• No results found

De buurtfunctie van basisscholen een beschrijving in vier cases

In document Maatschappelijk vastgoed in verandering (pagina 128-131)

5 Vier basisscholen in hun buurt

5.1 De buurtfunctie van basisscholen een beschrijving in vier cases

In een viertal cases hebben we onderzoek gedaan naar basisscholen in hun lokale context. Welke buurtfunctie hebben deze scholen? Welke rol speelt deze in de vastgoedbeslissingen van belanghebbenden? Welke kansen en bedreigen vormen de beleidshervormingen voor de buurtfunctie in basisscholen? De cases zijn gesitueerd in verschillende gebieden. Er zijn twee stedelijke gebieden in de Randstad, maar met een relatief hoge en relatief lage ruimtelijke druk (Amsterdam en Rotterdam), en twee kleine kernen, één in een echt krimpgebied (de gemeente Borger-Odoorn in Drenthe) en één in een gebied met hogere druk, namelijk het Groene Hart (gemeente Alphen a/d Rijn). We vatten de bevindingen samen, voordat we de individuele cases beschrijven.

De buurtfunctie van scholen

In alle cases hebben de schoolgebouwen nog steeds een buurtfunctie. Deze ligt voor de ver- schillende cases in heel vergelijkbare zaken, vooral in de ontmoeting rond primaire dienst (het onderwijs) en soms ook de aanverwante dienstverlening, als er buitenschoolse opvang of crèches in het gebouw gehuisvest zijn. Sectorvreemde dienstverlening komt maar inciden- teel voor. Het gaat dan om groepen mensen of instanties (kaartclub, yoga) die een persoon- lijke connectie hebben met de school en het gebouw om niet mogen gebruiken. Commerciële verhuur voor sectorvreemde diensten komt in de onderzochte cases vrijwel niet voor, onder andere omdat het gebruik van het schoolgebouw tijdens maar ook na lesuren praktische pro- blemen oplevert. De schoolgebouwen zijn moeilijk te compartimenteren en er is geen 24- uurs bezetting. In sommige scholen met een lage bezetting worden lokalen gebruikt door na- burige scholen.

De sociale context van scholen is anders dan die van verzorgingshuizen. Kinderen zijn natuurlijke verbinders. Hun onderlinge interactie, zoals het samen spelen, zorgt ervoor dat ouders en andere begeleiders met elkaar in gesprek komen. Dit wil niet zeggen dat dit ook altijd gebeurt. Contacten van ouders bestaan enerzijds uit ‘bonding’, bijvoorbeeld bij het ophalen van elkaars kinderen of uitwisselen van informatie, maar ook uit ‘bridging’, bij nieuwe vriendjes of het assisteren bij activiteiten in de klas.

Belangrijkste ontmoetingsruimtes zijn meestal de centrale hal, de entreepartijen en het schoolplein. In deze ‘publieke ruimtes’ van het gebouw vinden de meeste ‘bridging’-ont- moetingen plaats. De aanwezigheid van goed geplaatst zitmeubilair, aangename plekken ter- zijde van de looproutes en beschutte speelplekjes, faciliteren deze ontmoetingen. Daarnaast vinden ook ‘bonding’-ontmoetingen plaats. Deze worden vooral gefaciliteerd door de speciale ouderkamers, die op de twee scholen in Rotterdam en Amsterdam aanwezig zijn. Deze wor- den gebruikt door een beperkt aantal groepen, die elkaar steunen met praktische zaken zo- als kinderopvang of het invullen van formulieren. De onderzochte scholen in het landelijk gebied hebben geen ouderkamer.

In de cases lijkt het al dan niet ontstaan van ontmoetingen onder meer te zijn gere- lateerd aan de homogeniteit van de populatie. In onze cases hebben stad en land een duide- lijk verschil in populatie: de scholen in de stad lieten een zeer gemengde populatie zien met meerdere nationaliteiten, waarbij ontmoeting als heel belangrijk werd gezien. De scholen in de dorpen hadden een veel homogener populatie, met een beperkt aantal groepen die veelal georganiseerd waren langs de confessionele of lokale lijnen (uit het dorp of ‘import’). In deze cases wordt de school minder belangrijk gevonden als ontmoetingsplek in het dorp, omdat men hechtere structuren heeft (kerk, sportclub etcetera.) waar men elkaar al ontmoet. Ook het ‘regime’ dat de school hanteert hoe vrij de ouders zich mogen bewegen in het schoolge- bouw, draagt al dan niet bij aan de ontmoetingsfunctie.

