• No results found

Waar een wil is, is een weg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waar een wil is, is een weg"

Copied!
133
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

29-3-2016

Waar een wil is,

is een weg

Een adviesrapport over de ontwikkeling

van een belevingsroute tussen Twello,

Wilp en Deventer

(2)

1

Waar een wil is, is een weg

Een adviesrapport over de ontwikkeling van een belevingsroute

tussen Twello, Wilp en Deventer

Naam: Laura Marceline de Wijs

Studentnummer: 321823

Plaats en datum: Deventer, 29 maart 2016

Naam en toets code: TH Thesis Werkstuk W T.HBS.37178 HERKANSING

Opdrachtgevers: Kenniscentrum Hospitality Saxion Initiatiefgroep Lebuïnus: Cora Sens

Eibert de Ruiter Frans Pol Michiel Flooren Eerste examinator: Mevrouw T. Dona

(3)

“W

e want stories. We love stories.

Stories keep us alive. Stories that come from a

place of deep insight and with a knowing wink

to their audience, and stories that tease us

into examining our own feelings and beliefs,

and stories that guide us on our own path. But

most importantly, stories told as stories that

honor the simple idea that we want to relive

what the author experienced in time and

place.”

(4)

3

Voorwoord

Voor u ligt het thesis rapport over de ontwikkeling van een belevingsroute tussen Twello, Wilp en Deventer. In dit adviesrapport schrijf ik welke invulling voor de route het beste past en hoe deze invulling gepresenteerd kan worden. De invulling van deze route zal bestaan uit een mix van verhalen met een educatieve en entertainment waarde. In september 2015 ben ik begonnen met dit project die ik heb verkregen via het Kenniscentrum Hospitality van Hogeschool Saxion te Deventer.

Het project begon met het schrijven van een initieel thesisvoorstel waarin de hoofdlijnen en het doel van de thesis duidelijker werd. Vervolgens heb ik dit initiële thesisvoorstel verder uitgewerkt en verdedigd tegenover mijn eerste en tweede examinator. Na mijn tweede keer verdedigen heb ik de goedkeuring ontvangen om te starten met dit rapport. In januari 2016 heb ik de eerste versie van mijn thesis rapport ingeleverd. Hierop heb ik feedback gekregen en daaruit is dit rapport gekomen. Graag wil ik mijn twee opdrachtgevers, Eibert de Ruiter en Cora Sens, bedanken voor de hulp, de ondersteuning en het vertrouwen tijdens het schrijven van dit rapport. Daarnaast wil ik mijn eerste examinator, mevrouw Dona, bedanken voor alle hulp tijdens het hele traject en het meedenken, wat mij veel nieuwe inzichten gaf. Verder wil ik ook mijn tweede examinator, mevrouw Bernasco, bedanken voor de input tijdens de feedback van mijn verdediging. En ik wil de onderzoeksdocenten mevrouw Borghuis en de heer van Marle, bedanken voor het geven van feedback. Ten slotte wil ik mevrouw van der Meij bedanken voor haar uitleg over de PDCA-cyclus.

Ik wens u veel leesplezier! Laura de Wijs

(5)

Managementsamenvatting

De aanleiding voor dit project is het 1250-jarig bestaan van Wilp waarbij er een relatie wordt gelegd naar haar stichter Lebuïnus, daarnaast is de ambitie om meer bezoekers te ontvangen waarbij er een belevingsroute zal worden ontwikkeld om dit te realiseren. Dit rapport zal hieraan bijdragen. Het rapport is onderverdeeld in drie delen, namelijk de inleiding, het onderzoek en het advies. In de inleiding wordt de aanleiding van de thesis beschreven en wie de opdrachtgevers zijn. Daarnaast is in het onderzoeksgedeelte beschreven wat de vragen zijn en welk doel hierbij hoort. Ten slotte is het managementprobleem beschreven met de daarbij horende vragen en het doel.

Om de managementvragen te kunnen beantwoorden wordt er ten eerste een literatuuronderzoek gedaan, vervolgens wordt er deskresearch gedaan en ten slotte fieldresearch. Voor deze drie onderdelen zijn er vragen geformuleerd in onderstaande hoofdstukken. Het doel van het onderzoeksgedeelte is een bijdrage leveren aan het beantwoorden van de managementvragen. Onderzoek

Het doel van de literature review, het literatuuronderzoek, is om meer inzicht te krijgen in de begrippen storytelling en beleving. Wat betekenen deze begrippen en waarom en hoe zullen deze begrippen bijdragen aan de invulling van de belevingsroute?

 Wat is storytelling?

 Welke soorten storytelling zijn er?  Wat is beleving?

 Welke soorten beleving zijn er?

 Wat is de relatie tussen de twee kernbegrippen storytelling en beleving?

