25 inter-venties konden noteren. De top bestaat uit twee zittingen met 39 en 44 interinter-venties.

Vanzelfsprekend konden wij al onze honderd geobserveerde zittingen in deze tabel opnemen. De absolute aantallen zijn daardoor gelijk aan de procentuele aantallen.

Het aantal procesinterventies zegt overigens niet alles over de duur van de schikkingsfase in de rechtszaal. Dat komt omdat inhoudelijke interventies als voorlopige oordelen al tijdens de informatiefase kunnen worden gegeven28, terwijl conflictinterventies ook tijdens de fase aan het begin van de zitting waarin de belan-genvraag wordt gesteld aan de orde kunnen zijn, of ergens in de informatiefase.29 Maar in grote lijnen duurt de schikkingsfase langer naarmate het aantal schikkings-interventies toeneemt.

28 In Zaak 25 stuurde de rechter niet aan op een schikking, maar op een vonnis. Niettemin gaf zij tijdens de in-formatiefase een aantal voorlopige oordelen, waarschijnlijk om de verwachtingen van partijen over de uitkomst van de zaak in het latere vonnis te managen. Daardoor telden de schikkingsinterventies op tot negen, terwijl er tijdens de zitting helemaal geen schikkingsfase was.

29 In Zaak 59 was sprake van zo’n zitting, waardoor het aantal schikkingsinterventies optelde tot 33, terwijl de schikkingsfase zelf maar zes minuten duurde.

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

Tabel 21 Frequentie van zittingen ingedeeld op basis van het totaal aantal schikkings-interventies (in vijftallen)

het aantal interventies in vijftallen in hoeveel zittingen kwamen die voor

0 0

Tabel 22 gaat over het totaal aantal inhoudelijke interventies per zitting. Ook hier gaat het weer om honderd zittingen, waardoor de absolute aantallen in de tweede kolom gelijk zijn aan de percentages. We hebben deze aantallen interventies in de eerste kolom gegroepeerd in drietallen. In de tabel hebben we weergegeven in hoe-veel zittingen deze (gegroepeerde) aantallen interventies voorkwamen. Het vaakst komt de frequentie 1-6 voor. Dat was in 61 zittingen zo. Het aantal zittingen met tien of meer inhoudelijke interventies is duidelijk kleiner, maar bij zes zittingen hebben we toch nog zestien of meer inhoudelijke interventies genoteerd.

Tabel 22 Frequentie van zittingen ingedeeld op basis van het aantal inhoudelijke interven-ties (in drietallen)

het aantal inhoudelijke interventies

(in drietallen) in hoeveel zittingen kwamen die voor

0 11

In tabel 23 gaat het over conflictinterventies. Die komen minder voor dan inhou-delijke interventies, reden om deze aantallen niet te groeperen. In de tabel hebben we weergegeven in hoeveel zittingen deze aantallen interventies voorkwamen. Ook nu gaat het weer om in totaal honderd zittingen. Het absolute aantal zittingen in de

tweede kolom is daarom is gelijk aan het percentage. Duidelijk is dat deze interven-ties, hoewel er meer aandacht is voor het conflict dan pakweg tien jaar geleden, nog steeds weinig voorkomen. In 75 zittingen nul tot twee keer. Wij wijzen erop dat ook bij twee interventies er haast geen sprake geweest kan zijn van een gesprek over het onderliggende, of hoogstens een heel korte interactie met één partij. In hoofdstuk 6 gaan we hierop dieper in.

Tabel 23 Frequentie van zittingen ingedeeld op basis van het aantal conflictinterventies het aantal conflictinterventies in hoeveel zittingen kwamen die voor

0 40

1 17

2 18

3 9

4 6

5 1

6 6

7 0

8 1

9 0

10 en meer 2

In tabel 24 hebben we ten slotte de procesinterventies weergegeven. Ook hier gaat het weer om honderd zittingen, waardoor de absolute aantallen in de tweede kolom gelijk zijn aan de percentages. We hebben deze aantallen interventies in de eerste kolom gegroepeerd in drietallen. In de tabel hebben we weergegeven in hoeveel zittingen deze (gegroepeerde) aantallen interventies voorkwamen. Het vaakst komt de frequentie 1-6 voor, samen in 71 zittingen. Zestien of meer procesinterventies noteerden wij bij zes zittingen. Houd daarbij in gedachten dat de opening van de schikkingsfase met een vraag als ‘Wilt u nog over een schikking nadenken?’ en de sluiting ervan met een vaststelling als ‘Dan constateer ik dat een schikking er niet inzit en we naar een vonnis toegaan’ door ons als twee procesinterventies zijn geteld.

