• No results found

De verdediging van de rots.- Een harde strijd.

De dag brak in volle schoonheid aan. De regen van den vorigen dag had het aardrijk verfrischt en op verscheidene plaatsen plassen gevormd, waarin nu de gevederde bewoners van de vlakte zich gingen baden. Talrijke groene papegaaien schreeuwden in de rotsspleten, terwijl uit schier iederen dichten bos gras de leeuwerik zich deed hooren. Hoog in de lucht, boven de plaats waar de doode paarden lagen, zwaaiden de gieren in breede kringen rond, terwijl de zwartgevederde adelaar uit een of anderen dorren boom naar een morgenprooi omzag.

De bavianen waren de vlakte ingetrokken om' een soort wortels uit te graven, die voor hen het meest geliefkoosde voedsel zijn. Dit schouwspel deed Hans goed; want, daar er geen waakzamer dier is dan een baviaan, wist hij, dat, als er een vijand in aantocht mocht komen, die dieren door een haastige vlucht de nadering daarvan zouden aankondigen. In een gat in de onmiddelijke nabijheid van het hol had Hans frisch stroomend water ontdekt: daar hij dus daarvoor het plateau niet behoefde te verlaten, ging hij op zijn gemak den zonsopgang eens waarnemen, terwijl zijn reisgezellen, nog moê van de inspanningen van den vorigen dag, vast doorsliepen.

Het panorama, dat zich voor Hans' oogen uitstrekte, was waarlijk wel geschikt om de bewondering van een jager of een schilder op te wekken; de lichte, gloeiende kleuren van het ochtendkrieken op den voorgrond versmolten naar het midden in zachtere tinten, terwijl in de verte op den achtergrond de bergen een donkerblauwe kleur hadden aangenomen en zich scherp tegen de heldere, droge lucht begonnen af te teekenen.

In de acacia-boschjes en in de buurt van de kleine beekjes graasden antilopen, terwijl buffel- en quaggakudden over de vlakte waren verspreid.

Terwijl hij die verschillende dieren eens naging, merkte hij op, hoe een kudde van quagga's op eens snel over de weide galloppeerde, een omstandigheid, die ook andere dieren, die tot nu toe rustig hadden loopen grazen, onrustig maakte, zoodat het ook niet lang duurde of onder de gezamenlijke viervoeters heerschte een algemeene beweging. Ook de bavianen gingen hun werk staken en trokken zich in de rotsen terug.

Om de streek beter te kunnen overzien, beklom Hans de rots boven het hol en nu kon hij zeer in de verte toch duidelijk een groot aantal kleurlingen, blijkbaar

gewapende Matabele's, waarnemen. Het moesten wel meer dan honderd man zijn en uit de snelheid, waarmede zij opmarcheerden en uit de omstandigheid, dat ze denzelfden weg insloegen dien hij acht en veertig uren te voren had bereden, kon Hans dadelijk opmerken, dat zij de sporen zijner paarden volgden.

Drie of vier man, die aan de spits van den troep reden, schenen als gids te dienen. Ofschoon de regen de sporen wel voor een deel had uitgewischt, scheen dit toch geen groot beletsel te zijn voor een ras opdringen der Matabele's. Toch koesterde Hans nog hoop, dat de Matabele's op de plaats, waar de doode paarden lagen, zijn spoor zouden bijster worden. - In ieder geval, hij had genoeg gezien om zijn vrienden te gaan wekken en er op bedacht te zijn een observatiepost te gaan zoeken, van waaruit hij de

bewegingen van zijn vijanden nauwkeurig zou kunnen gadeslaan.

Zoodra de noodige voorbereidende maatregelen getroffen waren, begaven zich Viktor en Hans in spanning naar hun post voor het waarnemen van het naderen des vijands.

Met een energie, die speurhonden tot eer zou gestrekt hebben, vervolgden de Matabele's het spoor der vluchtelingen; toen zij eenige gieren op de boomen in de nabijheid der paardenlijken zagen, versnelden zij hun pas.

Spoedig hadden zij de doode paarden ontdekt en ook den schedel van den door den leeuw gedooden Matabele. Nadat zij den grond daaromheên nauwkeurig hadden omgewoeld, kwamen zij tot het resultaat, dat, ofschoon alle paarden op één na dood waren, de Hollanders toch op de een of andere wijze hadden weten te ontvluchten. De eenige vraag was nu maar, in welke richting zij de vervolging weder hadden op te vatten en dat was niet zoo gemakkelijk te bepalen, daar de laatste plasregen bijna alle sporen uit den harden grond had uitgewischt; maar de geoefende Wilden verspreidden zich in alle richtingen en ten slotte gelukte het eenigen hunner om de indrukken der hoeven van Bernard's paard gewaar te worden.

