• No results found

Bijlage XI Fragmenten

In document Waar een wil is, is een weg (pagina 100-126)

6. Bijlagen

6.11 Bijlage XI Fragmenten

1. Landgoederen (groen) 1.1 Algemeen

JVB: En de mensen van het landgoed die woonden ’s winters in Deventer aan de Brink. Die hadden daar een winterverblijf.

LDW: Dus hun zomerverblijf was hier en het winterverblijf aan de andere kant van de IJssel...

JVB: Ja. En dan gingen ze dus ’s zomers, in het voorjaar, meestal met de Pasen dan kwamen die boeren met een paardenwagen en koetsje en haalden de mensen op met een boerenwagen, haalden ze de spullen op en dan zeiden ze, ze kwamen met het gerei weer naar het landgoed.

LDW: En hoezo was dat, waarom woonden ze in de winter in Deventer en in….

JVB: In de winter had je voorzieningen en dan was het warm en wel behaaglijk, zo’n landgoed, deden ze de laatste jaren niet meer, maar in de beginperiode.

LDW: Oké... dus eigenlijk de meeste mensen die op een landgoed woonde, woonde in de winter… JVB: in de stad ja, ja. Dat heb je in Twello ook, daar ligt een kring van landgoederen omheen. Helemaal om Twello heen he, waar Jan Terlauw woont en de Lathmer en de Steltenberg. En de Noordijk en ’t Hunderen. Dat is een kring van landgoederen. Dat waren meestal welgestelde mensen uit Deventer… LDW: En die hadden dan een buitenhuis hier …

JVB: Ja buitenhuis hier ja, ja. En dat is in het begin van deze, van de vorige eeuw. 1800. Maar later is dat natuurlijk allemaal verwaterd. Toen was het natuurlijk een luxe. En de mensen die hier woonden waren rijk geworden meestal in Indonesië met, als planters. In de tabak of suiker. En daar hebben ze dus het geld mee verdient.

LDW: En ze zijn toen terug gekomen en dan…

JVB: Die hebben hier dan hun laatste dagen gesleten. En dan waren ze welgesteld. En dan namen ze vaak het familielandgoed over. Als er mensen overleden waren. En dat is nu op het moment een probleem met de overdracht. Dit is nu van het Gelders Landschap, en Eibert heeft dat gekocht. Maar de overkant daar zijn ze nog over aan het discussiëren (Grote Noordijk).

LDW: Ja want dat staat helemaal leeg nu. Of niet?

JVB: Ja, ja. Dat is jammer, het was mooi. En dat was vroeger één familie die daar woonde. (1.1) JVB: Beijer heeft gravures gemaakt, ook van de Nijenbeek en ook denk ik van huus ter Wilpe wel. En in jouw verhaal is huus ter Wilpe wel ook belangrijk. (1.1)

JVB: Er was vroeger een spieker, zo noem je dat. Dat was een landgoed met herenkamer erbij. De landheer die woonde vaak ergens anders, dat was vroeger van de burgermeester dat landgoed. Mijn schoonvader heeft het eerst gehuurd en toen gekocht, die hadden dan één kamer daar kwamen ze een paar keer per jaar, de herenkamer was dat. (4.1)

HK: Uhm, ja de Lathmer. Kijk toentertijd in de 17e eeuw waren we allemaal heel rijk he. Uh die steden

zoals Deventer die barste uit zijn voegen. En eh, ja je had allemaal open rioleringen, dus je had één grote stinkbende en vooral in de zomer. En die rijken, die trokken naar buiten. Die gingen

buitenhuizen maken, en daar heeft Wilp van geprofiteerd. Want hier hebben drie hele grote buitenhuizen gestaan van mensen, voornamelijk uit Deventer. (1.1)

CH: En een tweede een meer algemene ding wat ik ook nog maar even opmerk, want die route die gaat voor delen door, wat er hier wel met een mooi woord de landgoederen gordel van Twello noemen. En daar zitten een aantal losse dingen in, huis 1, huis 2 en huis 3. Maar er zitten ook een bepaalde rode lijn om te vertellen, over die landgoederen. En over die buitenplaatsen en dergelijke en ook wat dat

aangaat is het verstandig om te kijken naar een publicatie en om iets verspreid in het hele verhaal op te nemen over hoe zat dat nou, van boerderij naar een landheer kamer en dan naar een buitenplaats enzovoorts enzovoorts. En daar is heel belangrijk de verbinding tussen dat hele gebied rond Twello en Wilp aan de ene kant en de stad Deventer aan de andere kant, en ik ben dan maar zo vrij om mijn eigen boekje Langs de Noordijken te noemen want daar zit niet alleen een verhaal in over een paar buitenplaatsen maar ook het wat meer algemene verhaal over Deventer families op het platteland. En dat is voor zo’n route leuk want iemand die zonder veel voorkennis aan de wandel gaat en te horen krijgt, te lezen krijgt, van en daar is dan de Kleine Noordijk.(1.1)

