• No results found

De onderzoeksvraag, deelvragen en de operationalisatie

In document ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME (pagina 71-75)

5. Onderzoeksopzet

5.1 De onderzoeksvraag, deelvragen en de operationalisatie

Voor de beantwoording van de onderzoeksvraagstelling moeten eerst de complexe en/of abstracte eigenschapsbegrippen (variabelen) goed worden gedefinieerd en vervolgens geoperationaliseerd in een aantal indicatoren (Baarda & De Goede, 2006). In tabel 5.1 zijn de kernbegrippen uit het conceptueel model uit paragraaf 3.6 geoperationaliseerd. Onderin elke tabel worden de onderzoeksinstrumenten genoemd die worden ingezet om elke deelvraag te behandelen. Deze onderzoeksinstrumenten worden besproken in paragraaf 5.3.

De onderzoeksvraagstelling horende bij het interventieonderzoek luidt:

Is het mogelijk de module ‘Boekhouden 3’ volgens de concept-contextbenadering te ontwerpen die studenten door verhoogde self-efficacy beter voorbereidt op projectmatig werken en kan leiden tot verbetering van het leerresultaat van het boekhoudenproject?

Deelvraag 1.

“In welke mate bevordert de concept-contextbenadering het projectmatig werken bij de studenten tijdens de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’?”

66 EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN

Concept-contextbenadering Omschrijving: De wisselwerking tussen concepten en contexten, waarbij contexten betekenis geven aan concepten en concepten wendbaar toegepast worden in

verschillende

contexten (Bruning & Michels, 2013).

Concept-taken

Taken die aan een specifiek vak gebonden zijn

Taken waarbij het antwoord gekozen moet worden uit een aantal antwoordmogelijkheden (gesloten taken)

Er is maar één goede oplossing mogelijk Er is maar één goede uitkomst mogelijk

De studenten moeten individueel werken aan de taken Concepten worden afzonderlijk geleerd

Er wordt veel aandacht besteed aan het product De docent biedt sturing

Context-taken

Er wordt gewerkt met (actuele) levensechte (authentiek) aspecten uit de omgeving (maatschappij)

In de taken moet er een probleem worden opgelost

Taken waarbij het antwoord zelf geformuleerd moet worden (open taken)

De aanpak van de taak kan op meerdere manieren geschieden Er zijn meerdere oplossingen mogelijk

Studenten moeten bij het maken van de taken in groepsverband werken (Samenwerkend leren)

Taken waarmee studenten vakconcepten leren

Er worden vaardigheden geleerd om problemen op te kunnen lossen Er wordt meer aandacht besteed aan het proces en de vaardigheden Studenten zijn actief bezig

De student biedt sturing

MEETINSTRUMENTEN: observatielijst, opdrachten, learner reports & logboek

EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN

Projectmatig werken Omschrijving: een leerstrategie waarbij de studenten in een samen-werkingsverband zelfstandig en actief opzoek gaan naar oplossingen voor een probleem. (Block & Saveyn, 1995).

Zelfactiviteit Er wordt geleerd door zelfontdekking Leren door te doen

Actief bezig zijn

Doelgericht-heid

Doelen met betrekking tot kennisvermeerdering worden gericht nagestreefd

Doelen met betrekking tot de totale persoonlijkheidsontplooiing worden gericht nagestreefd

Vakken-integratie

Vakinhouden (concepten) uit verschillende modules komen aan de orde (vakoverschrijdend)

Er is een duidelijk verband tussen de verschillende vakken Ervarings-

en

maatschap- pijgericht-heid

Er is een duidelijke relatie tussen het projectonderwerp en de ervaringswereld van de studenten

Er is een duidelijke relatie tussen het projectonderwerp en de invloed op het leven in de directe omgeving

Er is een duidelijke relatie tussen het projectonderwerp en de samenleving in ruime zin

Groeps-activiteit

Er wordt in groepen gewerkt en de studenten leren van en met elkaar

Studenten tonen dat ze afhankelijk zijn van elkaar en weten dat hun succes van die afhankelijkheid afhangt

De studenten weten dat ze verantwoordelijk zijn voor zowel hun eigen inbreng als voor het eindresultaat van de groep

67

Deelvraag 2.

“In welke mate zijn de studenten tevreden over de aansluiting tussen de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject na toepassing van de concept-contextbenadering in de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’ (verhoogde

self-efficacy)?”

Deelvraag 3.

“In hoeverre heeft de toepassing van de concept-contextbenadering binnen de lessenserie geleid tot transfer en verbeterde leerresultaten bij de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject?”

De studenten zitten tegenover elkaar. En er sprake van ‘neus tegen neus, teen tegen teen’

Studenten vertrouwen elkaar

Studenten communiceren helder en duidelijk met elkaar Studenten accepteren en ondersteunen elkaar

Problemen worden effectief opgelost Aandacht voor het proces

Regelmatige tussentijdse evaluatie over behaalde doelen en bijdrage van elk groepslid

Studenten zijn zich bewust van hun eigen leerproces

MEETINSTRUMENTEN: observatielijst, opdrachten, learner reports & logboek

EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN

Self-efficacy Omschrijving: ‘Self-efficacy refers to students’ beliefs in their abilities to succeed academically in a specified domain or with a particular task’ (Murphy & Alexander, 2000 in Alexander, 2006 p. 159).