Het doel van deskresearch is informatie verzamelen over Lebuïnus en streekverhalen uit externe bronnen die onderstaande vragen kunnen beantwoorden. Deze externe bronnen zullen ondersteunend zijn bij het opzetten van de interview guide, een toevoeging zijn voor het advies en ondersteuning en extra aanvulling geven op vertelde verhalen tijdens de interviews.

 Welke verhalen zijn er over Lebuïnus?  Welke verhalen zijn er over de regio?

 Welke verhalen zijn er over de landgoederen, individueel of in het algemeen?  Welke verhalen zijn er over de IJssel?

Naast deskresearch is er ook gekozen voor fieldresearch. De reden hiervoor is dat met alleen deskresearch er niet voldoende verhalen verzameld zullen worden die toepasbaar zijn binnen de belevingsroute. Daarnaast zullen de verhalen verzameld met fieldresearch meer verteld worden vanuit de verteller, waardoor de wandelaar zichzelf hier meer in kan verplaatsen. Het doel van fieldresearch is dus om meer verhalen te verzamelen die zowel aanvullend kunnen zijn voor deskresearch als nieuw kunnen zijn en het verzamelen van persoonlijke verhalen van lokale stakeholders waarmee de wandelaar zichzelf kan identificeren.

(6)

5 Advies

Het managementvraagstuk wat geformuleerd kan worden uit de aanleiding is als volgt:

Hoe kan storytelling bijdragen aan de belevingsroute, met Lebuïnus als hoofdpersoon en dit verbinden met verhalen uit het heden en/of verleden van regionale stakeholders, om zo een aantrekkelijk

vrijetijdsproduct te ontwikkelen voor de regio?

Het doel van het adviesgedeelte is advies geven over een belevingsroute waaraan storytelling en beleving een bijdrage leveren.

Het adviesgedeelte zal concreet de volgende producten en/of resultaten gaan opleveren:  Verhalen over Lebuïnus;

 Verhalen over de regio;

 Hoe worden de begrippen storytelling en beleving gebruikt bij de verzamelde verhalen om de belevingsroute zo aantrekkelijk mogelijk te maken;

 Hoe worden de verhalen gepresenteerd/welke mogelijkheden zijn beschikbaar;  Kostenoverzicht.

Om het advies te kunnen formuleren zijn de volgende managementvragen tot stand gekomen:  Hoe loopt de belevingsroute?

 Welke verhalen passen het beste in de belevingsroute?

 Hoe worden de begrippen storytelling en beleving toegepast bij de verhalen en hoe kunnen deze twee begrippen bijdragen aan de invulling van de belevingsroute om deze zo aantrekkelijk mogelijk te maken?

 Hoe worden de verhalen gepresenteerd en welke mogelijkheden zijn er om de verhalen te presenteren?

 Hoe kan het verhaal van Lebuïnus als rode draad door de belevingsroute lopen? Bij het advies wordt beschreven welke verhalen passend zijn in de route, hoe deze worden

gepresenteerd en een financieel overzicht hiervan. Er kan worden geconcludeerd dat er voldoende verhalen zijn verzameld welke passend zijn in de route, daarbij hebben enkele een relatie met het heden en/of verleden en kan Lebuïnus als hoofdpersoon door de route lopen. De verhalen hebben een entertainment en educatie waarde en worden verteld vanuit de My en Their vertelperspectieven. Bij deze perspectieven kan de wandelaar zich inleven en identificeren in de verhalen. Ten slotte wordt er een advies gegeven voor vervolgonderzoek waarbij er onderzocht kan worden naar de ontwikkeling van een applicatie en e-learning methode.

In dit rapport worden een aantal afkortingen gebruikt, namelijk: DO: Dirk Otten

JVB: Johan van Brummelen BF: Ber Fort

HK: Hannie Kempink CH: Clemens Hogenstijn LDW: Laura de Wijs

(7)

Inhoudsopgave

Voorwoord... 3

Managementsamenvatting ... 4

Lijst van tabellen en figuren ... 8

1. Inleiding ... 9

1.1 Opdrachtgevers... 9

1.2 Aanleiding ... 9

1.3 Managementvraagstuk ...10

1.3.1 Doel van het adviesgedeelte ...10

1.3.2 Managementvragen ...10

1.4 Onderzoeksgedeelte ...10

1.4.1 Vragen literature review ...10

1.4.2 Vragen deskresearch...11 1.4.3 Vragen fieldresearch ...11 1.5 Leeswijzer...11 2. Onderzoek ... 12 2.1 Inleiding ...12 2.2 Literature review ...12 2.2.1 Zoekmethoden ...12 2.2.2 Wat is storytelling? ...12

