• No results found

Bronmaatregelen uit landelijk beleid

In document Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam (pagina 95-99)

Overzicht luchtkwaliteit NO 2 (2004) Geen maatregelen

Actie 13 Herinrichting Jan van Galenstraat voor betere doorstroming (uitgevoerd)

5 Algemene maatregelen

5.1.1 Bronmaatregelen uit landelijk beleid

Bronmaatregelen zijn de meest fundamentele maatregelen die in het kader van de bestrijding van luchtverontreiniging genomen kunnen worden. Bronmaatregelen hebben vooral te maken met de techniek van de vervoermiddelen. Uitgangspunt bij deze maatregelen is dat er niet veel veranderd aan het patroon van de mobiliteit, maar dat de schadelijke effecten wel worden teruggedrongen. Veel van deze maatregelen liggen buiten het bereik van de gemeentelijke overheid.

In het Nationaal Luchtkwaliteitplan 2004 worden een aantal bronmaatregelen voorgesteld. Deze maatregelen hebben veelal betrekking op de eisen die aan de diverse technieken worden gesteld. Naast de acties wordt in het Nationaal Luchtkwaliteitplan 2004 ook gerefereerd aan de zaken die juridisch reeds vastliggen en derhalve (vooralsnog) niet voor 2010 kunnen worden aangescherpt. Vastgestelde maatregelen om de

Tabel 8 Voorgestelde bronmaatregelen uit Nationaal Luchtkwaliteitplan 2004

Type verkeer Maatregel Verwachte

emissiereductie in 2010

• Fiscale stimulering van roetfilters bij

dieselpersonenauto’s vanaf 2005 (via de aankoopbelasting).

0,1 kiloton Personenauto’s

• Stimulering van dieselpersonenauto’s die

vervroegd voldoen aan de Euro-5 norm

voor NOx en/of voor fijn stof, zodra dit

zinvol is en past binnen EU-kaders

Bestelauto’s • Schrappen grijs kenteken voor particulier

gebruik

0,02 kiloton

Vrachtauto’s en

bussen • Fiscale stimulering van de vervroegde introductie van schonere vrachtwagens

en bussen (Euro-4 en Euro-5) via de Milieu-investeringaftrek

0,1 kiloton

Binnenvaart • Subsidieregeling voor schonere motoren

voor de binnenvaart

Onzeker i.v.m. vormgeving subsidieregeling

EU regelgeving belemmert effectieve financiële stimulering van roetfilters bij vrachtauto’s en bussen (zowel voor nieuwe als bestaande voertuigen) en van schonere motoren voor binnenvaartschepen. Het milieusteunkader van de EU staat slechts vergoeding toe van 30 – 40% van de kosten. Dit is voor het merendeel van de voertuigeigenaren onvoldoende om tot de inbouw van filters over te doen gaan. Hetzelfde gaat op voor stimulering van schonere motoren van binnenvaartschepen.

Naast nationaal beleid is aanscherping van de internationale normstelling voor de

emissies van motoren, zowel in EU-verband (wegverkeer) als in wereldwijde kaders zoals IMO (International Maritime Organisation) en ICAO (International Civil Aviation

Organisation), een essentieel onderdeel van het generieke bestrijdingsbeleid voor fijn stof. In de Milieuraad van oktober 2004 heeft Nederland een discussienotitie ingebracht met voorstellen voor aanscherping van de milieueisen aan auto’s, waaronder die voor fijn stof. Er is inmiddels draagvlak voor een scherpe Euro-5-norm voor de uitstoot van fijn stof door personenauto’s, die leidt tot toepassing van roetfilters in alle nieuwe dieselauto’s vanaf 2009 of 2010

In de beleidsnota Verkeersemissies is aangegeven welke acties Nederland in internationaal kader zal ondernemen (zie Tabel 9). Kanttekening hierbij is dat in de periode tot 2010 de internationale emissienormstelling voor motoren al vrijwel geheel is vastgelegd. Aanscherping van dit beleid kan dus niet meer bijdragen aan verbetering van de luchtkwaliteit op korte termijn. Voor de periode na 2010 moet dergelijke aanscherping van de internationale normstelling wel de belangrijkste bijdrage leveren.