CH: maar ik heb daar ook wat geschreven over de families die in Deventer woonden die op een gegeven moment wat konden permitteren en die vonden de stad wel prettig om in de winter te wonen maar in de zomer wilden ze naar buiten en gingen ze dus onroerend goed verwerven, eerst een lapje grond en een tuin en een boerderij enzovoorts. En bouwden men een buitenplaats op,(1.1)

Samenvatting:

De, meestal, welgestelde mensen uit Deventer hadden in het eind van 1800 en het begin van deze eeuw een landhuis rondom Twello. Wat tegenwoordig ook wel de landgoederengordel genoemd wordt. Het begon vaak met een stuk grond waar een boerderij op werd gebouwd, vervolgens werd dit een landsheerkamer en uiteindelijk een buitenplaats/landgoed. Een spieker was een landgoed met een herenkamer erbij. Deze mensen waren meestal rijk geworden in Indonesië als planters of in de tabak of suiker. Meestal met Pasen, in het voorjaar, kwamen de bewoners van de landhuizen vanuit Deventer naar hun landhuis om vervolgens in het najaar weer naar hun huis in Deventer te gaan. Deventer “barstte uit haar voegen in die tijd” en in de winter had je voorzieningen in de stad waar het warm en behaaglijk was, en in de zomer was het “één grote stinkbende” omdat je open rioleringen had. Wanneer de eigenaren overleden nam de familie het landhuis over.

1.2 Klein Noordijk

JVB: Ja… Ja… En het mooiste was, de jonkheer van Heurden die woonde op het landgoed. Die was een hele mooie man. Hele excentrieke man. Ja, hij had twee brillen op, een op voorhoofd met elastiekjes aan zijn hoofd was geknoopt.

LDW: ja….

JVB: En dan had hij vaak zo’n pandjesjas aan, zo’n jonkheer. En hij was leraar aan de universiteit van Batavia. Dat heet nu tegenwoordig Jakarta. En hij was bioloog en ik kon heel goed met hem, was een hele excentrieke man. En dan had hij boven op de witte villa had hij een kamer en dan verzamelde hij mollen. Daar deed hij onderzoek mee. Hij had er wel 2000. Allemaal verschillende mollen. En dan leidde hij het uit, het vel en de schedel. En dan schreef hij op, dat is de maaginhoud, daar heb ik ze gevangen, mannetje/vrouwtje, alles registreerde hij.

LDW: Zoo…

JVB: Enne, hij had ook heel veel muizen. En vooral, een paar keer over had ik een woelmuis voor hem gevangen. Die had een tumor in zijn hersenen, en dat kwam hier in Nederland niet voor alleen in Engeland. En dat heeft hij allemaal onderzocht. Ik heb laatst nog een paar oude boeken van hem gevonden uit 1930 dat hij een studie had gemaakt van een bepaald project. Op zich bijzonder. LDW: En dat was een beetje een aparteling hier uit de buurt.

102

JVB: De Noordijk. De witte villa, de kleine van Noordijk daar woonde hij met zijn vrouw. Zijn vrouw was verband met zijn voorvader. Hij kwam van buitenaf, jonkheer van Heurden. Prachtman. Enne, hij kwam uit Jakarta en toen hij met pensioen ging kwam hij hier. En deed hij veel onderzoek. Hij had

bijvoorbeeld heel veel luizen. Hij had verschillende luizen, en dan ving hij ’s nachts nachtdieren. En de ingewanden van de dode dieren hing hij op om andere insecten te vangen. Heerlijk was dat. Ik had een oranje mol, mijn vader had een oranje mol voor hem gevangen daar was hij dan gek op. Want mutaties waren voor hem belangrijk. En… kort voor hij stierf toen had ik er eentje voor hem gevangen en die had ik hem toch nog gebracht. En die leidde hij na het eten zo naar zijn bord. En dan ging die verder eten. En wij mochten dan af en toe komen, en alles stonk dan naar chloor en ontsmettingsmateriaal. En dan mochten we door de microscoop kijken. En die kleine wereld is heel groot dan eigenlijk.

LDW: Ja inderdaad. En hebt u daarvoor of daarna op de Noordijk gewoond? Onee u woonde… JVB: Ik ben als klein jochie daar weggegaan. (1.2)

LDW: En in welke periode heeft de man waar u net over sprak daar gewoond?

JVB: Ik denk van 19… net na de oorlog, 1945 tot 1965 zoiets. In die periode ongeveer. Zijn pensioen gerechtelijke leeftijd zeg maar. Dat hij toen 65 was tot achter in de 70. (1.2)

JVB: Nou... De sfeer is eigenlijk nu zo door Eibert die het landgoed nu bewoond, is de sfeer nog aardig goed bewaard gebleven.