2.2.3 Welke soorten storytelling zijn er? ...14

2.2.4 Wat is beleving? ...15

2.2.5 Welke soorten beleving zijn er? ...16

2.2.6 Wat is de relatie tussen de twee kernbegrippen storytelling en beleving?...16

2.3 Aanpak deskresearch...17 2.3.1 Analysetechnieken ...17 2.4 Aanpak fieldresearch ...17 2.4.1 Waarnemingsmethoden ...17 2.4.2 Onderzoekseenheden ...18 2.4.3 Analysetechnieken ...18 2.4.4 Interview guide ...18 2.5 Resultaten ...19 2.5.1 Deskresearch ...19 2.5.2 Fieldresearch ...19 2.6 Onderzoeksresultaten...20 2.6.1 Deskresearch ...21 2.6.2 Fieldresearch ...24 2.6.3 Conclusie ...28 2.7 Validiteit en betrouwbaarheid ...28 2.7.1 Betrouwbaarheid...28

(8)

7

3. Advies ... 30

3.1 Inleiding ...30

3.2 Afweging van alternatieve oplossingen...30

3.2.1 Beoordeling van verhalen met behulp van de criteria ...30

3.2.2 Adviesopties...32

3.2.3 Presenteren van de verhalen ...33

3.2.4 Advies ...34 3.2.5 Financiële onderbouwing...37 3.3 Implementatieplan...38 3.3.1 Plan ...38 3.3.2 Do ...39 3.3.3 Check ...40 3.3.4 Act ...40

3.4 Advies voor vervolgonderzoek ...41

4. Nawoord ... 42

5. Bibliografie ... 43

6. Bijlagen ... 46

6.1 Bijlage I Zoekmachines...46

6.2 Bijlage II Storymap ...47

6.3 Bijlage III Interview guide ...48

6.4 Bijlage IV Resultaten deskresearch media ...49

6.5 Bijlage V Resultaten deskresearch internet...55

6.6 Bijlage VI Interview transcript Dirk Otten ...58

6.7 Bijlage VII Interview transcript Johan van Brummelen ...63

6.8 Bijlage VIII Interview transcript Ber Fort ...76

6.9 Bijlage IX Interview transcript Hannie Kempink...80

6.10 Bijlage X Interview transcript Clemen Hogenstijn ...92

6.11 Bijlage XI Fragmenten ... 100

6.12 Bijlage XII Plattegrond belevingsroute... 126

6.13 Bijlage XIII Advies storymap ... 127

(9)

Lijst van tabellen en figuren

Tabel 2.1: Resultaten deskresearch media pagina 22 Tabel 2.2: Resultaten deskresearch internet pagina 22

Tabel 3.1: Criterium pagina 34

Tabel 3.2: Presenteeropties pagina 36

Tabel 3.3: Financiering advies pagina 40 Tabel 3.4: Financiering aanvullend advies pagina 40 Tabel 3.5: Implementatie plan fase pagina 41 Tabel 3.6: Implementatie do fase pagina 42 Tabel 3.7: Implementatie check fase pagina 43 Figuur 2.1: Transmedia storytelling pagina 17

Figuur 2.2: Belevingsmodel pagina 19

(10)

9

1. Inleiding

1.1 Opdrachtgevers

Deze thesisopdracht is via het kenniscentrum Hospitality van Saxion Hogescholen verworven. Binnen dit kenniscentrum wordt praktijkgericht onderzoek gedaan naar Hospitality, waarbij de kennis die wordt ontwikkeld ook toegepast wordt in de praktijk. De achterliggende opdrachtgevers hebben zichzelf ‘Initiatiefgroep Lebuïnusroute’ genoemd. Deze groep bestaat uit Frans Pol, Cora Sens en Eibert de Ruiter. Frans Pol is de contactpersoon vanuit Saxion vanwege zijn huidige functie als directeur Research Strategy Programme. Cora Sens is werkzaam bij de historische buitenplaats ‘Havezathe Den Alerdinck’. Eibert de Ruiter doet op dit moment vrijwilligerswerk bij onder andere musea, is voor de VVV torenwachter van de Lebuïnuskerk Deventer en diverse culturele aanverwanten waaronder zeven jaar wijkteamlid van de binnenstad van Deventer. Verder is hij sinds drie jaar beheerder van de ‘Stichting Cultureel Klein Noordijk’ (SCKN) waar diverse culturele activiteiten worden georganiseerd. Tenslotte is hij samen met Cora Sens betrokken bij de realisatie van het beeld Geert Groote in Deventer.

1.2 Aanleiding

De indirecte aanleiding voor de thesis is het 1250-jarige bestaan van Wilp waarbij een relatie wordt gelegd naar haar stichter Lebuïnus. De ambitie is om meer bezoekers te ontvangen in de omgeving die meer besteden, langer verblijven en vaker terugkomen. Om dit te bereiken is er gekozen voor een belevingsroute waarin het leven van Lebuïnus verteld zal worden met een relatie naar het heden en/of verleden met behulp van storytelling. De directe aanleiding voor deze thesis is daarom de ontwikkeling van de belevingsroute. De relevantie van deze thesis voor de opdrachtgevers is hoe storytelling kan bijdragen aan de belevingsroute met Lebuïnus als hoofdpersoon en dit te verbinden met verhalen uit het heden en/of verleden van stakeholders.

