5. Onderzoeksopzet
5.1 De onderzoeksvraag, deelvragen en de operationalisatie
Voor de beantwoording van de onderzoeksvraagstelling moeten eerst de complexe en/of abstracte eigenschapsbegrippen (variabelen) goed worden gedefinieerd en vervolgens geoperationaliseerd in een aantal indicatoren (Baarda & De Goede, 2006). In tabel 5.1 zijn de kernbegrippen uit het conceptueel model uit paragraaf 3.6 geoperationaliseerd. Onderin elke tabel worden de onderzoeksinstrumenten genoemd die worden ingezet om elke deelvraag te behandelen. Deze onderzoeksinstrumenten worden besproken in paragraaf 5.3.
De onderzoeksvraagstelling horende bij het interventieonderzoek luidt:
Is het mogelijk de module ‘Boekhouden 3’ volgens de concept-contextbenadering te ontwerpen die studenten door verhoogde self-efficacy beter voorbereidt op projectmatig werken en kan leiden tot verbetering van het leerresultaat van het boekhoudenproject?
Deelvraag 1.
“In welke mate bevordert de concept-contextbenadering het projectmatig werken bij de studenten tijdens de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’?”
66 EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN
Concept-contextbenadering Omschrijving: De wisselwerking tussen concepten en contexten, waarbij contexten betekenis geven aan concepten en concepten wendbaar toegepast worden in
verschillende
contexten (Bruning & Michels, 2013).
Concept-taken
Taken die aan een specifiek vak gebonden zijn
Taken waarbij het antwoord gekozen moet worden uit een aantal antwoordmogelijkheden (gesloten taken)
Er is maar één goede oplossing mogelijk Er is maar één goede uitkomst mogelijk
De studenten moeten individueel werken aan de taken Concepten worden afzonderlijk geleerd
Er wordt veel aandacht besteed aan het product De docent biedt sturing
Context-taken
Er wordt gewerkt met (actuele) levensechte (authentiek) aspecten uit de omgeving (maatschappij)
In de taken moet er een probleem worden opgelost
Taken waarbij het antwoord zelf geformuleerd moet worden (open taken)
De aanpak van de taak kan op meerdere manieren geschieden Er zijn meerdere oplossingen mogelijk
Studenten moeten bij het maken van de taken in groepsverband werken (Samenwerkend leren)
Taken waarmee studenten vakconcepten leren
Er worden vaardigheden geleerd om problemen op te kunnen lossen Er wordt meer aandacht besteed aan het proces en de vaardigheden Studenten zijn actief bezig
De student biedt sturing
MEETINSTRUMENTEN: observatielijst, opdrachten, learner reports & logboek
EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN
Projectmatig werken Omschrijving: een leerstrategie waarbij de studenten in een samen-werkingsverband zelfstandig en actief opzoek gaan naar oplossingen voor een probleem. (Block & Saveyn, 1995).
Zelfactiviteit Er wordt geleerd door zelfontdekking Leren door te doen
Actief bezig zijn
Doelgericht-heid
Doelen met betrekking tot kennisvermeerdering worden gericht nagestreefd
Doelen met betrekking tot de totale persoonlijkheidsontplooiing worden gericht nagestreefd
Vakken-integratie
Vakinhouden (concepten) uit verschillende modules komen aan de orde (vakoverschrijdend)
Er is een duidelijk verband tussen de verschillende vakken Ervarings-
en
maatschap- pijgericht-heid
Er is een duidelijke relatie tussen het projectonderwerp en de ervaringswereld van de studenten
Er is een duidelijke relatie tussen het projectonderwerp en de invloed op het leven in de directe omgeving
Er is een duidelijke relatie tussen het projectonderwerp en de samenleving in ruime zin
Groeps-activiteit
Er wordt in groepen gewerkt en de studenten leren van en met elkaar
Studenten tonen dat ze afhankelijk zijn van elkaar en weten dat hun succes van die afhankelijkheid afhangt
De studenten weten dat ze verantwoordelijk zijn voor zowel hun eigen inbreng als voor het eindresultaat van de groep
67
Deelvraag 2.
“In welke mate zijn de studenten tevreden over de aansluiting tussen de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject na toepassing van de concept-contextbenadering in de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’ (verhoogde
self-efficacy)?”
Deelvraag 3.
“In hoeverre heeft de toepassing van de concept-contextbenadering binnen de lessenserie geleid tot transfer en verbeterde leerresultaten bij de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject?”
De studenten zitten tegenover elkaar. En er sprake van ‘neus tegen neus, teen tegen teen’
Studenten vertrouwen elkaar
Studenten communiceren helder en duidelijk met elkaar Studenten accepteren en ondersteunen elkaar
Problemen worden effectief opgelost Aandacht voor het proces
Regelmatige tussentijdse evaluatie over behaalde doelen en bijdrage van elk groepslid
Studenten zijn zich bewust van hun eigen leerproces
MEETINSTRUMENTEN: observatielijst, opdrachten, learner reports & logboek
EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN
Self-efficacy Omschrijving: ‘Self-efficacy refers to students’ beliefs in their abilities to succeed academically in a specified domain or with a particular task’ (Murphy & Alexander, 2000 in Alexander, 2006 p. 159).