LDW: Van het landgoed bedoelt u?

JVB: Ja van het landgoed op zich ja. En dat is wel heel belangrijk. En eh, de vijver bij het landgoed die is heel belangrijk. Voor ons ook geweest. Nu is die net vorige maand weer opgeschoond.

LDW: Ja dat hoorde ik ja.

JVB: En in 1935/1936 ook, dan ging mijn vader ’s avonds naar zijn werk. En toen had hij die tuin in gebruik en dan ging die daar altijd ’s avonds even zwemmen. Zou je nu niet meer doen maar toen was die ook helemaal schoongemaakt door de Heiden maatschappij. En nu heeft Staatsbosbeheer dat gedaan, of de Gelders Landschap. (42.24)

LDW: Dus dat is altijd ook al een belangrijk punt geweest? JVB: Ja.

LDW: Bij het landhuis.

JVB: Ja. En de sfeer is daar goed. Als je daar, je hebt, als je opzij loopt dan heb je zo’n hoek in het bos en dan heb je hier de vijver, en dan heb je zo deze hoek en dat noemen ze de kiek uut. En daar had je dus een uitzicht, dat ligt wat hoger, en dan kon mijn moeder zien hoe ver de bouw stond van ons huis. LDW: Ooh, dan kon ze het huis zien, de vijver...

JVB: En dan kon ze dus, vanuit die plek, dan kon ze ons woonhuis zien dat hier gebouwd werd. LDW: Oh echt?

JVB: Dat is hemelsbreed maar iets van 500/600 meter. LDW: Kan dat nu ook nog?

JVB: Ja, ja. Het is nu een beetje begroeid, maar eigenlijk wel ja. LDW: Dat is ook een leuk punt om mee te nemen in de route.

JVB: Ja, en het haagje dat langs de tuin stond dat was in de oorlog daar was een gat in gegraven en dat was helemaal dicht gegroeid en dat was een van de mensen die op de villa woonde, mannen, zo gauw er dan razzia’s waren van de Duitsers dan kroop die in dat gat. En nog jaren heeft dat er gezeten. Daar speelde wij vroeger later in dat was leuk. Dat was, in de haag was helemaal rond gebouwd, dat hadden ze helemaal rond gebogen. Dat was helemaal een gat in de grond waar die dan naar toe trok.

JVB: Denk het niet dat je het nog kan zien, misschien in de grond hier en daar nog een plekje. Maar het is nu allemaal wat ... want er stond vroeger een hele oude bloemenkas en er stond een druivenserre met een schuine schakel dak tegen de muur in de tuin. En dan had je broeibakken, en daar zat paardenmest in, en dat groeide dus de planten in omdat er geen verwarming was. Dat was helemaal compleet eigenlijk die tuin. En dat zou natuurlijk leuk zijn als je zo’n heel landgoed in stijl kunt maken. Ons kippenhok is wel opgevijzeld. Vroeger hadden we daar alleen kippen in en bovenin hadden ze duiven, vroeger. En als die duiven, als er dan een feestje was of visite kregen dan draaide ze die duiven de nek om. De oude, en de jongen. Die zaten erboven in. Maar dat kippenhok daar hadden wij vroeger alleen maar de kippen in. Maar het is nu een tempel. (1.2)

Samenvatting:

Van 1945 tot 1965, zo net na de oorlog, woonde jonkheer van Heurn op Klein Noordijk samen met zijn vrouw, de dochter van het landhuis. Gekleed in een pandjesjas en twee brillen waarvan één

vastgemaakt met elastiekjes was Jonkheer van Heurn zoals de heer van Brummelen zo mooi zei,“een hele excentrieke man” wie voor zijn pensioen op Jakarta heeft gewoond waar hij leraar was aan de Universiteit. Hij was bioloog en op Klein Noordijk ging hij hiermee verder. Jonkheer van Heurn

verzamelde mollen, waar hij vervolgens onderzoek naar deed in zijn kamer boven in de “witte villa”. Hij had wel 200 verschillende mollen en deze ontleed hij, het vel en de schedel, en registreerde vervolgens de maaginhoud, geslacht en waar het gevangen was. De heer van Brummelen heeft weleens een woelmuis voor hem gevangen met een tumor in zijn hoofd, wat op dat moment hier nog niet voorkwam, en waarnaar de jonkheer onderzoek heeft gedaan. In 1930 heeft de heer van Brummelen nog oude boeken gevonden waar een studie in staat naar een bepaald project geschreven door de jonkheer. En af en toe mocht de heer van Brummelen komen kijken in de naar “chloor en

ontsmettingsmateriaal stinkende” kamer waarbij er ook door de microscoop gekeken mocht worden. “Een prachtman was het”.