Initiatief nemen

De student zet zich in om ingewikkelde en moeilijke dingen uit te vinden

De student probeert nieuwe dingen uit De student gaat uitdagingen niet uit de weg Motivatie De student in enthousiast om te leren

De student weet om te gaan met eigen verwachtingen rondom falen of succes

Inspanning De student is ervan overtuigd dat zijn/haar plannen haalbaar zijn De student verandert niet gauw van gedachten (standvastig) De student pakt opdrachten meteen aan

De student ervaart falen en mislukken als inspiratie Moeite De student geeft niet snel op

De student heeft een hoog uithoudingsvermogen De student is tevreden over behaalde successen Volharding De student bereikt zijn/haar gestelde doelen

De student kan inspelen op de meeste problemen die opduiken in zijn/haar leven

De student kan omgaan met onverwachte problemen

Doorzettings-vermogen

De student voelt zich zeker over zijn/haar vermogen om dingen te doen

MEETINSTRUMENTEN: observatielijst, vragenlijst met topics, self-efficacy test, blad met ‘smiley faces’ & logboek

68 EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN

Transfer Omschrijving: Transfer is het vermogen om kennis en vaardigheden die in één bepaalde context zijn verworven, te gebruiken in nieuwe contexten (Alexander & Murphy, 1999; Broudy, 1977; Byrnes, 1996 in Kneppers, 2007). Low-road integratie

Handelingen worden automatisch uitgevoerd (zonder veel nadenkwerk)

Handelingen worden spontaan uitgevoerd Aanbod van gevarieerde taken

High-road intergratie

Ontwikkeling van nieuwe kennis en vaardigheden door ervaring en reflectie

Koppeling aan bestaande concepten

‘Forward reaching’ (een abstractie wordt geleerd om toe te kunnen passen in andere contexten)

‘Backward reaching’ (terugzoeken in het geheugen naar eerder opgedane kennis om een huidig probleem op te lossen) Decontextualiseren, reconceptualiseren en recontextualiseren

Transforma-tieve integratie

Kritische reflectie

Tijd om perspectieven te overdenken en te herzien

Identiteitsontwikkeling (van beginner via gevorderde beginner, competent en ervaren beroepsbeoefenaar naar expert)

MEETINSTRUMENTEN: opdrachten, learner reports & logboek

EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN

Leerresultaten Omschrijving: Leerresultaten zijn aantoonbare bewijzen van de kennis en vaardigheden die een student heeft geleerd en dat de student het geleerde in concrete situaties en andere contexten kan toepassen.

(Vrij naar Gonzáles & Wagenaar, 2003 in Snijders, 2013) Domein-specifieke leerresultaten (‘Boekhouden 3’ ingericht naar de concept- contextbena-dering)

In groepsverband een conceptmap van het begrip ‘boekhoudkundig model’ ontwerpen

Kritische feedback geven op product en proces Kritisch reflecteren op toegepaste leeractiviteiten

Opdrachten presenteren volgens aangeleerde presentatie technieken en de beroepscompetenties van een leraar

Boekhoudkundige concepten verklaren vanuit opgedane kennis, vaardigheden en ervaringen uit contexten

In groepsverband een casus samenstellen Verbanden leggen en verschillen zoeken

In groepsverband een casus analyseren (tekstanalyse) Financiële gegevens ordenen

Een balans opstellen vanuit geordende financiële gegevens Uit een tekst (casus) de hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden

Permanentieberekeningen uitvoeren voor verschillende kostensoorten met toepassing van een tijdlijn

Kostprijzen (vaste verreken prijs) berekenen van verschillende goederen

Financiële documenten van elkaar onderscheiden en sorteren Een eigen ‘toepasselijke’ omschrijving (gebeurtenis) bedenken voor een financieel document

Financiële documenten in de juiste dagboeken verwerken

In groepsverband op een creatieve wijze een spel ontwerpen dat de stappen uit de boekhouding van een eenvoudige

handelsonderneming weergeeft

Kritische feedback op het ontworpen spel geven

MEETINSTRUMENTEN: opdrachten, learner reports & logboek Tabel 5.4 Operationalisering van het begrip ‘Transfer’

69

5.2 Typering van het onderzoek

In het interventieonderzoek zijn de typische belevingen, ervaringen en houdingen van de studenten beschreven. Verder worden ook typische gebeurtenissen beschreven en geïnterpreteerd en zijn kenmerken beschreven en verbanden gelegd tussen deze kenmerken.

Dit geeft weer dat het onderzoek kwalitatief beschrijvend van aard is. Bij kwalitatief onderzoek staan de beschrijving en interpretatie van de problemen in de onderzoekssituatie voorop. Hierbij gaat het vooral erom dat handelingen, gedragingen, uitspraken, emoties, ervaringen, meningen en opvattingen worden benoemd en geanalyseerd (Reulink & Lindeman, 2005). Om de kwalitatieve data vast te leggen is er gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethoden waarbij veelal dezelfde gegevens van de onderzoekseenheden worden verzameld (Baarda, de Goede & Teunissen, 2009 blz. 193). Baarda, de Goede & Teunissen (2009) noemen ook de directe waarneming als kenmerkend aspect van kwalitatief onderzoek. Hierbij wordt zoveel mogelijk getracht, door de onderzoeker, om de respondenten te onderzoeken in die onderzoekssituatie waarbij ze zichzelf zijn. In dergelijke onderzoekssituatie treedt de onderzoeker de respondenten zoveel mogelijk

onbevangen, onbevooroordeeld en acceptabel tegemoet. In dit interventieonderzoek zijn de

typische handelingen, gedragingen, uitspraken, emoties, ervaringen, meningen en opvattingen van de respondenten ook beschreven vanuit een directe waarneming. De onderzoeker was lijfelijk aanwezig in de onderzoekssituatie en heeft daarbij bewust op genoemde aspecten gelet bij de respondenten en deze vastgelegd ter analyse.

In document ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME (pagina 71-75)