• No results found

De dalen zijn bedekt met koren

In document 1 GELIJK DE DAUW VAN HERMON (pagina 65-81)

"Het noorden en het zuiden, die hebt Gij geschapen, Thabor en Hormon juichen in Uw Naam. Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog" (Ps.

89). Terwijl het zuiden steeds meer in de greep van de eeuw van verval dreigde te geraken, keerde het tij in het noorden ten goede. In het zuiden was er sprake van achteruitgang van het geestelijk leven, terwijl de Hooglanden zich verheugden in een geestelijke opbloei. Toch waren in het zuiden hoopgevende kentekenen te zien. Een nabloei deed velen ontwaken uit een geest van diepe slaap en ingezonkenheid. Ook in de laaglanden kwamen de dorre beenderen tot leven! Het noorden en het zuiden juichten in de Naam van de Allerhoogste. De rechterhand des Heeren deed krachtige daden!

De Schotse laaglanden waren voor de Omwenteling in 1689 het bolwerk van de Covenanters. Na de komst van de Hollandse stadhouder, Willem van Oranje, ging het snel bergafwaarts. Het nieuwe geslacht van predikanten miste het geloof van de vorige generatie. Thomas Halyburton was van mening dat ook de Godzalige predikanten de kracht en mate van de bediening van de Covenanters misten. Het volk kwam in de ban van een lauwe godsdienstigheid. Een tijdgenoot stelde vast dat de jonge predikanten accurater en meer methodisch predikten, maar dat het "verre van de kracht en de werkzaamheid van de Geest en van de genade van God af was, die met het preken van toen gepaard gingen.”

Het middelpunt van de prediking was niet meer de rechtvaardiging van de goddeloze, maar de menselijke deugd kreeg nu de volle aandacht. Geen vrije genade, maar een nieuwe wet van gehoorzaamheid was nodig om zalig te worden. Vrije genade leidde immers tot antinominiaanse stellingen. De wet der deugd moest gepreekt worden en de werken van een deugdzaam leven worden ingeprent. De achttiende eeuw was de eeuw der verlichting. De scherpe kanten van de twisten van de vorige eeuw moesten verdwijnen. Men riep op tot moderatie, wat gematigdheid betekent. Deze verdraagzaamheid ging zelfs zover, dat Ariaanse dwalingen werden geduld. Het Arianisme, dat in Engeland een zekere aanhang had, besmette sommige leraars in Schotland. De nieuwe partij, die weldra een overheersende plaats ging innemen gedurende tal van jaren, wordt de partij van de moderaten genoemd. Ook in de Hooglanden komen wij deze vrijzinnige leraars tegen. Niet in de gebieden waar het evangelielicht is ontstoken, maar in de streken waar het volk nog in een volslagen duisternis verkeerde. Hun heerschappij duurde tot de bestemde tijd dat de genade in veler harten werd verheerlijkt. De moderaten deden niets liever dan de voortgang van het werk der Hervorming te verhinderen.

De jaren van 1730 tot omstreeks 1750 worden de jaren van de "revivals" genoemd.

Revival betekent letterlijk herleving.

In Wales en in Amerika openbaarden zich krachtige opwekkingen. De ontdekkende prediking van mannen als George Whitefield en Jonathan Edwards deed wonderen.

De stad Northampton in Amerika veranderde in het jaar 1735 in een plaats des gebeds.

Edwards, die hier predikant was, mocht geloven "dat meer dan 300 personen tot krachtdadige bekering waren gekomen.” George Whitefield bracht het Woord aan duizenden en zijn prediking droeg veel vrucht. Duizenden luisterden onder de open hemel naar zijn boodschap van verlossing en verzoening voor verloren zondaren. Op uitnodiging van de bekende leraars Ralph en Ebenezer Erskine bracht hij ook aan

Schotland een bezoek. De tweede maal dat hij naar het noorden ging, had een ongewone gebeurtenis in het dorpje Cambuslang bij Glasgow plaatsgevonden. De predikant, William MacCulloch, had aanvankelijk weinig vrucht op zijn werk. Hij smeekte de Heere, of de Geest in zijn gemeente mocht blazen. Door de berichten uit Amerika en Wales werd hij aangemoedigd om de noodzakelijkheid van de wedergeboorte in zijn preken alle nadruk te geven. In februari 1742 kwamen enigen onder een preek tot een diepe overtuiging van hun verloren staat. De begeerte naar de verkondiging nam steeds meer toe. Het volk vroeg om doordeweekse kerkdiensten en gebedssamenkomsten.

