• No results found

De poging tot redding. - Hans wordt door de Matabele's verschalkt.

De twee uren, die moesten verloopen tot de zoozeer gehoopte komst van Katharine, kropen zeer langzaam voorbij. De minuten schenen Hans wel uren toe, zoodat hij, toen pas de helft van den tijd verstreken was, reeds onrustig werd en begon te vreezen, dat Viktor zich met de teekens vergist kon hebben. Eindelijk zagen zij Katharine met hare zuster de Kraal verlaten en langzaam de richting naar het ravijn inslaan. Zij liet niet de minste haast blijken, maar bleef af en toe staan, alsof zij niet beslist wist waarheen hare schreden te richten.

Hans en zijn makkers volgden in de grootste spanning zoowel de bewegingen van de beide meisjes, alsook die van de afzonderlijke Matabele-krijgslieden, die zich van tijd tot tijd aan den ingang der Kraal lieten zien. Zij bemerkten dadelijk hoe eenige gewapende mannen in groote haast van de eene hut naar de andere liepen, terwijl eenige anderen zich in de buurt van de hoofdkraal verzamelden, als om een krijgsraad te houden; intusschen schenen deze lieden van Katharine en hare zuster volstrekt geen notitie te nemen, maar hen integendeel precies te laten doen, wat zij wilden. Eerst na eenigen tijd

sloegen die mannen denzelfden weg in, dien Katharine gegaan was, doch het had er den schijn van, dat dit zonder het minste oogmerk geschiedde. In den beginne had Hans ter nauwernood op de bewegingen van deze krijgslieden acht gegeven; doch daar hij er aan gewoon was, om zelfs op de minste kleinigheden te letten, begon hij er toch eenige attentie aan te weiden. Katharine was intusschen tot op een halve Engelsche mijl genaderd, maar ook de strijders waren haar voortdurend achterna gegaan, hoewel zich schijnbaar met andere bedoelingen bezig houdende.

- Die mannen daar, sprak Hans eindelijk tot zijn gezellen, volgen Katharine óf om haar te bewaken, òf zij weten, dat wij hier in de buurt zijn en dan hebben zij het plan om ons aan te vallen; maar - ze zijn slechts met hun tienen en dan zullen we 't wel met hen klaar spelen. Toch zullen we eerst in de uiterste noodzakelijkheid van onze geweren gebruik maken, daar één schot de geheele omgeving alarmeeren en onze vlucht zeer bemoeielijken zou. Nu gaan de lui veel sneller voort en roepen Katharine toe, dat zij niet verder mag gaan.

- Drommels, als zij de hand aan haar mochten slaan, dan zou ik toch in verzoeking komen om een kogel op hen te probeeren.

De beide Hollandsche meisjes lieten zich intusschen niet als kinderen bevelen. Zij hadden het geroep van de Matabele's wel verstaan, maar het lag niet in hare bedoeling om te gehoorzamen; plotseling greep Katharine de hand harer zuster en beide zetten het op een draf, naar het ravijn toe.

De strijders liepen haar dadelijk, zoo hard zij konden, achterna, om de meisjes terug te brengen.

Evenals de meeste Zuid-Afrikaansche stammen betoonden ook de Matabele's gaarne een zekere hoffelijkheid tegenover blanke vrouwen, ofschoon zij hunne eigene vrouwen als niet veel meer dan slaven behandelen. Daar nu het wegloopen der

meisjes hun niet als vluchten toescheen, gaven zij zich niet al te groote moeite om hen in te halen.

Katharine was nu nog slechts vierhonderd schreden van de jagers verwijderd en Hans besloot haar tegemoet te snellen, om hunnen vervolgers den weg te versperren. Ook wist hij dat een plotseling salvo, dat nu onvermijdelijk geworden was, de Matabele's - onbekend als zij waren met het getal hunner tegenstanders - zoozeer zou doen opschrikken, dat zij hun heil in een overhaaste vlucht zouden zoeken en hem in het onbestreden bezit van Katharine en hare zuster zouden laten.

