• No results found

1373 De effecten van het gevoerde beleid tot nu toe |

Stimuleren van de vrijwillige aanleg van akkerranden

1373 De effecten van het gevoerde beleid tot nu toe |

kansrijke gebieden aan (zogenoemde kerngebieden) waarvoor projecten kunnen worden ingediend. Dat betekent dat het nieuwe stelsel niet overal zal leiden tot meer akkerranden. Het risico bestaat zelfs dat de biodiversiteit buiten de kerngebieden verder achteruitgaat (Melman et al. 2014).

3.4.4

Conclusies biodiversiteit

• De populaties geleedpotigen, waaronder bestuivers en plaagbestrijders, gaan nog steeds achteruit. Oorzaken zijn intensivering en schaalvergroting in de landbouw, het overmatig gebruik van stikstof en fosfaat en het gebruik van insecticiden.

• Het is vooralsnog onduidelijk wat de gevolgen voor de biodiversiteit zijn van de sterke inperking van de toelating van drie neonicotinoïden en fipronil. Wat wel duidelijk is, is dat de inperking heeft geleid tot meer gebruik van relatief toxische alternatieven. Dit waterbedeffect kan worden voorkomen door een systeemaanpak, bijvoorbeeld door een plafond in te stellen op het middelengebruik.

• Het beleid om via vrijwillige maatregelen akkerranden te stimuleren heeft niet gewerkt. Het areaal akkerranden is namelijk afgenomen. Een andere invulling van het Gemeen­ schappelijk Landbouwbeleid (GLB) waarbij prioriteit wordt gegeven aan niet­productieve diensten kan helpen.

• Naast financiële prikkels is ook kennisdeling belangrijk. De collectieven die worden ingesteld in de nieuwe opzet van het Agrarisch Natuur­ en Landschapsbeheer bieden hiervoor perspectief.

3.5 Gevolgen van gewasbescherming voor

arbeidsveiligheid

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heeft tot doel om plagen en ziekten te bestrijden. Omdat de actieve stoffen in gewasbeschermingsmiddelen naar hun aard toxisch zijn, toetst de Europese toelating of ze veilig zijn voor de toepasser van deze middelen, werkers in behandelde gewassen, toevallige passanten en omwonenden (Te Biesebeek et al. 2019). Arbeidsveiligheid betekent dat gewasbeschermingsmiddelen op een verantwoorde wijze worden toegepast en dat ze voor en na toepassing geen risico’s opleveren voor de mens.

Deze paragraaf gaat over de gevolgen voor werknemers en werkgevers van het beleid voor arbeidsveiligheid. De analyse is gebaseerd op het rapport over arbeidsveiligheid en product­ verantwoordelijkheid uit 2019 van de Nederlandse organisatie voor toegepast­natuur­ wetenschappelijk onderzoek (TNO) (zie Spaan et al. 2019). TNO heeft literatuuronderzoek gedaan en vertegenwoordigers van bij het gewasbeschermingsbeleid betrokken organisaties geïnterviewd (onder andere het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de inspectie van SZW (iSZW, voorheen Arbeidsinspectie), FNV, Arbodienst, het Ctgb en een aantal brancheorganisaties van landbouwsectoren). TNO heeft verder een overzicht gemaakt van het gebruik van de meest risicovolle middelen uit het oogpunt van de arbeidsveiligheid, de zogenoemde doodshoofdmiddelen. Om een overzicht te krijgen van

de beste praktijken op arbeidsgebied, bezocht TNO vier voorbeeldbedrijven. Tot slot zijn de resultaten van de interviews en de bedrijfsbezoeken getoetst en aangevuld met een telefonische enquête. Werkgevers zijn bevraagd over de voorlichting aan hun personeel en de maatregelen die ze nemen om arbeidsrisico’s als gevolg van gewasbescherming te beperken. CLM Onderzoek en Advies (CLM) voerde de enquête uit op 300 bedrijven met personeel. Akkerbouwers die zelden personeel hebben, zijn niet geënquêteerd.

De gemiddelde respons was 45 procent (zie paragraaf 3.2 voor de steekproefbeschrijving). Het zou goed kunnen dat welwillende respondenten de arbeidsveiligheid gemiddeld beter hebben geregeld dan de niet­respondenten. Dit houdt in dat de enquête waarschijnlijk een te positieve indruk geeft van de arbeidsveiligheid. Naast werkgevers is ook een aantal werknemers bevraagd. Dit omdat uit een eerdere enquête (Visser & Terwoert 2012) bleek dat het beeld van werkgevers en werknemers over arbeidsveiligheid vaak verschilt. De resultaten hiervan konden echter niet worden meegenomen in het onderzoek van TNO omdat het aantal respondenten onder de werknemers te laag was.

In paragraaf 3.5.1 beschrijven we de problematiek en de doelen van de nota. Paragraaf 3.5.2 gaat over de principes van verantwoord werken met gewasbeschermingsmiddelen. In paragraaf 3.5.3 gaan we in op de vraag hoe het is met de arbeidsveiligheid en de vraag of die is verbeterd sinds 2010. In paragraaf 3.5.4 beantwoorden we de vraag of de doelstelling van de nota voor arbeidsveiligheid is gehaald en wat hieraan de bijdrage van het beleid van de nota (in ruime zin) is geweest. De conclusies staan in paragraaf 3.5.5.

3.5.1

Problematiek en doelen van de nota

Volgens de nota is de ambitie dat werkgevers, toepassers en werknemers die blootgesteld kunnen worden aan gewasbeschermingsmiddelen voldoende kennis hebben over de risico’s van het omgaan met deze middelen en zo voorkomen dat risicovolle blootstelling optreedt. Werkgevers moeten hun werknemers voorlichten over de risico’s die zij lopen doordat in het bedrijf gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Volgens de Arbowet is de werkgever verplicht om deze risico’s in een zogenoemde risico­inventarisatie & evaluatie (RI&E) te inventariseren en een veilige en gezonde werkwijze vast te leggen in overleg met de werknemer en zo te voorkomen dat risicovolle blootstelling optreedt.

Op bijna alle bedrijven worden gewasbeschermingsmiddelen gebruikt

Het risico van werknemers op een beroepsziekte door gevaarlijke stoffen is in de sector landbouw, bosbouw en visserij het hoogst van alle sectoren, namelijk 38 op de 10.000 werknemers tegen 34 in de industrie (Houtman et al. 2018). Het gaat hierbij om alle gevaarlijke stoffen. Bijna alle bedrijven in de akker­ en tuinbouw maken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit kan leiden tot blootstelling van werknemers, toepassers en werkgevers. Slechts op 4 procent van het areaal akker­ en tuinbouw worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. In de glastuinbouw komen werknemers het vaakst in contact met gewasbeschermingsmiddelen. Dit komt doordat in deze sector de meeste werknemers werken. Bovendien is in deze sector (en dan vooral in de sierteelt) het gebruik per hectare hoog.7

Blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en daarmee gepaard gaande gezondheids­ risico’s kunnen optreden door inademing van stof of dampen, door opname via de huid of

139