Het is van belang om de aanleiding duidelijk te krijgen, want waarom wordt er een relatie gelegd met het heden en/of verleden? En waarom wordt er gebruik gemaakt van storytelling en niet van iets anders? In het plan van aanpak zijn diverse doelstellingen geformuleerd door de initiatiefgroep waarin wordt beschreven dat ‘het leven, het landschap en de tijd van Lebuïnus wordt verbeeld en wordt verbonden met het heden van de bezoeker’. Verder staat er ook beschreven dat ‘bewoners en bezoekers de biografie van Lebuïnus beleven en ervaren door gebruik te maken van bestaande

voorzieningen en nieuwe arrangementen’. Daarnaast geeft de route het erfgoed weer van de omgeving, erfgoed geeft een link met het hedendaagse gebruik van het verleden (Flooren, 2015). En tenslotte is het collectief geheugen belangrijk in deze thesis, omdat hierbij een bepaalde gebeurtenis uit het verleden waarde kan hebben in het heden en het doet een beroep op gezamenlijke tradities en verhalen, hierdoor wordt identificatie gemakkelijker. Er wordt gebruik gemaakt van storytelling omdat dit veel impact heeft op de bezoeker (Besocialized, 2015). Een verhaal is voor onze hersenen

makkelijker te begrijpen en onthouden, is interessant en een logische manier om kennis te verwerken (Besocialized, 2015; Ebbekink, 2013). Informatie is beter te onthouden en bezoekers zullen het zich beter herinneren (Besocialized, 2015; Ebbekink, 2013). Onze hersenen worden namelijk actief bij het horen of lezen van een verhaal wanneer men zich kan identificeren met een verhaal (Ebbekink, 2013). De verhalen die tijdens de belevingsroute ‘verteld’ worden, zullen dus meer impact hebben en beter onthouden en te ervaren worden wanneer er gebruik wordt gemaakt van storytelling.

(11)

1.3 Managementvraagstuk

Het managementvraagstuk wat geformuleerd kan worden uit de aanleiding is als volgt:

Hoe kan storytelling bijdragen aan de belevingsroute, met Lebuïnus als hoofdpersoon en dit verbinden met verhalen uit het heden en/of verleden van regionale stakeholders, om zo een aantrekkelijk

vrijetijdsproduct te ontwikkelen voor de regio?

1.3.1 Doel van het adviesgedeelte

Het doel van het adviesgedeelte is advies geven over een belevingsroute waaraan storytelling en beleving een bijdrage leveren.

Het adviesgedeelte zal concreet de volgende producten en/of resultaten gaan opleveren:  Verhalen over Lebuïnus;

 Verhalen over de regio;

 Hoe worden de begrippen storytelling en beleving gebruikt bij de verzamelde verhalen om de belevingsroute zo aantrekkelijk mogelijk te maken;

 Hoe worden de verhalen gepresenteerd/welke mogelijkheden zijn beschikbaar;  Kostenoverzicht.

1.3.2 Managementvragen

Om het advies te kunnen formuleren zijn de volgende managementvragen tot stand gekomen:  Hoe loopt de belevingsroute?

 Welke verhalen passen het beste in de belevingsroute?

 Hoe worden de begrippen storytelling en beleving toegepast bij de verhalen en hoe kunnen deze twee begrippen bijdragen aan de invulling van de belevingsroute om deze zo aantrekkelijk mogelijk te maken?

 Hoe worden de verhalen gepresenteerd en welke mogelijkheden zijn er om de verhalen te presenteren?

 Hoe kan het verhaal van Lebuïnus als rode draad door de belevingsroute lopen?

1.4 Onderzoeksgedeelte

Om de managementvragen te kunnen beantwoorden wordt er ten eerste een literatuuronderzoek gedaan, vervolgens wordt er deskresearch gedaan en ten slotte fieldresearch. Voor deze drie onderdelen zijn er vragen geformuleerd in onderstaande hoofdstukken. Het doel van het onderzoeksgedeelte is een bijdrage leveren aan het beantwoorden van de managementvragen.

1.4.1 Vragen literature review

Het doel van de literature review, het literatuuronderzoek, is om meer inzicht te krijgen in de begrippen storytelling en beleving. Wat betekenen deze begrippen en waarom en hoe zullen deze begrippen bijdragen aan de invulling van de belevingsroute?

 Wat is storytelling?

 Welke soorten storytelling zijn er?  Wat is beleving?

 Welke soorten beleving zijn er?

(12)

11

1.4.2 Vragen deskresearch

Het doel van deskresearch is informatie verzamelen over Lebuïnus en streekverhalen uit externe bronnen die onderstaande vragen kunnen beantwoorden. Deze externe bronnen zullen ondersteunend zijn bij het opzetten van de interview guide, een toevoeging zijn voor het advies en ondersteuning en extra aanvulling geven op vertelde verhalen tijdens de interviews.

