• No results found

Hoofdstuk 5: Conclusie en aanbevelingen

5.1 Conclusies

5.1.1 Deelvraag 1: Op welke wijze zetten de ambulant hulpverleners, werkzaam binnen organisatie X, momenteel blended hulpverlening in tijdens het hulpverlenerstraject van cliënten?

Uit de probleemstelling blijkt dat voor organisatie X onduidelijk is op welke wijze ambulant

hulpverleners blended hulpverlening momenteel inzetten. Uit de resultaten komt naar voren dat de inzet van blended hulpverlening momenteel in verschillende frequenties, met verschillende

hulpmiddelen en in verschillende vormen wordt toegepast. Er is veel gebruik van de interactieve- en passieve vorm en het is de actieve vorm van blended hulpverlening welke nog meer aandacht behoeft. Wat betreft de afstemming van de doelgroep van blended hulpverlening blijken de ambulant hulpverleners niet duidelijk op één lijn te liggen en ontbreekt een gezamenlijke mening bij de

uitvoering ervan. Uit de resultaten blijkt dat blended hulpverlening grotendeels wordt ingezet om af te stemmen op de behoeften, toekomst en inhoud. Daarentegen wordt door sommige respondenten alleen gesproken over het verminderen van de werkdruk. Onderzoek van Van Zeeland (2015) geeft aan dat de angst onder hulpverleners bestaat dat de werkdruk toeneemt, gezien zij 24/7 bereikbaar moeten zijn. Dit wordt door hulpverleners van dit onderzoek dus niet bevestigd. De inhoudelijke afstemming tijdens het gebruik van blended hulpverlening wordt door de hulpverleners samen met de cliënt vormgegeven. Onderzoek van Wentzel et al. (2016) bevestigd dat een evenwichtige ‘blend’

gevormd en afgestemd wordt met de cliënt en niet bestaat uit een standaardverhouding. Als het gaat om gesprekstechnieken, zetten hulpverleners online dezelfde gesprekstechnieken in als bij face-to-face contact. Bij online hulpverlening ligt de nadruk echter meer op het samenvatten, intensief luisteren en checken van interpretaties. De hulpverleners zitten op één lijn als het gaat over de inzet van synchrone en asynchrone communicatie. Daarnaast blijkt dat de Coronacrisis met zijn beperkte keuzemogelijkheden van de hulpverlening en het opdoen van ervaringen leiden tot meer inzet van blended hulpverlening.

5.1.2 Deelvraag 2: Welke belemmerende en bevorderende factoren spelen volgens de ambulant hulpverleners van organisatie X een rol ten aanzien van het inzetten van blended hulpverlening tijdens het hulpverlenerstraject van cliënten?

Uit de probleemstelling blijkt dat voor organisatie X onduidelijk is welke factoren van invloed zijn op het inzetten van blended hulpverlening. Uit de resultaten blijkt dat de ambulant hulpverleners

verschillende bevorderende en belemmerende factoren zien die hier een rol bij spelen. De meeste

bevorderende factoren op het gebied van intensiviteit, responsiviteit, verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en de verscheidenheid aan soorten opdrachten, informatie en psycho-educatie.

Onderzoek van Bocklandt (2017) bevestigt dat online informatie- en opdrachten zorgen voor meer betrokkenheid, activering en inzet van de eigen kracht van de cliënt in zijn hulpverlenersproces. Bij de praktische factoren springt het verminderen van de reistijd sterk naar voren en bij de cliëntafhankelijke factoren gaat het vooral om het aansluiten bij de huidige tijdsgeest. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat beeldbellen ten opzichte van het reguliere bellen een expliciete bevorderende factor is voor hulpverleners.

Uit de resultaten blijkt dat de belemmerende factoren die een rol spelen bij het inzetten van blended hulpverlening, veelal bestaan uit praktische-, inhoudelijke- en hulpverlener afhankelijke factoren. De cliëntafhankelijke factoren blijken in mindere mate aanwezig. Bij de praktische factoren blijken drempels aanwezig rondom de technologie, gebruiksvriendelijkheid en de inhoud van de beveiligde omgeving. De inhoudelijke factoren gaan veelal over de kanalenreductie, zoals het missen van non-verbale signalen en van omgevingssignalen. Het verwerken van emoties in emoticons blijkt lastig en nauwelijks toegepast te worden, terwijl uit onderzoek van Schalken et al. (2013) blijkt dat het gebruik van emoticons de non-verbale signalen deels kan vervangen. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de fase van het traject belangrijk is, gezien hulpverleners de kennismakingsfase niet via online hulpverlening willen laten verlopen. Tot slot de hulpverlener afhankelijke factoren, waarbij de onbekendheid van de online wereld, het ontbreken van kennis en het missen van ervaring met blended hulpverlening een grote rol spelen bij de inzet van blended hulpverlening.