In sommige gevallen heeft de school ook een communicatiefunctie. In Rotterdam za- gen we bijvoorbeeld dat de politie en de gemeente er voorlichtingsavonden voor de buurt ga- ven.

De basisscholen zijn onderdeel van een groter netwerk van functies in de buurt. De primaire dienst (het onderwijs) wordt regelmatig verlegd naar andere delen van de buurt door het gebruik van bibliotheken, zwembaden, gymzalen en speeltuinen.

Buurtfunctie en vastgoedbeslissingen

De aanwezige buurtfunctie speelt vooral in de cases in landelijk gebied een rol in de locatie- beslissingen van gemeenten en schoolbesturen. Het gaat dan het om het behoud van leef- baarheid: niet alleen in een kleine kern waar de laatste school wordt behouden, maar ook in het geval er scholen moeten worden opgeheven. Dan gaat het om het behoud van leefbaar- heid in groter gebied door concentratie van de schoolgebouwen in combinatie met andere functies in een grotere, centrale kern. In de stedelijke cases is de buurtfunctie - die wel de- gelijk aanwezig is - minder belangrijk als het gaat om locatiebeslissingen.

Ook in beslissingen aangaande het gebruik van het vastgoed is de rol van de buurt- functie in de cases niet nadrukkelijk aanwezig. Schoolbesturen lijken eerder aan te sturen op IKC's, waar de nadruk meer ligt op de (toekomstige) eigen leerlingen, dan op het aanbod voor de buurt. Combinatie met sectorvreemde dienstverlening om daarmee het voorzienin- genaanbod te vergroten wordt behalve in de krimp-case study niet als een taak van het schoolbestuur gezien, en het enthousiasme voor de MFA als specifieke vorm daarvan is vaak beperkt (zie bijvoorbeeld Rekenkamer Rotterdam 2013). Dat betekent niet dat er helemaal geen sprake is van verhuur of medegebruik in de schoollokalen. Ruimtes worden tijdelijk ‘uit- geleend’ aan bijvoorbeeld een yogastudio of in gebruik genomen als extra knutsellokaal. Er ontstaat hier op kleine schaal sectorvreemde dienstverlening. Overigens laat de krimp-case study zien dat het niet vanzelfsprekend is dat hiervoor gegadigden (huurders) voor te vinden zijn.

Kansen en bedreigingen als gevolg van beleidshervormingen

De beweging richting vraagvolgende bekostiging is in de sector primair onderwijs tot nu toe nog heel voorzichtig, met het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor buitenonder- houd naar de schoolbesturen. Er is echter wel een discussie om meer in die richting te gaan. Uiteindelijk zal dat een incentive zijn om het gebouw efficiënter te gebruiken. Dit versterkt nog verder de reeds aanwezige effecten van demografische ontgroening: vestigingen zullen verdwijnen, en in sommige gevallen gaat het dan om de laatste vestiging in een buurt of een dorpskern. De buurtfunctie van scholen, die vooral bestaat uit de ontmoetingsfunctie tussen ouders van schoolgaande kinderen, is dan verdwenen. Anderzijds kan het betekenen dat – zoals in onze krimp-cases - partijen juist meer aandacht hebben voor de buurtfunctie van het gebouw op de overblijvende, geconcentreerde locaties. De school wordt een belangrijk in- strument om de leefbaarheid op peil te houden, door haar met andere voorzieningen te com- bineren.

Een eventuele, toekomstige trend richting meer vraagvolgende bekostiging zou - los van het aantal vestigingen - de buurtfunctie van schoolgebouwen minder aantasten dan in

de ouderenzorg, omdat deze buurtfunctie meer dan bij ouderenzorg ligt in de ontmoetings- functie rond het primaire proces van dienstverlening, waarvoor het budget zal blijven be- staan.

In document Maatschappelijk vastgoed in verandering (pagina 128-131)