 Welke verhalen zijn er over Lebuïnus?  Welke verhalen zijn er over de regio?

 Welke verhalen zijn er over de landgoederen, individueel of in het algemeen?  Welke verhalen zijn er over de IJssel?

1.4.3 Vragen fieldresearch

Naast deskresearch is er ook gekozen voor fieldresearch. De reden hiervoor is dat met alleen deskresearch er niet voldoende verhalen verzameld zullen worden die toepasbaar zijn binnen de belevingsroute. Daarnaast zullen de verhalen verzameld met fieldresearch meer verteld wo rden vanuit de verteller, waardoor de wandelaar zichzelf hier meer in kan verplaatsen. Het doel van fieldresearch is dus om meer verhalen te verzamelen die zowel aanvullend kunnen zijn voor deskresearch als nieuw kunnen zijn en het verzamelen van persoonlijke verhalen van lokale stakeholders waarmee de wandelaar zichzelf kan identificeren.

 Welke verhalen zijn er over Lebuïnus?  Welke verhalen zijn er over de regio?

 Welke verhalen zijn er over de landgoederen, individueel of in het algemeen?  Welke verhalen zijn er over de IJssel?

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2, het onderzoek, wordt in de literature review een beschrijving gegeven van de twee kernbegrippen storytelling en beleving. Daarna wordt de aanpak van het veldonderzoek besproken met vervolgens de uitkomsten hiervan. Er wordt afgesloten met de betrouwbaarheid en validiteit. In

hoofdstuk 3, het advies, wordt het advies beschreven in verschillende stappen. Allereerst worden de verzamelde verhalen beoordeeld aan de hand van het belevingsmodel van Pine en Gillmore (1999). Vervolgens worden er verschillende opties voor advies gegeven met daarna de manieren waarop deze gepresenteerd kunnen worden aan de wandelaar. Gevolgd door een financiële onderbouwing en daarna het uiteindelijke advies, die is weergegeven in een storymap.

(13)

2. Onderzoek

2.1 Inleiding

Het onderzoeksgedeelte bevat een literature review, waarin de vragen worden beantwoord met behulp van een literatuuronderzoek, de aanpak van desk-en fieldresearch, de resultaten die zijn gevonden met desk-en fieldresearch, een conclusie waarin de onderzoeksvragen worden beantwoord en ten slotte een reflectie. Het doel van het onderzoeksgedeelte is een bijdrage leveren aan het beantwoorden van de managementvragen. Dit door meer inzicht te geven in de kernbegrippen in het

literatuuronderzoek, en informatie en verhalen te verzamelen bij desk-en fieldresearch. De onderzoeksvragen worden per onderdeel beschreven.

2.2 Literature review

In de literature review wordt de kwaliteit van de artikelen beoordeeld op basis van de AAOCC-criteria. Dit staat voor Authority, Accuracy, Objectivity, Currency en Coverage. Hiermee wordt gekeken naar de geloofwaardigheid van de auteurs en/of uitgevers en of zij gekwalificeerd zijn, of de informatie valide, betrouwbaar, volledige up-to-date en compleet, uniek en relevant is, en of de auteurs enig belang hebben bij de kerninformatie (California, 2012). De vragen zoals beschreven in hoofdstuk 1.4.1 zullen leidend zijn in dit hoofdstuk.

2.2.1 Zoekmethoden

In het theoretisch kader is deskresearch toegepast, dit is het verzamelen en bewerken van bestaande gegevens (Elshof & Pieters, 2006). De gebruikte zoekmethoden zijn literatuurstudie en

bronnenonderzoek. Bij dit zoekproces is er gebruik gemaakt van verschillende zoekmachines in combinatie met verschillende zoektermen. De gekozen zoektermen komen uit de geformuleerde theorievragen. Ook zijn er zoektermen voortgekomen uit de gelezen literatuur. De zoekmachines en de daarbij gezochte zoekterm staan beschreven in bijlage I. De zoekmachine die de meeste artikelen opbracht was Google Scholar. Andere zoekmachines die beschreven staan in het boek ‘Smarter Internet Searches’ leverden geen nuttige artikelen, of moest er eerst ingelogd worden om gebruik te maken van de zoekmachine (Sanders, 2013).