Er heerschte blijkbaar groote vreugde bij de Matabele's over de ontdekking. Zij dachten niet anders, dan dat de drie mannen te voet waren verder gereisd en dat zij de beide vrouwen op het paard hadden gezet; daarom vermoedden zij, dat de reis slechts iangzaam voort kon gaan, zoodat er alle uitzicht voor hen was om de

vluchtelingen in te halen en ze naar hunne gevangenis terug te brengen. De geheele troep marcheerde nu, zoo spoedig het maar mogelijk was op, om het gevonden spoor te vervolgen. Toen men evenwel een zeer weeken grond was overgetrokken, zonder eenig menschelijk voetspoor te ontdekken, liet de aanvoerder halt houden en verzamelde hij zijn manschappen om zich heen, om raad te houden.

- Er waren drie mannen en twee vrouwen; één daarvan.

is door den leeuw verscheurd geworden, zeide het opperhoofd; want hij wist niet, dat de gevonden schedel die van een Kaffer was. Wij zien slechts de sporen van een enkel paard, waarop waarschijnlijk de vrouwen zijn gezet, - maar waar zijn nu de voetsporen van de mannen? Deze moeten wij opzoeken. Dezen weeken grond zijn zij zeker niet overgetrokken; onderzoekt dus maar dien harden grond daarginds.

Op een afstand van eenige honderden passen werd de grond in alle richtingen onderzocht, echter zonder eenig goed gevolg.

- De regen moet de sporen hebben uitgewischt, meenden eindelijk de meesten der Matabele's en het geheele gezelschap zou nu spoedig de paardesporen zijn gaan volgen, als niet een oude krijgsman met het opperhoofd op de gedachte gekomen ware, dat het niet geraden was verder te gaan, vóórdat men nieuwe sporen had ontdekt.

Het opperhoofd, dat zich hierdoor in zijn vermoeden zag versterkt, besloot nu tien man achter te laten om de rotsspleten te onderzoeken, terwijl de hoofdtroep de gevonden voetsporen volgde.

Hans en Viktor hadden uit hun schuilhoek al deze bewegingen waargenomen en ook de reden van het oponthoud der Matabele's geraden. Uit het geringe aantal der achtergebleven krijgslieden leidden zij af, dat de Wilden de aanwezigheid der vluchtelingen in de nabijzijnde bergen niet waarschijnlijk achtten.

- Wij zullen moeten vechten, Viktor, sprak Hans en wij moeten zorg dragen, dat geen dezer kerels ontkomt, anders worden wij voor dit leger van Wilden omsingeld en overvallen, nog vóórdat Bernard met hulp voor ons terugkeert. Zij weten nog niet, waar wij ons bevinden, wij zullen ze dus wel kunnen verschalken en moeten beproeven twee man tegelijk met één schot neêr te vellen.

Zie, nu keeren ze naar ons laatste lager terug om van

daar uit ons spoor verder na te gaan. Maar dat zou zelfs voor een Matabele wel eens een heele toer kunnen worden, om een spoor te ontdekken, dat door de laatste regens geheel is uitgewischt. Het zal 't beste zijn, sprak Hans, om eenige patronen klaar te maken, zoodat we zoo snel mogelijk laden kunnen; ook moeten we slechts in het uiterste geval beiden tegelijk schieten, dan hebben wij altijd twee kogels in voorraad. Als wij de kogels vooraf in vieren snijden, kunnen wij er misschien in slagen verscheidene vijanden in eens onschadelijk te maken. Tot ons geluk komt de wind van een kant, die het voor den hoofdtroep onmogelijk maakt het schot van onze geweren te hooren en een deel van den berg ligt ook tusschen hen en ons.

- Katharine, zeide Hans, vertoon u in Godsnaam niet buiten het hol! Wij zullen spoedig een paar schoten lossen; alzoo schrikt niet.

De achtergebleven Matabele's zochten ijverig, doch tevergeefs naar een spoor; toen gingen zij op de nabijzijnde rotsspleten aan en besloten die op het rijtje af te onderzoeken.

- Ik geloof niet, dat zij daar in die rotsspleet mijn voetstappen zullen terugvinden; misschien wel boven.