Het aantal van tussenliggende interventies zouden richting moeten geven aan het gesprek over een schikking. Bij een aantal tot drie procesinterventies heeft er dus niet of nauwelijks een gesprek over schikken plaatsgevonden. Het verband tussen deze lage aantallen en de uitkomst van de zitting (vonnis, schikking, werkafspraak) ligt voor de hand: voortprocederen. Ook daarop gaan we in dit hoofdstuk nog in, zie paragraaf 4.6.

4 De doelen van rechters, hun inzet en de uitkomst van de zitting

Tabel 24 Frequentie van zittingen ingedeeld op basis van het aantal procesinterventies (in drietallen)

het aantal procesinterventies (in drietallen) in hoeveel zittingen kwamen die voor

0 3

1-3 40

4-6 31

7-9 10

10-12 5

13-15 5

16-18 5

19 en meer 1

Als we vervolgens een verband leggen tussen de 95 antwoorden van de rechters op de stelling ‘Ikzelf zou graag met partijen en hun advocaten actief op zoek gaan naar een oplossing’ en de aantallen schikkingsinterventies tijdens die 95 zittingen van die rechters, dan krijgen we tabel 25 hieronder. We roepen in herinnering dat geen van de rechters ‘zeer oneens’ bij deze stelling heeft ingevuld. Die regel laten we daarom weg in de tabel.

De tabel moet aldus worden gelezen, bijvoorbeeld op de tweede regel met getal-len, dat wij 683 schikkingsinterventies hebben geteld op de (uiteraard 53) zittingen van de 53 rechters die bij de stelling ‘eens’ hebben ingevuld, wat neerkomt op een gemiddelde van 12,89 interventies per zitting.

Uit de gegevens is af te leiden dat het gemiddelde aantal schikkingsinterventies kleiner wordt naarmate rechters de stelling negatiever beantwoorden. Het verschil tussen de groepen die het met de stelling ‘eens’ zijn en het met stelling een ‘beetje eens/beetje oneens’ zijn, is echter klein: allebei gemiddeld ruim twaalf schikkings-interventies. Het verschil tussen de groepen ‘eens’ en ‘oneens’ is heel duidelijk, maar die groepen zijn in aantallen rechters klein. Het verschil bij de inhoudelijke interventies is ook al klein en dat geldt dan ongeacht het antwoord op de stelling.

Sterker nog, degenen die het met die stelling oneens waren, plegen gemiddeld meer inhoudelijke interventies dan de groepen die het met de stelling (zeer) eens waren.

Kijken we echter naar de conflictinterventies dan is hier een hoger aantal inter-venties te zien naargelang de rechters het met de stelling meer eens waren. Bij de procesinterventies ontlopen de middelste twee groepen elkaar weer weinig, terwijl het verschil tussen ‘eens’ en ‘oneens’ groot is, maar vanzelfsprekend zijn ook hier die laatste twee groepen klein.

Van al deze samenhangen is het verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal conflictinterventies (sterk) statistisch significant, terwijl het verband (de correlatie) ‘matig’ is.30 Het verband tussen het antwoord op de stelling en het totaal aantal schikkingsinterventies is (marginaal) significant.31 Dat geldt ook voor het verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal procesinterventies.32 In beide gevallen is de correlatie laag. Het verband tussen het antwoord op de stelling en het aantal inhoudelijke interventies is uiteraard zichtbaar in de tabel, maar niet statistisch significant.33

Tabel 25 Rechter zoekt oplossing en aantallen schikkingsinterventies per type antwoord bij de stelling totaal gem. totaal gem. totaal gem. totaal gem.

zeer eens (9) 158 17.55 46 5.11 31 3.44 81 9.00

eens (53) 683 12.89 273 5.15 124 2.34 286 5.40

beetje eens/beetje oneens (26) 320 12.31 150 5.77 18 0.69 152 5.85

oneens (7) 61 8.71 37 5.29 4 0.57 20 2.86

Als het antwoord van de rechters op de stelling ‘Ikzelf zou graag met partijen en hun advocaten actief op zoek gaan naar een oplossing’ van invloed is op zowel de zelfervaren energie als op de aantallen interventies, ligt het voor de hand dat er ook een correlatie bestaat tussen de energie en de aantallen. Dat blijkt bij doorrekening zo te zijn: hoe meer energie rechters ervaren in het beproeven van een schikking te hebben gestoken, hoe groter het door ons geobserveerde aantal schikkingsinterven-ties is dat zij hebben gepleegd.34

In document Geschikt of niet geschikt? (pagina 85-92)