2.2.2 Wat is storytelling?

Om het begrip storytelling te definiëren, kan als eerste de volgende vraag gesteld worden: Waarom vertellen mensen verhalen? Volgens Joe Lambert (2013) hoort bij het vertellen van een verhaal altijd een interesse in cognitie en geheugen. Het is bekend dat het algemene patroon van de hersenen zorgt dat een korte-termijn herinnering een lange-termijn herinnering wordt. Verder is er bekend dat zintuigelijke ervaringen meestal vergeten worden na het horen, ruiken, proeven, voelen of zien. Om beter te onthouden is het van belang om de ervaring of beleving te herhalen in onze gedachten. Wanneer een ervaring of beleving verbonden is met het deel in de hersenen dat het gevoel/emotie verwerkt, zal het beter onthouden worden. Door verhalen te herhalen wordt de luisteraar geholpen om het verhaal beter te onthouden, maar ook om terug te keren naar de emotionele en zintuigelijke omgeving die het geheugen heeft onthouden in de hersenen. Joe Lambert zegt dat de mens vergeet te onthouden. De gedachten van de mens ontwikkelen een gevoel voor geheugen direct nadat het deel heeft uitgemaakt van een ervaring of beleving, en tenzij de mens een dramatische of emotionele ervaring heeft meegemaakt, of een reden heeft om snel terug te keren naar het verhaal en de ervaring, zal dit langzaam minder worden in het geheugen. Het ophalen van een verhaal, ervaring of beleving

(14)

13

Wanneer een verhaal verteld wordt, wordt dit gedaan uit ervaring. Vervolgens worden deze verhalen deel van een gemeenschap, cultuur, omgeving, en worden ze gevormd in een mythe (Lambert, 2013). Volgens Lambert (2013) zijn mythen altijd een soort ontwikkelingsproces geweest in het leven, deze verhalen gaven patronen aan die de mens in lieten zien welke keuzes gemaakt kunnen worden in het leven. De afgelopen eeuwen zijn de menselijke ervaringen veranderd en zoeken mensen meer naar de oude mythen. Een voorbeeld hiervan is Disney, zij leenden een volksverhaal/mythe om een

gelijksoortig kinderverhaal te schrijven gebaseerd op moderne gebeurtenissen. Joe Lambert (2013) schrijft in zijn boek dat door alle dominante ideologieën in een cultuur, de mens de personages ging zien in zichzelf (Lambert, 2013, pp. 8-9).

Verhalen vertellen heeft verschillende functies zoals het leren van elkaar hoe dingen eraan toe gaan, normen en waarden, vertellen wat men lastig vindt, becommentariëren waar men trots op is, en ten slotte wordt bij iedereen de verbeeldingskracht verschillend geprikkeld. Hierdoor krijgt men zicht naar waar men naar verlangt, op hoopt en wat men in het verschiet ziet (Breuer, 2004).

Storytelling is effectief indien waarden worden verbonden door ‘sense of place’ en emotie te vertalen naar producten en services (Flooren, 2015). De sense of place is het decor en de verhalen beïnvloeden de plaats verbondenheid en beleving van de mens (Flooren, 2015). Storytelling is een middel om de symboliek tot leven te brengen en het heeft zich ontwikkeld van een volksverhaal tot een

gesymboliseerde kunstvorm (Breuer, 2004). Bij storytelling gaat het niet alleen maar om de inhoud, symboolwaarde of om de boodschap van het verhaal, maar ook en vooral om de vorm,

entertainmentwaarde en het vermaak (Breuer, 2004). Verder gaat het bij storytelling om de ervaring en beleving die de verteller vertelt, dit kan zijn/haar eigen ervaring zijn of die van iemand anders

(Langellier & Peterson, 2004).

Ieder mens probeert betekenis te geven aan zijn of haar leven door middel van verhalen. De verhalen die door de jaren heen zijn verteld door anderen, gebeurtenissen die zijn meegemaakt, dit blijft achter als een herinnering. Deze herinneringen vermengen zich met elkaar in de vorm van teksten, geluiden, geuren, schrift en visuele beelden. De dingen die een mens zich herinnert zijn een vermenging van eigen verhalen en gebeurtenissen en verhalen van een ander. Er zijn collectieve verhalen,

herinneringen, ervaringen die zijn vastgelegd in mythen en volksverhalen die zijn vastgelegd in het collectieve geheugen (Breuer, 2004). Een verhaal komt tot leven doordat het wordt verteld, het vertellen vereist een verteller en een gehoor/publiek (Breuer, 2004). Het publiek identificeert zich met de

verteller, en tegelijkertijd roept het verhaal associaties op met andere gebeurtenissen, personen of situaties die lijken op wat de verteller vertelt. De verteller heeft een belangrijke rol, hij/zij schildert met woorden door onverwachte wendingen te nemen, wisselen in spanning en door afwisseling in

interpunctie. Hierdoor spreekt het verhaal meer aan voor het publiek. Dit wordt bevestigd door Langellier en Peterson (2004) die zeggen dat het publiek zich wil identificeren met de uitingen van de spreker. Een goed verhaal bevat een kern van waarheid, want het publiek moet zich kunnen voorstellen dat de gebeurtenissen die verteld worden in het verhaal, ook daadwerkelijk kunnen gebeuren, al is dit maar symbolisch (Breuer, 2004).