Omstreeks die tijd nodigde MacCulloch de Engelse Whitefield uit om in de velden rondom het dorp te preken. Het volk hing aan de lippen van de gezalfde voorganger die soms tot diep in de nacht sprak.

Op 11 mei vond de gebruikelijke Avondmaalsviering plaats. Het effect van deze dagen was zo groot dat in augustus een tweede viering werd gehouden. Het aantal tenten dat voor dit doel was opgezet bevatte een schare van 20.000 zielen. Whitefield verhaalt: "Nimmer zag ik een dergelijke algemene ontroering. Duizenden baadden zich in tranen, sommigen wrongen de handen, anderen vielen bijna in bezwijming, weer anderen schreeuwden vanwege een doorstoken Zaligmaker. Gehele nachten brachten sommige personen in het gebed tot God door. Het was als in de tijd van Josia toen het pascha werd aangericht.”

Volgens MacCulloch waren er "3000 deelnemers aan de bediening van het sacrament, maar nog meer opmerkenswaardig was de geestelijke heerlijkheid bij deze plechtigheid; ik bedoel de genadige en gevoelige tegenwoordigheid Gods. Niet weinigen werden ontwaakt door een gevoel van zonde en van hun verloren en verdorven staat zonder een Verlosser. Anderen werden van hun banden bevrijd en gebracht tot de heerlijke vrijheid van de kinderen Gods. Velen van Gods kinderen verklaarden dat het een zalige tijd was voor hun zielen, waarin zij met overvloed vervuld werden met de goedertierenheid Gods in Zijn instellingen en beweldadigd met blijdschap en vrede in het geloof.”

Het gezegende werk in Cambuslang breidde zich al gauw uit naar andere plaatsen. De predikant van Kilsyth, James Robe, was getuige geweest van wat er in Cambuslang was gebeurd. Hij arbeidde in gebed en smekingen om "dezelfde uitgieting van Gods genade" op zijn gemeente, waarin hij reeds 30 jaar zonder enige merkbare vrucht werkzaam was.

Op 16 mei 1742 preekte hij uit Gal. 4:19: "Mijn kinderkens die ik wederom arbeid te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.” Een buitengewone kracht van de Goddelijke Geest vergezelde het gepredikte woord. "Er ontstond een groot geween in de gemeente.” Velen kwamen tot overtuiging en tot waarachtige bekering. De er-varing van velen was: "Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog.” De aam des Heeren was geopenbaard in de zielen van vele godsdienstige mensen, die voordien geen geloof of waarde hechtten aan de waarheid van Gods Woord, "Wie heeft onze prediking geloofd ... ?" Het kruis van Christus was hun dwaasheid. Totdat het God behaagde om de arm van zijn almogendheid te openbaren om zielen te trekken uit de duisternis van hun ongeloof. "Uw hand is sterk;

Uw rechterhand is hoog!"

Ook John Porteous uit Kilmuir Easter bracht een bezoek aan Kilsyth. John Sutherland, de predikant van Golspie, bezocht een jaar later Cambuslang, toen hij op weg was naar de synode in Edinburgh. Beide leraars uit de Hooglanden waren verheugd bij het

aanschouwen van de wonderen des Allerhoogsten. De Heere had grote dingen gedaan, dies waren zij verblijd!

Een andere Hooglander, die kennis nam van het werk in Cambuslang was de Gaelic dichter Dugald Buchanan uit Ardoch in Perthshire. In zijn dagboek schreef hij: "In deze tijd hoorde ik geruchten over het werk van God in Cambuslang, als gevolg waarvan ik er naar toe ging. Ik werd buitengewoon vertroost, toen ik het volk hoorde spreken over hun bevindingen die zij elkaar verhaalden. Op zondag was een grote menigte samengekomen. Nooit zag ik zo'n verzameling van mensen. Whitefield preekte over Mattheus 14 en er was een ongewone beweging onder het volk. Maar hoewel ik grote bedreigingen tegen zondaren van allerlei soort hoorde uitspreken, was ik hierdoor in het minst niet bewogen. Ik zag dat, tenzij de Geest van God in mij werkt, ik buiten het bereik van de uitwerking van deze woorden ben. Met kracht kwam in mijn gemoed: "Zie ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts zo verneem ik Hem niet. Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet", (Job 23). Ik vertrok van deze plaats en verheugde mij, omdat de Heere het land had bezocht door een gewillig volk te maken op de dag Zijner heirkracht.