Initiatief nemen
De student zet zich in om ingewikkelde en moeilijke dingen uit te vinden
De student probeert nieuwe dingen uit De student gaat uitdagingen niet uit de weg Motivatie De student in enthousiast om te leren
De student weet om te gaan met eigen verwachtingen rondom falen of succes
Inspanning De student is ervan overtuigd dat zijn/haar plannen haalbaar zijn De student verandert niet gauw van gedachten (standvastig) De student pakt opdrachten meteen aan
De student ervaart falen en mislukken als inspiratie Moeite De student geeft niet snel op
De student heeft een hoog uithoudingsvermogen De student is tevreden over behaalde successen Volharding De student bereikt zijn/haar gestelde doelen
De student kan inspelen op de meeste problemen die opduiken in zijn/haar leven
De student kan omgaan met onverwachte problemen
Doorzettings-vermogen
De student voelt zich zeker over zijn/haar vermogen om dingen te doen
MEETINSTRUMENTEN: observatielijst, vragenlijst met topics, self-efficacy test, blad met ‘smiley faces’ & logboek
68 EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN
Transfer Omschrijving: Transfer is het vermogen om kennis en vaardigheden die in één bepaalde context zijn verworven, te gebruiken in nieuwe contexten (Alexander & Murphy, 1999; Broudy, 1977; Byrnes, 1996 in Kneppers, 2007). Low-road integratie
Handelingen worden automatisch uitgevoerd (zonder veel nadenkwerk)
Handelingen worden spontaan uitgevoerd Aanbod van gevarieerde taken
High-road intergratie
Ontwikkeling van nieuwe kennis en vaardigheden door ervaring en reflectie
Koppeling aan bestaande concepten
‘Forward reaching’ (een abstractie wordt geleerd om toe te kunnen passen in andere contexten)
‘Backward reaching’ (terugzoeken in het geheugen naar eerder opgedane kennis om een huidig probleem op te lossen) Decontextualiseren, reconceptualiseren en recontextualiseren
Transforma-tieve integratie
Kritische reflectie
Tijd om perspectieven te overdenken en te herzien
Identiteitsontwikkeling (van beginner via gevorderde beginner, competent en ervaren beroepsbeoefenaar naar expert)
MEETINSTRUMENTEN: opdrachten, learner reports & logboek
EIGENSCHAPSBEGRIP DIMENSIE INDICATOREN
Leerresultaten Omschrijving: Leerresultaten zijn aantoonbare bewijzen van de kennis en vaardigheden die een student heeft geleerd en dat de student het geleerde in concrete situaties en andere contexten kan toepassen.
(Vrij naar Gonzáles & Wagenaar, 2003 in Snijders, 2013) Domein-specifieke leerresultaten (‘Boekhouden 3’ ingericht naar de concept- contextbena-dering)
In groepsverband een conceptmap van het begrip ‘boekhoudkundig model’ ontwerpen
Kritische feedback geven op product en proces Kritisch reflecteren op toegepaste leeractiviteiten
Opdrachten presenteren volgens aangeleerde presentatie technieken en de beroepscompetenties van een leraar
Boekhoudkundige concepten verklaren vanuit opgedane kennis, vaardigheden en ervaringen uit contexten
In groepsverband een casus samenstellen Verbanden leggen en verschillen zoeken
In groepsverband een casus analyseren (tekstanalyse) Financiële gegevens ordenen
Een balans opstellen vanuit geordende financiële gegevens Uit een tekst (casus) de hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden
Permanentieberekeningen uitvoeren voor verschillende kostensoorten met toepassing van een tijdlijn
Kostprijzen (vaste verreken prijs) berekenen van verschillende goederen
Financiële documenten van elkaar onderscheiden en sorteren Een eigen ‘toepasselijke’ omschrijving (gebeurtenis) bedenken voor een financieel document
Financiële documenten in de juiste dagboeken verwerken
In groepsverband op een creatieve wijze een spel ontwerpen dat de stappen uit de boekhouding van een eenvoudige
handelsonderneming weergeeft
Kritische feedback op het ontworpen spel geven
MEETINSTRUMENTEN: opdrachten, learner reports & logboek Tabel 5.4 Operationalisering van het begrip ‘Transfer’
69
5.2 Typering van het onderzoek
In het interventieonderzoek zijn de typische belevingen, ervaringen en houdingen van de studenten beschreven. Verder worden ook typische gebeurtenissen beschreven en geïnterpreteerd en zijn kenmerken beschreven en verbanden gelegd tussen deze kenmerken.
Dit geeft weer dat het onderzoek kwalitatief beschrijvend van aard is. Bij kwalitatief onderzoek staan de beschrijving en interpretatie van de problemen in de onderzoekssituatie voorop. Hierbij gaat het vooral erom dat handelingen, gedragingen, uitspraken, emoties, ervaringen, meningen en opvattingen worden benoemd en geanalyseerd (Reulink & Lindeman, 2005). Om de kwalitatieve data vast te leggen is er gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethoden waarbij veelal dezelfde gegevens van de onderzoekseenheden worden verzameld (Baarda, de Goede & Teunissen, 2009 blz. 193). Baarda, de Goede & Teunissen (2009) noemen ook de directe waarneming als kenmerkend aspect van kwalitatief onderzoek. Hierbij wordt zoveel mogelijk getracht, door de onderzoeker, om de respondenten te onderzoeken in die onderzoekssituatie waarbij ze zichzelf zijn. In dergelijke onderzoekssituatie treedt de onderzoeker de respondenten zoveel mogelijk
onbevangen, onbevooroordeeld en acceptabel tegemoet. In dit interventieonderzoek zijn de
typische handelingen, gedragingen, uitspraken, emoties, ervaringen, meningen en opvattingen van de respondenten ook beschreven vanuit een directe waarneming. De onderzoeker was lijfelijk aanwezig in de onderzoekssituatie en heeft daarbij bewust op genoemde aspecten gelet bij de respondenten en deze vastgelegd ter analyse.