De vraag ‘Wat is storytelling?’ wordt beantwoord met een operationalisering van storytelling. Deze operationalisering komt voort uit de literatuur. In dit onderzoek zal er van de volgende definitie van storytelling uit worden gegaan. Storytelling moet een bepaald niveau van entertainment en vermaak hebben waarbij de sense of place belangrijk is zodat de verhalen bijdragen aan het imago (DNA) van

(15)

een bestemming. Met behulp van digital storytelling zal het verhaal verteld worden waarbij herhaling van een ervaring helpt om de ervaring beter te onthouden.

2.2.3 Welke soorten storytelling zijn er?

Er zijn verschillende soorten storytelling gevonden in artikelen over storytelling, namelijk digital storytelling, transmedia storytelling en corporate storytelling. De soort die van toepassing is in dit onderzoek, is digital

storytelling. Transmedia storytelling is niet van toepassing in dit onderzoek, zoals te zien is in figuur 2.1 omdat er meerdere verhalen verteld gaan worden (Peters, 2011). Verder wordt transmedia storytelling voornamelijk gebruikt in films en series. Het is een proces waarbij elementen van fictie verspreid worden over verschillende kanalen met als doel een entertainment ervaring te creëren (Jenkins,

Transmedia storytelling 101, 2007). Trans mediale verhalen zijn meestal niet gebaseerd op individuele personages, maar op vrij complexe fictieve werelden waarbij meerdere onderlinge personages en/of verhalen verbonden zijn met elkaar (Jenkins, Transmedia storytelling 101, 2007). Verder zegt Jenkins (2007) dat een trans mediaal verhaal niet alleen bedoeld is om informatie te verspreiden, maar ook om de lezers/kijkers een reeks vaardigheden te laten zien die zij in het dagelijks leven kunnen toepassen. Corporate

storytelling is voornamelijk gericht op het bedrijfsleven, om alle werknemers dezelfde

kant op te laten kijken (Corporate story, 2016). Daarom is corporate storytelling niet passend binnen dit onderzoek.

Digital storytelling

Volgens Joe Lambert (2013, pp. 37-38) voldoet digital storytelling aan een aantal componenten. Deze componenten zijn dat:

 De auteur het verhaal een gevoel van directheid en ontdekking geeft;  De verhalen een persoonlijke reflectie zijn van een bepaald onderdeel;

 Er een levende ervaring van de auteur verteld wordt, er stilstaande beelden worden gebruikt en voornamelijk in kleine getalen om een ontspannen visueel tempo ten opzichte van de verteller te creëren;

 Het verhaal is gebaseerd op muziek of omgevingsgeluid om betekenis en impact toe te voegen aan het verhaal;

 Een digitaal verhaal niet langer dan vijf minuten duurt, het liefst tussen de twee en drie minuten, omdat deze lengte het meest geschikt is voor de internetomgeving als distributiekanaal.

In het boek van Joe Lambert (2013) wordt beschreven dat er bij digital storytelling verschillende vertelperspectieven zijn. De volgende perspectieven worden er benoemd:

(16)

15

 My story: het vertellen is hierbij een egocentrisch perspectief wat typisch is voor jongeren, maar wanneer men ouder wordt zien zij zichzelf in relatie tot anderen, zien andere personen jou en worden anderen als personages geïnterpreteerd. Verhalen worden onderdeel van de getuige, een getuige van de acties van anderen in relatie tot zichzelf. De ik-of mijn-verhalen zijn verhalen die al in het hoofd zitten of waar een persoon getuige van is geweest, en hierdoor is het de makkelijkste vorm van vertellen. Maar wanneer een persoon in de eerste-, tweede-, of derde-persoon verteld, wordt de verteller uitgedaagd om een dieper niveau van zelfbewustzijn toe te voegen of om andere ervaringen of belevingen toe te voegen aan het eigen verhaal;

 Our story: De verteller maakt bij dit perspectief een moment van gedeelde ervaringen voor het publiek, hoe een bedrijf wordt gebouwd, hoe een ritueel wordt gevierd, hoe er vooruitgang wordt geboekt in een campagne, etc. De verteller verteld een verhaal waarin het publiek zich kan inleven, maar waar de verteller zijn/haar mening geeft over de ervaring of beleving;

 Their story: Bij dit perspectief wordt een verhaal van andere mensen verteld, dus niet een eigen ervaren verhaal. Denk hierbij aan een biografie, geschiedenis, non-fictie verhalen, etc. (Lambert, 2013, pp. 43-45).

Bij digital storytelling kan een storyboard helpen om een verhaal uit te zetten. Dit wordt gedaan in twee dimensies, namelijk tijd (wat gebeurt er eerst, vervolgens en als laatste) en interactie (audio, muziek, voice-verhaal van het verhaal, en samenwerking van dit alles met foto/video). Storyboards

verduidelijken wat er wel en niet nodig is, en wat wel en niet past in een bepaald verhaal (Lambert, 2013, p. 97).