Het duurde wel een half uur, vóórdat de vijanden boven op de rots waren gekomen, waar Hans en Viktor hen duidelijk konden nagaan. Boven aangekomen, maakten zij halt en gingen zij den grond in alle richtingen onderzoeken.

- Zij schijnen hier geen vijand te verwachten, Viktor, merkte Hans op, anders zouden zij zich wel beter in acht nemen. Zij staan daar heel zorgeloos geposteerd, ofschoon wij ze dadelijk tot mikpunt van onze geweren zouden kunnen kiezen. Wij mogen echter geen schot doen, zoolang wij kans hebben onontdekt te blijven.

- Wij schieten eerst dan, als één van hen dat smalle paadje opgaat, dat naar onze hoogvlakte heen leidt. Zie Hans, nu hebben ze uw voetsporen ontdekt en komen snel nader; er blijft ons niets anders over dan een strijd op leven en dood.

- Dan is het ook hun eigen schuld, zeide Hans, terwijl hij een nauwkeurig

onderzoekenden blik op zijn geweer sloeg; schiet jij eerst, Viktor, en neem als het eenigzins kan, twee man tegelijk in het vizier.

De Matabele's hadden ongetwijfeld de voetsporen van Hans ontdekt, daar zij precies den door Hans den vorigen dag ingeslagen weg vervolgden, en toch schenen zij hun vijand geheel en al te onderschatten, want zij deden niet eens een poging om zich verborgen te houden. Toen zij de spelonken naderden, wou iedereen de eerste zijn, en zij zwaaiden met hunne speren in de lucht, als waren zij reeds bezig hunne blanke vijanden te doorboren. Spoedig hadden zij het smalle paadje bereikt, dat naar het plateau leidde en toen zij Hans' verschijning aan den ingang zagen, stormden zij met een wilden krijgskreet vooruit.

- Vuur! fluisterde Hans, en het losbranden van Viktor's zwaar geweer overstemde voor het oogenblik ieder ander geluid. Hans en Viktor bukten om spoedig door den kruitdamp heen te kunnen zien en zij zagen twee van hunne vijanden op den grond terneêr gestrekt, terwijl een derde gewond weghinkte. De andere Matabele's draalden een oogenblik, sloegen toen tegen hunne schilden en drongen weêr vooruit. Altijd kon er echter maar één tegelijk het paadje op en de omstandigheid, dat de een steeds den ander vooruit wilde komen, veroorzaakte ook nu weder een klein oponthoud.

- Nu schiet ik, hoor Viktor! zeide Hans, en zijn schot deed wederom twee Matabele's ter neder tuimelen.

- Schiet nu op den aanvoerder, Viktor, zei Hans, eer zij terugtrekken. Ik zal op dien grooten kerel naast hem mikken. De beide schoten knalden en weêr vielen er twee krijgers.

- Snel geladen, Viktor! fluisterde Hans. Zes van de tien zijn er nu dood en één of twee man zijn gewond. Blijft gij hier, terwijl ik den anderen den pas afsnijd, anders halen zij ons nog den hoofdtroep van een honderd man op den hals. Ik ben spoedig weêr hier.

Hans daalde met behulp van een paar slingerplanten aan de andere zijde van het plateau dan daar, waar de Matabele's zich bevonden, naar beneden en liep toen, zoo snel hij kon, naar een punt van waaruit hij de weide, die de drie krijgers bij hunne vlucht moesten passeeren, volkomen bestreek. Zoodra zij hem tot op zestig pas genaderd waren, hief Hans het geweer op en bij het knallen van zijn schot viel ook de aanvoerder voorover op den grond. De beide andere mannen liepen met

bewonderenswaardige slimheid in zigzaglijn vooruit, zoodat Hans geen vast mikpunt krijgen kon. Toen hij eindelijk afschoot, hoorde hij zijn kogel op den grond

weerkaatsen, zonder een vijand getroffen te hebben. Toen Hans zag, hoe zijn tweede schot miste, kwam een oogenblik de gedachte bij hem op om de Matabele's na te loopen, maar de snelheid waarmede de Wilden zich voortbewogen, deed hem spoedig zien, dat de poging toch vruchteloos zou zijn en zoo besloot hij dus maar naar Viktor terug te keeren en met hem op middelen te gaan zinnen om den aanval van de geheele schaar Matabele's, die wel binnen een twaalftal uren volgen zou, het best af te slaan.