Tabel 9 Inzet Rijksoverheid aanpassing Europese regelgeving

Type verkeer

Maatregel/actie

Wegverkeer Nederland zal in de EU pleiten voor een forse aanscherpingen van de fijn stof

norm van personenauto’s (dieselauto’s) en bestelauto’s (Euro-5 in 2010 en Euro- 6 in 2015).

Nederland zal in de EU pleiten voor een forse aanscherping van de fijn stof norm

voor vrachtauto’s en bussen (Euro-6 in 2012)

Scheepvaart Nederland pleit ervoor (in kader EU en CCR – Centrale Commissie voor de

Rijnvaart) dat zo snel als redelijkerwijs mogelijk de normen voor

binnenvaartmotoren worden aangescherpt tot het niveau van de scherpste normen voor vrachtauto’s en mobiele werktuigen, en dat de brandstof in internationaal kader schoner wordt

Nederland steunt voorstellen van de Europese Commissie voor verlaging van het

zwavelgehalte van brandstoffen in de zeescheepvaart. Nederland steunt het verzoek van de lidstaten aan de Europese Commissie om in 2006 met

voorstellen te komen voor EU-maatregelen voor NOx als IMO (International

Maritime Organisation) geen voorstellen doet voor aanscherping in het kader van MARPOL Annex VI

Het kabinet zal zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer voorstellen het VN-

verdrag voor vermindering van luchtverontreiniging door de zeescheepvaart (MARPOL Annex VI) uit 1997 te ratificeren

Zodra MARPOL Annex VI van kracht is, zal Nederland in VN-verband (IMO)

pleiten voor aanscherping van NOx-normen voor motoren van zeeschepen en

verdere verlaging van het zwavelgehalte in de brandstoffen. Tevens zal Nederland pleiten voor introductie van normen voor fijn stof.

Naast verkeer en binnenvaart wordt in het Nationaal Luchtkwaliteitplan ook gesproken over maatregelen in de bedrijfsvoering in de intensieve veehouderij. Voor Amsterdam is hier geen concrete aanleiding deze maatregelen hier te vermelden.

Sector Handel, Diensten, Overheid & Bouw (HDO,B)

De emissies van fijn stof in de sectoren Handel, Diensten Overheid en Bouw betreffen met name de op- en overslagbedrijven en bouw- en sloopactiviteiten. Het betreft diffuse emissies, waarvoor met name bij de bouw hoge kosten gemaakt zouden moeten worden om op enigszins effectieve wijze stofemissies te reduceren. Bij de op- en

overslagbedrijven is door optimale toepassing van maatregelen zoals beschreven in de NeR enige emissiereductie te bereiken. Per saldo verwacht het RIVM tot 2010 geen wezenlijke afname in de totale emissie.

Sector Consumenten

Er is een licht dalende trend in de emissies van huishoudens. Het wordt als niet realistisch beschouwd om deze trend verder te versterken. Het gaat om een relatief klein aandeel in de totale emissie van fijn stof. In het algemeen kan gesteld worden dat emissie-eisen voor consumententoestellen in toenemende mate in Europees verband worden vastgesteld. De mogelijkheden van Nederland om beleid en regelgeving te ontwikkelen op dit terrein zijn daardoor beperkt.

Tabel 10 Overzicht van maatregelen en hun mogelijke effect

Maatregel Effect op emissies

(Kton) in 2010

Effect op luchtkwaliteit µg/m3 in 2010

PM10 NO2 PM10 NO2

1. Roetfilters op nieuwe en bestaande dieselauto’s

1a. Toegepast bij 20% van alle dieselautos; 0,7 - 0,5 1b Toegepast bij 50% van alle dieselautos; 1,9 - 1,7 1c Toegepast bij 80% van alle dieselautos; 3,0 - 1,9

2 Verlaging van de naar 80 km/uur bij 200 km snelweg 0,1 2,0 0,5 2 3. Toegangsverbod voor vuile vrachtauto’s in steden

(milieuzonering)