Zonder eerst zijnen makkers de gronden uiteen te zetten, riep Hans: volgt mij! en de drie mannen verlieten daarop ijlings hunne schuilplaats en renden naar het einde van het ravijn, waar Hans zijne geliefde Katharine weldra in de armen sloot.

- De Matabele's komen daar aan, riep Katharine uit, zij zijn met hun tienen; zijt gij sterk genoeg om den strijd met hen aan te binden!

- Ja, al waren zij dubbel zoo sterk, nu gij maar bij ons zijt, Kaatje!

- Maar Hans, er liggen er nog veel meer op de loer, hier in de buurt. Ik vrees voor uw leven. Hoe kunnen wij nu aan hunne moordenaarshanden ontkomen? Ach, dat zou ontzettend zijn! Zoo heeft men ook vroeger mijn armen vader voor mijne oogen vermoord! Maar waar zijn de mannen toch gebleven? Zij waren zooeven nog dicht achter ons.

Hans was evenzeer door het plotseling verdwijnen der Matabele's verrast, die hij nu ieder oogenblik achter Katharine en hare zuster kon verwachten te zien opduiken. Toen dit niet geschiedde, keerde zich Hans naar zijne gezellen en riep: ‘Naar de paarden, vrienden, er is geen oogenblik meer te verliezen!’

De kleine schare vloog nu naar de plek, waar men de paarden had achtergelaten en spoedig was men op de plek

aangekomen, waar de dieren hadden gegraasd. Tot hun grooten schrik was echter van de vijf paarden geen spoor meer te ontdekken.

- Bernard, riep Hans, waar zijn de paarden?

- Ik heb ze hier achtergelaten, Hans, antwoordde Bernard, zij kunnen hier niet ver van daan zijn. Laat de meisjes hier wachten, terwijl wij naar de paarden zoeken.

Slechts aarzelend kon Hans van Katharine scheiden en sloeg hij het pad naar links in terwijl zijn beide kameraden ieder een andere richting kozen. Nauwelijks had Hans zich een paar passen verwijderd en oplettend naar de paarden gezocht of een licht gedruisch noopte hem het hoofd om te keeren. Op hetzelfde oogenblik werd hij met geweld tegen den grond gesmeten en in een ommezien hadden vijf of zes krachtige Matabele's hem zijn geweer afgenomen en de handen geboeid.

Op hetzelfde oogenblik duidde een gil van Bernard en een vloek van Viktor, gepaard met het eigenaardig gedruisch van een heftige worsteling in het kreupelhout, de gevangenneming der kameraden aan, waaruit wel duidelijk bleek, dat het geheele gezelschap in een hinderlaag gelokt was. Hans moest er zich over verbazen, dat men hem niet aanstonds vermoordde, daar deze stam er volstrekt geen waarde aan hechtte om krijgsgevangenen te maken. Het was voor Hans een bittere gewaarwording zich, nog wel met Katharine, in handen der vijanden gelokt te zien, nadat zijn pogingen bijna met zulk een glansrijk resultaat schenen bekroond te zullen worden.

Onder gelach en triomfgeschreeuw werd Hans nu naar de grasvlakte aan den rand van het bosch gebracht, waar hij Viktor en Bernard eveneens geboeid aantrof, omringd door een vijftigtal gewapende Matabele's, terwijl Katharine, luide snikkend en den arm om hare zuster geslagen, door schrik en angst nog altijd overweldigd was.

In de nabijheid hielden eenige knapen de paarden vast, terwijl een hoofdman der Matabele's, die het bevel over de geheele afdeeling scheen te hebben, zijn gevangenen eens scherp opnam.

Plotseling wendde hij zich tot Hans en zeide:

- Waarom zijt gij gewapend en zonder voorafgaande aankondiging het gebied van Moselekatse binnengedrongen? Deze vraag beantwoordde Hans slechts met een blik van de diepste verachting op den aanvoerder, die nu zijne krijgslieden het bevel gaf hem te volgen en den weg naar de Kraal insloeg.