Toen ik thuiskwam en de woorden, die ik gehoord had, overdacht, kwamen deze woorden in mijn gemoed: "En zijt volmaakt in Hem", waardoor ik zag dat het door Christus was en in Hem alleen en niet in mijzelf dat ik volmaakt kan zijn en dat God Zijn volk aanziet in Christus om zonder vlek of rimpel te zijn. De Heere toonde mij ook iets van de volheid van Christus en de ledigheid van mijzelf en van al mijn plichten.”

Kort hierop werd Buchanan aangevallen over de echtheid van zijn geloof. Kwamen zijn bevindingen voort uit de algemene werkingen van Gods Geest en was zijn hoop op zand gegrond? Hij schreef: .”.. Ik vond een boek dat de leer van de rechtvaardigmaking behandelde en de onderscheidene gezichten welke personen van Christus hebben, wanneer zij met Hem ten leven en ter zaligheid worden verenigd. De schrijver merkte op "dat de eerste daden des geloofs in de ziel worden omschreven als het zien op Jezus, het komen tot Christus, het vluchten naar de vrijstad, het hopen op Zijn Naam als een sterke Toren, het bevelen van de geest in Zijn handen en het vertrouwen in Zijn Naam. Zodat de eerste daden des geloofs in de onderscheidene zielen in sommige opzichten verschillen. Sommigen hebben heldere gezichten van Christus en worden bekwaam gemaakt om sterker in Hem te geloven, terwijl anderen zwakker in het geloof zijn. En zoals de doodslager, die zich voor zijn leven haastte naar een van de vrijsteden, bevolen werd om naar de dichtstbijzijnde stad te gaan, zo is het de plicht en het voorrecht van zondaren, wanneer zij hun ellendige toestand waarnemen, om onmiddellijk tot Christus, de grote Zaligmaker, te vluchten en wel naar datgene in Hem, waarvan zij de helderste waarneming hebben en in dat opzicht hen het naastbijzijnd is. Ofschoon de onderscheidene daden des geloofs in Christus verschillen, komen zij in hoofdzaak met elkaar overeen, in zover dat het een Christus is in Wie zij geloven tot reiniging en leven. Zij vluchten allen naar Christus ter ontkoming en in Hem zijn zij in veiligheid. De Heere verlichtte mijn gemoed door middel van dit gedeelte, zodat ik verwaardigd werd om mijn misvatting in te zien ....”

Buchanan kreeg te verstaan dat de gangen om tot Christus te komen onderscheiden zijn, maar dat de zaak in wezen één is. Wat de geveinsde ook mag ervaren, hij zal nooit zover komen dat hij van zichzelf wordt afgebracht om als een verloren schepsel tot de ware Vrijstad der behoudenis te komen.

In de dagen van Buchanan had Schotland nog leraars die het snode van het kostelijke

wisten te onderscheiden. Het gekrookte riet wisten zij raad en troost te geven en de huichelaars bepaalden zij bij hun valse gronden voor de eeuwigheid. Ook in Cambuslang en Kilsyth werden mensen gevonden, die enige overtuiging hadden van hun zondige staat en zich voor een tijd verblijdden in het Woord van het evangelie.

Maar toch misten. zij de wortel der ,zaak, want het rechtvaardigend geloof was hun vreemd. Ook waren er zuigelingen in de genade geboren, die twijfelden aan de echtheid van hun staat en zich evenals de discipelen afvroegen: "Ben ik het Heere?"

Het kaf zal met onuitblusselijk vuur verbrand worden, wanneer de schoven van de oogst worden ingezameld, maar het gekrookte riet en de rokende vlaswiek zal Hij niet verbreken, noch uitblussen.