3a Verbod op Euro-2-zware vrachtauto’s 1 -

3b Verbod op Euro-3-zware vrachtauto’s 2 -

4 Prijsbeleid voor het wegverkeer

4a Gedifferentieerde km-heffing voor vrachtauto’s 2-5 0-0,2 0,1 1 4b km-heffing voor personenauto’s 0,7 15 0,4 1,5-2

4c Betaald parkeren 1 5

5 Stimuleren van schone scheepvaart

5a Invoeren SRC-systeem 0,02 1,8 - 1

5b Walstroom 0,1 3 - -

6 Beperken korte autoritten (7,5 km) 0,04 0,6 0,5 1-2 7. Schone bussen en een schoon eigen wagenpark

Bij toepassing van een roetfilter of aardgas/LPG/ euro 3 norm op OV-bussen

0,1 0,1-0,6 1-2

8 Toepassen van LARGAS op stadsverkeer

9 Emissie-eisen Industrie 0,1 0,1

Het effect van reductie van de fijn stofemissies op de PM10-concentraties

Voor de verschillende sectoren zijn maatregelen aangegeven of worden maatregelen nader verkend. Op dit moment is nog niet te kwantificeren tot welke emissiereductie dat zal leiden. Bovendien zal de reductie naar verwachting beperkt zijn terug te zien in de PM10 concentraties die gemiddeld over Nederland voorkomen. De totale Nederlandse

bijdrage uit de primaire stofemissies aan de PM10 concentratie bedraagt immers

Dit is op andere wijze nog eens benadrukt in een scenarioberekening van het RIVM. Daarin is een concentratieberekening voor 2010 uitgevoerd aan de hand van een emissiescenario waarin alle technisch mogelijke maatregelen worden genomen. Dit scenario zou met een reductie van ca. 60% leiden tot een totale primaire fijn stof emissie van ca. 18 kton. De kosten zijn echter zeer hoog: ca. 6 miljard Euro per jaar. De

berekeningen laten zien dat de PM10 concentratie gemiddeld over Nederland met slechts

ca. 1 µg/m3 extra zou dalen26. Uiteraard zal in gevallen dat er grote lokale bijdragen zijn, de reductie groter kunnen zijn.

De extra emissiereductie in Nederland van de gasvormige ‘precursors’ van secundair fijn stof (conform de uitvoeringsnotitie “Erop of eronder” en de beleidsnota Verkeersemissies) leidt in RIVM-analyses tot een extra concentratiedaling in 2010 gemiddeld over Nederland van jaargemiddeld circa 0,2 µg/m3.

De beïnvloedbaarheid van de PM10-concentraties via beperking van de fijn stof emissies

komt daarmee in een somber daglicht te staan. Het in heel Nederland voldoen aan de grenswaarden voor PM10 in 2005 en de eerstkomende jaren daarna zal daarmee -

ondanks de vele extra inspanningen – een zeer ambitieuze opgave blijven. Wel zal de verbetering van de PM10 luchtkwaliteit zoals waargenomen in de afgelopen jaren zal

doorzetten. In 2010 zal bij het reeds vastgestelde bestrijdingsbeleid de jaargemiddelde concentratie voor Nederland naar verwachting met 10-15% (3-5 µg/m3) afnemen ten opzichte van 2002.

Daarmee zullen in een groot deel van het land de maxima van de totale

achtergrondconcentratie onder de 30 µg/m3 kunnen liggen. In het westen, met name in de Randstedelijke gebieden, en het zuiden kunnen de maxima variëren tussen 30-35 µg/m3. Het Rijnmond gebied en het IJmond gebied zullen mogelijk hogere totale

achtergrondconcentraties hebben. Dergelijke niveaus liggen dan toch nog boven de 24-uurgemiddelde norm, die – ter vergelijking – equivalent is met een jaargemiddelde concentratie van ca. 31 µg/m3. De toekomstige verbetering is met name toe te schrijven aan de reductie in secundair aerosol en in de bijdrage van primair fijn stofemissies uit het buitenland. Het internationale reductiebeleid ten aanzien van NOx, SO2 en NH3 werpt

daarmee ook zijn vruchten af voor de fijn stofproblematiek.

In document Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam (pagina 95-99)