• No results found

In dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de deelvragen en vervolgens de onderzoeksvraagstelling. Hierbij wordt door beantwoording van de deelvragen en de onderzoeksvraagstelling nagegaan als de interventie effectief is geweest.

Deelvraag 1.

“In welke mate bevordert de concept-contextbenadering het projectmatig werken bij de studenten tijdens de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’?”

Het projectmatig werken kenmerkt zich door het actief samenwerken waarbij er gezocht wordt naar oplossingen voor een probleem uit de ervaringswereld van de studenten. Ook de vakkenintegratie staat bij projectmatig werken centraal (Block & Saveyn, 1995). Uit de onderzoeksresultaten kan onder andere worden vastgesteld dat de studenten geïntegreerd (vakoverschrijdend) hebben leren denken. Ondanks in de lessenserie de nadruk lag op het leren beheersen van (kern)boekhoudkundige concepten, zijn bewust ook kennis en vaardigheden uit verschillende vakken op een actieve wijze aan de orde gekomen. Hierbij gaat het om die specifieke concepten die relevant zijn voor het boekhoudenproject en ook projectonderwijs over het algemeen. De boekhoudkundige concepten omvatten zoveel mogelijk de kern van het boekhoudkundig vakgebied (Bruning & Michels, 2013). Ook kan geconcludeerd worden dat door de toepassing van de concept-contextbenadering belangrijke concepten, uit verschillende vakken, betekenis hebben gehad. Het betekenisvol leren heeft hiermee zijn intrede gedaan. Tijdens de lessenserie zijn er afwisselend contexten en concepten aangeboden waarbij de studenten op actieve wijze kennis en vaardigheden hebben opgedaan. Hierbij hebben de studenten regelmatig in groepsverband authentieke vraagstukken opgelost (vraagstukken die een levensecht probleem beschreven). Door toepassing van activerende didactische werkvormen in relatie tot de opdrachten met een authentiek karakter, zijn de studenten vertrouwd geraakt met die typische didactische vaardigheden die vereist zijn voor het doorlopen van projectgerichte vakken. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de studenten die de lessenserie hebben doorlopen zowel de module ‘Boekhouden 3’ als het boekhoudenproject succesvol hebben afgerond. Het blijkt dat de essentiële principes van projectonderwijs (Block de & Saveyn, 1995) in zekere mate invulling hebben gekregen in het boekhoudenproject met name: -

gerichtheid op zelfactiviteit, - doelgerichtheid, - gerichtheid op vakkenintegratie, - ervarings- en maatschappijgerichtheid en - gerichtheid op groepsactiviteit. De resultaten weergeven

ook dat de studenten hebben geleerd om hun eigen leerproces te sturen. Dit een belangrijk kenmerk voor projectonderwijs (Werkgroep Docenten Onderwijszaken/DOZ, 1998, p. 94).

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kan de eerste deelvraag als volgt worden beantwoord: de lessenserie, die naar de concept-contextbenadering is ingericht, sluit heel

91 goed aan op het projectmatig werken. Het blijkt dat concept-context ingerichte lessen het projectmatig denken en werken bij de studenten in hoge mate bevorderen.

Deelvraag 2.

“In welke mate zijn de studenten tevreden over de aansluiting tussen de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject na toepassing van de concept-contextbenadering in de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’ (verhoogde self-efficacy)?”

Bandura (1994) geeft aan dat het bij self-efficacy gaat om het geloof dat mensen hebben in zichzelf over het al dan niet instaat zijn controle uit te oefenen over hun eigen functioneren en over gebeurtenissen die hun leven beïnvloeden. Hierbij gaat het dus niet om hoe vaardig iemand is in een bepaalde taak maar om hoe vaardig die persoon zichzelf acht onder bepaalde omstandigheden (Bandura, 1998 in Gast, 2012). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de studenten die de naar context-contextbenadering lessenserie, horende bij de module ‘Boekhouden 3’, hebben doorlopen voldoende tevreden zijn om het boekhoudenproject aan te pakken. Aan het begin van de lessenserie waren enkele studenten een beetje sceptisch over de opzet van de module. Ze vroegen zich af ‘hoe de

lessenserie zou verlopen en vooral wat de toegevoegde waarde van de module, ingericht naar concept-contextmethode, zou zijn voor het boekhoudenproject dat in een volgende periode doorlopen zou worden’. Aan het eind van de lessenserie zijn er vragen gesteld aan de

studenten over hun tevredenheid en welke leerresultaten ze hebben behaald. Enkele opvallende uitspraken zijn: ‘ik dacht eerst van, wat wordt dit eigenlijk?’. ‘Maar naar gelang

de lessen vorderden snapte ik de opzet en had ik door dat we zowel theoretisch als praktisch bezig waren. Net als een toetsing om te zien als je de theorie hebt begrepen’. ‘bij dat gedeelte waar we zelf de les moesten geven heb ik nu door dat het meteen een oefening was voor ons als we naar de stage zullen gaan’. ‘de lessen waren spannend, je kan niet zeggen dat je zat te niksen. Iedereen was bezig’. De studenten zijn zich ervan bewust geworden dat de kennis,