George Whitefield preekte op vele plaatsen in Schotland de boodschap van vergeving en verlossing door genade. De Hooglanden bezocht hij niet. Geen wonder, want deze berggebieden waren destijds erg afgelegen en moeilijk bereikbaar vanwege de bijna onbegaanbare wegen. Veelvuldige kontakten tussen het noorden en het zuiden bestonden dan ook niet. De aanleiding tot de opwekking in Cambuslang en Kilsyth was dan ook niet het geestelijke réveil rondom de oevers van de baai van Cromarty.

Trouwens het werk van de Geest in Rossshire was eerst meer vergelijkbaar met het suizen van een zachte stilte, dan met het ruisen van de Libanon. Het is opmerkelijk dat ten tijde van de revivals in het zuiden ook in het noorden het geluid als van een geweldig gedreven wind meer en meer hoorbaar werd. In sommige plaatsen ging de wind van de Geest krachtig waaien. Het gebed van Gods volk was: "Ontwaak, Noordenwind en kom, gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien.” De leraars uit Rossshire, die van de grote gebeurtenissen in het zuiden hoorden, smeekten de Geest van Boven om neer te dalen op de afgelegen bergen en dalen in het noorden. En hun gebeden werden verhoord. Toen de kracht van de beweging in het zuiden ras afnam, bereikte de uitwerking van het evangelie een bijzonder hoogtepunt in Rossshire. De nabloei zou zelfs langer aanhouden dan in de laaglanden ooit was voorgekomen!

Het dorpje Rosskeen, dat bij Kilmuir Easter ligt, had vanaf 1717 Daniël Beaton of Daniël Bethune als herder en leraar. Hij was de eerste presbyteriaanse predikant na de Omwenteling in 1689. Bij zijn komst trof hij de gemeente in een betreurenswaardige toestand aan. De zondagsontheiliging was haast algemeen; na de morgendienst was het de gewoonte om markt te houden op het kerkhof en de jeugd bracht die dag in ijdelheid door. Vanwege deze schrikkelijke ontheiliging van het Goddelijk gebod en de grote onwetendheid onder het volk, achtte Beaton het raadzaam om voorlopig geen Avondmaal te houden. Eerst vier jaar na zijn bevestiging richtte hij de Tafel des Heeren aan, waaraan 6 of 7 van zijn gemeenteleden deelnamen. Het was vanaf het begin zijn gewoonte om veel werk te maken van het huisbezoek. Niet een ouderling, want een kerkeraad had hij niet, maar de koster vergezelde hem dan. De laatstgenoemde kondigde vooraf het bezoek aan en had volmachten om, indien nodig, ernstige vermaningen uit te delen, hetwelk hij niet naliet, maar op de hem eigen manier in scherpe bewoordingen deed. De predikant was veel zachtmoediger, zodat wij kunnen zeggen, dat de koster de wet meer vertegenwoordigde dan het evangelie.

Samen hadden zij een schema van huisbezoek samengesteld. Bij hun eerste bezoek troffen zij alleen de vrouw aan. De koster vroeg haar eerst of zij de predikant herkende, waarop de vrouw ontkennend antwoordde. Hieruit maakte hij op dat zij nooit een voetstap in de kerk had gezet. Hij oordeelde op scherpe toon, dat zij wegens het verzuim van de genademiddelen tot de heidenen moest gerekend worden. De

vrouw beefde vanwege deze harde aanpak. De predikant kwam tussenbeide en verzekerde de vrouw dat zij hem de volgende keer zeker zou herkennen. Voordat de leraar en zijn "knecht" afscheid namen, zag de koster enkele stukken kool in de kamer liggen. Hij vroeg de vrouw, wanneer zij deze uit de tuin had gehaald. Dat bleek op zondag geweest te zijn. Hierop kende zijn toorn geen grenzen meer en barstte hij het uit in een vloed van verontwaardiging. Weer moest Beaton tussenbeide komen om de boze man aan het verstand te brengen dat de vrouw niet wist wat zij gedaan had. Door deze zachtmoedige benadering kreeg de vrouw achting voor de leraar en voelde zij zelfs dat haar gedragingen niet goed waren. Plotseling kwam haar man thuis van een reis. De koster wilde weten waar hij vandaan kwam. Hij bleek op zondag op de markt in Tain geweest te zijn. Weer werd de kerkdienaar woedend en bestrafte hij de man vanwege zijn openlijke schending van het sabbatgebod. De predikant trad weer als vrederechter op, niet om het gedrag van de man goed te keuren, maar om hem te ontdekken aan zijn grote onwetendheid en onbekendheid met God en Zijn geboden.