De heer van Brummelen heeft als “klein jochie” gewoond op Klein Noordijk. De vijver is altijd een belangrijk onderdeel geweest op het landgoed. Vroeger zwom zijn vader in deze vijver na het werken en daar dicht bij zit een hoger punt in de hoek van het bos wat het “kiek uut” punt is. Vanaf dit punt keek zijn moeder de bouw zien van het nieuwe huis, welke hemelsbreed zo’n 500 tot 600 meter verderop werd gebouwd. Verder staat er een haag om het huis waar in de tijd van de oorlog een gat in was gemaakt. Zo kon één bewoner van de villa wanneer er razzia’s waren hierin kruipen om zo niet gevonden te worden door de Duitsers. Na de oorlog werd daarin gespeeld, wat “heel leuk” was. Op dit moment is daar niks meer van te zien. En op de plek waar nu de tempel staat, stond vroeger

kippenhok. Waarbij de kippen onderin zaten de duiven bovenin het hok. “En als er dan een feestje was of er kwam visite, dan draaide ze de duiven de nek om. Maar het is nu een tempel”.

1.3 De Lathmer

JVB: De Lathmer was vroeger een kasteel, maar dit is een nieuw kasteel. Dat is in begin vorige eeuw gebouwd. En eh, het eerste dat ik daar geweest was, was in 1944. Was in de oorlog, en mijn tante die was directrice van de Lathmer want alle mensen waren van park Brabant in Deventer, dat is een

rusthuis, waren daarnaartoe gegaan, want daar was het te gevaarlijk. Dus die mensen zaten allemaal in de Lathmer. En dan mocht in naar mijn tante toe en dat was…

104

Tijdelijk. En toen hebben verschillende andere bedrijven daar nog op gezeten. Maar toen de Lathmer kwam was goed na de oorlog. Maar is hele mooie beplanting ook, wat bomen betreft, staan hele mooie bomen. Het is een vrij nieuw kasteel. (1.3)

HK: Dat is allemaal, op een gegeven moment raakt dat in verval. Want er zijn dan ook van die bestuurders en die kunnen het allemaal niet meer aan. Die verbrassen de boel. Er is er oo k eentje geweest die heeft geld geleend bij zijn familie, onder andere bij zijn tante, leefde op veel te grote voet. Nouja, en toen op een gegeven moment van ik krijg nog 19.000 gulden van je, dat was toen natuurlijk een hele hoop geld. Nou die kon het niet betalen, en toen is het helemaal, het hele gebied, want hij had natuurlijk heel veel grond, geloof ik in 20 delen verkaveld en verkocht en nou.. Huis weer in verval, en op een gegeven moment hebben ze er een nieuw huis op gezet, en dat was dit (laat plaatje zien). Dus dat was al heel anders dan dat andere kasteel, en dat is het huis van de Lathmer wat in 1911 verbrand is.

LDW: En toen hebben ze het weer opnieuw opgebouwd of niet?

HK: En toen hebben ze het opnieuw opgebouwd in oude stijl. Alleen het was wel heel erg jammer, want het schijnt hier dat die mensen heel veel mooie spullen in huis gehad, maar ook heel veel archieven en alles is verbrand. Werkelijk alles. Ze hebben er bijna niks uit kunnen halen. En toen hebben ze er dus dit van gemaakt. En die meneer, en toen woonde daar de familie Crommelin en dat waren bankiers uit Amsterdam, die hebben dat toen gekocht en die hebben dat vorige huis altijd bewoond, nou dat is dus afgebrand, en die meneer de Crommelin zei tegen een architect: oke maak maar een nieuwe, geld genoeg, het maakt allemaal niet uit. En het verhaal gaat, dat was dus na 1911, in 1914 was het klaar. Nou die man was er helemaal trots op, van kijk dit heb ik gemaakt. Dus die heeft op een gegeven moment, meneer Crommelin kwam tussendoor weleens kijken maar goed, die gaf hem redelijk de vrije hand. Dus het was klaar, dus hij zei van nou meneer de Crommelin het is klaar u mag het komen bezichtigen, en toen zei hij ja sorry maar ik heb nu even geen tijd u stuurt de rekening maar en als ik een keer tijd heb dan kom ik wel kijken.

LDW: Oh echt? Daar was die architect natuurlijk niet heel blij mee.

HK: Nee daar was die architect niet blij mee. Die was super trots dat die dat ding klaar had. Dus dat zijn ook allemaal van dat soort verhalen. Die doen dan de ronde. (1.3)

HK: En dat is, dit is daar ook zo’n huis van. Dit is gesticht door mensen uit Deventer. Die heel veel geld hadden en die dit eigenlijk gebruikten als zomerslot. (1.3)

Samenvatting:

Vroeger was de Lathmer een kasteel en in de tijd van de oorlog was de tante van de heer van

In document Waar een wil is, is een weg (pagina 100-126)