vaardigheden (strategieën) en ervaringen die zijn opgedaan tijdens de context-conceptlessen relevant zijn voor het boekhoudenproject. Uit de typische waargenomen gedragingen en bevindingen van de studenten met betrekking tot self-efficacy kan geconcludeerd worden dat de studenten instaat zijn initiatieven te nemen bij het uitvoeren van projectopdrachten. Ze geven aan niet zo gauw op te geven tijdens projecten. Uit de resultaten van de self-efficacy test blijkt het gemiddelde (mean) van de schalen initiatieven durven nemen en inspanning/motivatie dicht bij de 5 ligt. Aan de hand hiervan kan geconcludeerd worden dat de self-efficacy bij de interventiegroep hoog is.

De self- efficacy blijkt niet verhoogd te zijn bij de studenten uit de controlegroep die geen ervaring hebben opgedaan van de concept-contextbenadering. Ondanks het feit dat men niet automatisch mag veronderstellen dat de self-efficacy bij studenten niet is verhoogd als blijkt dat de studenten aan het eind van een lessenserie geen enthousiaste houding vertonen, kan uit de onderzoeksresultaten toch voorzichtig worden geconcludeerd dat

92 deze groep studenten ontevreden is over de aansluiting tussen de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject. Terugverwijzend naar de conclusies uit het analyseonderzoek in paragraaf 2.4 vertonen ook nu genoemde studenten een ontevreden houding. Ze wisten niet precies welke leeractiviteiten te moesten inzetten bij het maken van de projectopdrachten wat heeft bijgedragen aan een stukje demotivatie en een onzeker gevoel over hun zelfeffectiviteit.

Hieruit kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de studenten uit de controlegroep niet instaat zullen zijn initiatief te nemen, zich in te spannen bij het uitvoeren van projectopdrachten en door te zetten bij tegenslagen. Dit gedrag geeft in zekere mate weer dat de self-efficacy bij deze studenten niet of niet voldoende is verhoogd. Wiggins & McTighe (2011) geven aan dat het noodzakelijk is dat de docent de studenten het belang van de leertaak of module in hun leerproces laat inzien voor het doen slagen van betekenisvol leren. Volman (2006) versterkt deze redenering door aan te geven dat het leren in contexten een positieve bijdrage levert aan de motivatie van studenten waardoor hun attitude ten opzichte van het vak verbetert en het leren verstrekt. Dit weergeeft de verhoging van self-efficacy bij het leren in contexten.

Uit bovenstaande redeneringen kan op deelvraag 2 worden aangegeven dat de studenten uit de interventiegroep een hoge mate van tevredenheid tonen over de aansluiting tussen de

module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject na toepassing van de concept-contextbenadering in de lessenserie van de module ‘Boekhouden 3’. Dit wijst op verhoogde

self-efficacy en weergeeft dat de studenten in zekere mate ‘geloven in hun eigen kunnen’ bij het uitvoeren van toekomstige projectopdrachten.

Deelvraag 3.

“In hoeverre heeft de toepassing van de concept-contextbenadering binnen de lessenserie geleid tot transfer en verbeterde leerresultaten bij de module ‘Boekhouden 3’ en het boekhoudenproject?”

Alle context(groeps)opdrachten uit de lessenserie vertoonden een verband met het boekhoudenproject. De opdrachten uit de lessenserie waren korte authentieke probleemoplossingstaken die een reflectie weergaven van de deelopdrachten uit het boekhoudenproject. Zo waren er bijvoorbeeld typische aspecten uit de contextopdrachten die ook bij het boekhoudenproject aan de orde komen zoals het lezen en analyseren van een casus, het verwerken van financiële documenten in dagboeken, het maken van kostprijsberekeningen, het maken van ‘permanentie’ berekeningen en het bepalen van resultaten. Hiernaast hebben de studenten vaardigheden ontwikkeld uit de lessenserie zoals het begrijpend lezen, het maken van basis berekeningen, het onderscheiden van hoofd- en bijzaken uit een tekst, ordenen en sorteren van documenten, bonnen, kwitanties, bankafschriften analyseren, communiceren, samenwerken, presenteren, een product

93 ontwerpen, feedback geven en reflecteren. Deze vaardigheden komen veelal terug tijdens het boekhoudenproject en ook bij andere project gerelateerde modules. Bij de concept ingerichte lessen werd de nadruk gelegd op de concepten die eerder in de context ingerichte lessen aan de orde zijn geweest. Uit de onderzoeksresultaten blijkt bijvoorbeeld dat de studenten een opgave met kernconcepten beter konden analyseren en hierdoor de opdracht beter konden begrijpen. Deze kernconcepten werden beter begrepen door de studenten nadat ze eerder in context aan de orde waren geweest. De studenten waren in

staat kennis en vaardigheden, die in de ene context zijn verworven, toe te passen in een andere context (leersituatie). Uit de resultaten blijkt ook dat studenten door het begrijpend

lezen en het analyseren van een tekst een probleemvraagstuk zonder moeite kunnen oplossen.