Hij probeerde hem uit liefde te trekken en niet op een afstotende wijze. Deze manier van benaderen had het gewenste resultaat, want beiden, man en vrouw, zagen in dat zij tot oneer van God leefden. Zij beloofden met hun zondige gewoonten te breken en gingen voortaan op onder de verkondiging van Gods Woord.

Een andere keer ging de predikant niet op huisbezoek, maar trad hij een bierhuis binnen. De Hooglanders stonden bekend vanwege hun slechte drinkgewoonten en velen gaven zich over aan dronkenschap met alle gevolgen van dien. Beaton nodigde enkele omstanders uit om met hem te drinken. Begrijpelijk waren deze zeer verbaasd, want de predikant was doorgaans een ernstige bestraffer van het drankmisbruik. Hij bleek nu een aangename metgezel te zijn, die liet gesprek goed op gang wist te brengen. Tenslotte vroeg hij, of zij het op prijs stelden dat hij een interessante geschiedenis voorlas. Het ging over Jozef en de slechte behandeling die hij van zijn broeders ontving. Verder dat zij hem als slaaf verkochten en wat hij in Egypte meemaakte. Ook toen hij onderkoning was geworden en Beaton verhaalde voor zijn aandachtig gehoor van Jozefs beker in de zak van Benjamin en het gevaar dat nu groot was, dat Benjamin niet meer naar zijn oude vader mocht terugkeren. Toen de onwetende mannen dat hoorden, barstte één van hen in tranen uit, waarbij hij uitriep:

"Wat moet er nu van de oude man terechtkomen, wanneer hij van zijn jongen beroofd is; hij zal hier zeker niet overheen komen.” De mannen bleken nog nooit van die geschiedenis te hebben gehoord. Beaton nam de gelegenheid waar om Jozef als type van Christus te verklaren en bracht zo een ernstige predicatie in het drinkhuis, welke zo'n uitwerking had dat alle mannen besloten om voortaan naar de kerk te gaan. Hun harten waren diep getroffen door het onderwijs dat zij die dag in het bierhuis ontvingen.

De invloed van het optreden van Beaton was groot. De zondagsrust :n het vredige dorp werd niet langer verstoord door markten en sportbeoefening, maar het volk ging nu op onder de bediening van hun leraar, die hun het evangelie naar de Schriften verkondigde. Hardnekkige zondaren werden aan de voet van het Kruis gebracht om de deugden te verkondigen van Hem, Die hen geroepen had uit de duisternis van hun zonden tot Gods wonderbaar licht. In de jaren 1742 en 1743, toen het opmerkelijke werk in Cambuslang en Kilsyth in volle gang was, brak een wonderlijke tijd voor Rosskeen aan. De jaren die voorafgingen waren niet erg vruchtbaar, in de zin dat velen tot het geloof kwamen. Er was wel een uitwendige verandering merkbaar, maar

De invloed van het optreden van Beaton was groot. De zondagsrust :n het vredige dorp werd niet langer verstoord door markten en sportbeoefening, maar het volk ging nu op onder de bediening van hun leraar, die hun het evangelie naar de Schriften verkondigde. Hardnekkige zondaren werden aan de voet van het Kruis gebracht om de deugden te verkondigen van Hem, Die hen geroepen had uit de duisternis van hun zonden tot Gods wonderbaar licht. In de jaren 1742 en 1743, toen het opmerkelijke werk in Cambuslang en Kilsyth in volle gang was, brak een wonderlijke tijd voor Rosskeen aan. De jaren die voorafgingen waren niet erg vruchtbaar, in de zin dat velen tot het geloof kwamen. Er was wel een uitwendige verandering merkbaar, maar

In document 1 GELIJK DE DAUW VAN HERMON (pagina 65-81)