Opvallend is dat enerzijds meer eigen regie voor de cliënt als bevorderende factor wordt gezien, terwijl anderzijds het minder invloed hebben als hulpverlener als belemmerende factor wordt gezien. Ook is opvallend dat de transparantie maar door één hulpverlener genoemd wordt, terwijl uit onderzoek van Schalken et al. (2013) blijkt dat dit voor veel hulpverleners een grote uitdaging is. Concluderend zien de ambulant hulpverleners veel bevorderende factoren, maar nog meer belemmerende factoren, welke momenteel nog vaak de overhand nemen ten aanzien van het inzetten van blended hulpverlening.

5.1.3 Deelvraag 3: Wat hebben de ambulant hulpverleners, werkzaam binnen organisatie X, nodig om blended hulpverlening in te zetten tijdens het hulpverlenerstraject van cliënten?

Uit de probleemstelling blijkt dat voor organisatie X onduidelijk is welke benodigdheden ambulant hulpverleners hebben ten aanzien van het inzetten van blended hulpverlening. Uit de resultaten komt naar voren dat de ambulant hulpverleners van de organisatie meer duidelijkheid nodig hebben wat betreft de afstemming van blended hulpverlening. Hulpverleners willen een duidelijke organisatie brede implementatie, waarbij blended hulpverlening een vast onderdeel van de hulpverlening wordt, waarna hier ook prioriteit aan behouden blijft. Hulpverleners willen gefaciliteerd worden in werkend materiaal en willen dat de veiligheid van cliënten en hulpverleners goed gewaarborgd is. Wat betreft de beveiligde omgeving hebben zij behoefte aan een gebruiksvriendelijkere omgeving voor de cliënt en hulpverlener. Daarbij hoort een actuele omgeving met voldoende keuzemogelijkheden.

Uit de resultaten blijkt tevens dat hulpverleners begeleiding en ondersteuning nodig hebben in de vorm van persoonlijke begeleiding, een aanspreekpunt voor ondersteuning, inhoudelijke bespreking en kennis van actuele ontwikkelingen. Specifiek willen zij over meer kennis en vaardigheden beschikken die gaan over de inzet van blended hulpverlening en het functioneren van digitale middelen in de praktijk. Onderzoek van Van Zeeland (2015) bevestigd dat blended hulpverlening om andere vaardigheden en digitale kennis vraagt van professionals. Tijd krijgen om te oefenen blijkt hierin voor de hulpverleners belangrijk om de vertaalslag naar de praktijk te maken. Daarnaast zien zij graag dat ervaringen en weerstand geëvalueerd worden.

Deze benodigdheden van ambulant hulpverleners spelen in op het doen afnemen van de weerstandskracht, wat volgens de theorie van Brinkman (2009) meer effect heeft dan het doen toenemen van veranderingskrachten. Uit de resultaten blijkt ook dat de ambulant hulpverleners eigen benodigdheden hebben om blended hulpverlening in te zetten in de vorm van drijfveren vinden en meer eigen initiatief tonen.

De competenties die ambulant hulpverleners nodig vinden om blended hulpverlening in te zetten zijn:

computervaardigheden, kennis van de mogelijkheden van digitale middelen, de juiste

gesprekstechnieken in kunnen zetten en een positieve basishouding hebben ten opzichte van blended hulpverlening. De competenties die hulpverleners momenteel missen, maar wel nodig achten zijn:

ICT-kennis en vaardigheden, kennis over het functioneren van digitale middelen en ervaring. Middels de digitalisering zal de professional hier vakbekwaam in moeten zijn om cliënten optimaal te kunnen ondersteunen (Hartman- van der Laan, 2019).

5.1.4 Hoofdvraag: Hoe kan organisatie X bijdragen aan de toepassing van blended

hulpverlening door ambulant hulpverleners in het hulpverlenerstraject van cliënten, zodat de blended hulpverlening doelbewust aansluit bij de beleefwereld van cliënten?

Geconcludeerd kan worden op basis van de resultaten en de antwoorden op de deelvragen dat organisatie X kan bijdragen aan de toepassing van blended hulpverlening door hulpverleners

ondersteuning te bieden bij het toepassen van de actieve hulpvorm van blended hulpverlening. Dit kan middels het aanvullen en op orde houden van de bibliotheek. De ambulant hulpverleners hebben behoefte aan duidelijke kaders en sturing rondom blended hulpverlening, om doelbewust aan te kunnen sluiten bij de beleefwereld van cliënt. Denk hierbij aan de afstemming van de doelgroep en in welke frequentie blended hulpverlening toegepast dient te worden. Daarnaast hebben de

hulpverleners meer kennis, vaardigheden, begeleiding en ondersteuning nodig van de organisatie om blended hulpverlening doelbewust in te kunnen zetten tijdens de begeleiding van cliënten. Tot slot kan organisatie X bijdragen aan de toepassing van blended hulpverlening door het faciliteren in materiaal, een werkgroep en een gebruiksvriendelijke beveiligde omgeving. Middels bovenstaande factoren kan organisatie X zorgen voor een afname van belemmerende factoren, welke voor ambulant

hulpverleners van invloed zijn op de toepassing van blended hulpverlening.