Bij het ontwerp van de afsluitende groepsopdracht (een spel) hebben studenten de juiste

kernconcepten en (basis)vaardigheden zoals samenwerkingsvaardigheden, creativiteit en kritische reflectie ingezet die ze eerder hebben aangeleerd of ervaren. Voor wat de

ontwikkeling van het denkvermogen bij de studenten betreft kan gezegd worden dat uit de type gestelde vragen tijdens de groepspresentaties opvalt dat er veelal vragen zijn gesteld op een hoger orde denkniveau. Dit geeft weer dat de studenten ertoe zijn geprikkeld meer inzichtelijke vragen te stellen in plaats van reproductieve vragen. Aan de andere kant kan ook gezegd worden dat de gestelde vragen de studenten ertoe stimuleert na te denken over de relaties tussen eerder verworven concepten.

Naast positieve resultaten tijdens de lessenserie hebben de studenten uit de interventiegroep ook hoge scores behaald bij het Boekhouden 3 tentamen. Alle boven genoemde argumenten geven aan dat er transfer van kennis, vaardigheden en ervaringen heeft plaats gevonden binnen de lessenserie van leersituatie naar leersituatie.

Uit een persoonlijk gesprek met de boekhoudenproject docent (april 2014) kan worden vastgesteld dat de toegepaste concept-contextbenadering de transfer van kennis,

vaardigheden en ervaringen uit de lessenserie naar het boekhoudenproject heeft doen bevorderen. Dit blijkt uit het feit dat de studenten bij het doorlopen van het

boekhoudenproject hebben geput uit de verschillende leerstrategieën die tijdens de lessenserie zijn toegepast.

Het is belangrijk op te merken dat de studenten uit de controlegroep voor zowel de module ‘Boekhouden 3’ als voor het boekhoudenproject gemiddeld lage resultaten hebben behaald ten opzichte van de studenten uit de interventiegroep. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er niet in voldoende mate transfer van kennis, vaardigheden en ervaringen uit de module

‘Boekhouden 3’ naar het boekhoudenproject heeft plaats gevonden bij de studenten uit de controlegroep. Bij deze groep studenten is in tegenstelling tot de interventiegroep geen sprake van identiteitsontwikkeling van beginner via gevorderde naar expert. Bij de studenten

uit de interventiegroep heeft zich in zekere mate een identiteitsontwikkeling plaats gevonden tijdens en na afloop van de lessenserie.

94 Uit observaties van dezelfde studenten uit de interventiegroep, tijdens een nieuwe projectgerichte module (Mini onderneming), is gebleken dat de studenten hun creativiteit wederom hebben ingezet bij het ontwerpen van een ‘eigen product’ (maart 2014). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de studenten in staat zijn het creatief denken opnieuw in te zetten in nieuwe leersituaties.

Uit de vastgestelde resultaten kan tot slot gezegd worden dat de studenten van de interventiegroep het boekhoudenproject goed hebben doorlopen doordat zij daadwerkelijk de juiste stappen (leeractiviteiten bij de uitvoer van boekhoudkundige processen) binnen de boekhouding hebben kunnen uitvoeren. Daar de studenten uit de interventiegroep zowel voor de opdrachten uit de lessenserie, voor het Boekhouden 3 tentamen als voor het boekhoudenproject hoge resultaten hebben behaald kan voor de beantwoording van deelvraag 3 uit bovenstaande conclusies worden gezegd dat het aanbieden van leerinhouden naar de concept-contextbenadering binnen de lessenserie wel heeft geleid tot transfer naar het boekhoudenproject. Door het plaatsvinden van transfer is het

leerresultaat van de studenten bij zowel de module ‘Boekhouden 3’ als het boekhoudenproject enorm verbeterd.

De onderzoeksvraagstelling horende bij het interventieonderzoek luidt:

Is het mogelijk de module ‘Boekhouden 3’ volgens de concept-contextbenadering te ontwerpen die studenten door verhoogde self-efficacy beter voorbereidt op projectmatig werken en kan leiden tot verbetering van het leerresultaat van het boekhoudenproject?

De interventie is een succes geweest. De studenten die de lessenserie hebben doorlopen voelen zich tevreden en voldoende toegerust om nieuwe projectopdrachten uit te voeren met behulp van de opgedane ervaringen, kennis en vaardigheden in de vorm van leerstrategieën. Er is tevens een verbeterd leerresultaat geconstateerd bij het boekhoudenproject. “Op basis van bovenstaande conclusies kan gesteld worden dat de naar

concept-contextbenadering ontworpen lessenserie positieve vruchten heeft afgeworpen. Door de concept-contextmethode is in zekere mate de ‘self-efficacy’ bij de studenten verhoogd en waren ze beter voorbereid op het projectmatig werken. Ook zijn de leerresultaten van de studenten uit de interventiegroep bij het boekhoudenproject verbeterd ten opzichte van de studenten uit de controlegroep. Al met al kan geconcludeerd worden dat de interventie effectief is geweest”.

95

In document ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME (pagina 96-101)