2.2.4 Wat is beleving?

Elke dag is een persoon betrokken bij belevingen en ervaringen, deze zijn gebaseerd op gewoontes, maatschappelijke verwachtingen of juist nieuwe en uitdagende belevingen en ervaringen (Boud, Keogh, & Walker, 2005). In het artikel van Boud, Keogh & Walker (2005) wordt beschreven dat de beleving of ervaring die een persoon meemaakt, gebruikt kan worden om ervaringsgericht te leren door middel van een reflectie. Deze reflectie kan direct na de activiteit of op een later moment worden toegepast. Zo kunnen ervaringen of belevingen die een mens meemaakt, een leermoment worden. Verder kan beleving of ervaring een gevoel van deelname geven voor de inhoud van het leven (Csikszentmihalyi, Harper, & Row, 1990). Het toevoegen van een doel geeft een persoon orde in het bewustzijn, omdat diegene zich moet concentreren op het te behalen doel (Csikszentmihalyi, Harper, & Row, 1990). Een doel geven en een leermoment maken van de beleving of ervaring maakt het voor de persoon aantrekkelijker om een bepaalde beleving of ervaring aan te gaan.

Het belevingsmodel van Pine en Gillmore (1999) is toepasbaar voor het meten van de beleving in dit onderzoek, zie figuur 2.2. Een goede merkbeleving laat zich kenmerken door goede, echte verhalen achter het merk of bedrijf (DST: het experience bureau, 2015). Het verhaal moet in staat zijn mensen te inspireren, de aandacht vast te houden en het verhaal moet passen bij de belevingswereld van de luisteraars (DST: het experience bureau, 2015). Het model rangschikt twee dimensies, dit zijn de mate van deelname en onderdompeling. Deze twee dimensies leiden tot vier domeinen waarop beleving kan worden gerangschikt. Deze vier domeinen zijn entertainment, educatie, esthetiek en escapisme, deze domeinen worden hieronder beschreven:

 Entertainment wordt door de mensen als amusement ervaren en mensen zijn geen onderdeel van de beleving. Deze beleving wordt vrij passief opgenomen (bijvoorbeeld lezen van een boek/tijdschrift, bioscoopbezoek);

(17)

 Educatie geeft ervaringen die leren centraal zet, gericht op actief leren en zelfontplooiing (bijvoorbeeld spelenderwijs leren);

 Esthetische ervaringen zorgen ervoor dat de mens zich onderdompelt in de activiteit of ervaring en er wordt een passieve rol aangenomen omdat er geen invloed kan worden uitgeoefend op de gebeurtenis. De beleving wordt gericht op het

gevoel (bijvoorbeeld museum- of concertbezoek);

 Escapisme beleving zorgt ervoor dat mensen een ‘vluchtervaring’ uit de realiteit ondergaan en het zorgt ervoor dat de mens tijdelijk helemaal opgaat in de beleving (bijvoorbeeld games, extreme sporten en pretparken) (DST: het experience bureau, 2015).

Om een zo waardevol mogelijke beleving te creëren, moet de belevingsroute aspecten uit alle vier de domeinen bevatten (DST: het experience bureau, 2015).

De vraag ‘Wat is beleving?’ wordt beantwoord met een operationalisering van dit begrip. Deze operationalisering komt voort uit de literatuur. In dit onderzoek zal er van de volgende definitie van beleving uit worden gegaan. Beleving is een gebeurtenis die aantrekkelijker wordt wanneer er een leermoment van de beleving of ervaring wordt gemaakt, waarbij er ten minste een basale beleving moet optreden bij de wandelaar. Het streven is om een memorabele beleving te creëren zodat de persoon achteraf in staat is om de beleving terug te halen.

2.2.5 Welke soorten beleving zijn er?

Volgens Nijs & Peters (2002) is het begrip beleving onder te verdelen in drie soorten. Basale beleving

Deze beleving zal direct optreden bij de persoon en kan een emotionele reactie tonen, dit komt door de plaatselijke stimulus die de persoon binnen krijgt. Bij basale beleving is de impact niet voldoende om lange tijd te blijven hangen (Nijs & Peters, 2002).

Memorabele beleving

Bij deze beleving creëert de persoon een herinneringswaarde en is de persoon in staat om achteraf de emoties terug te halen die tot stand kwamen bij een beleving (Nijs & Peters, 2002).

Transformerende beleving

Een transformerende beleving zorgt ervoor dat de persoon een duurzame verandering op gedragsniveau ondergaat (Nijs & Peters, 2002).

2.2.6 Wat is de relatie tussen de twee kernbegrippen storytelling en beleving?

Prebensen, Chen en Uysal (2014) beschrijven de samenhang tussen deze twee begrippen in hun artikel. Zij zeggen dat “verhalen die bestemmingen beschrijven, waarde geven aan de verbeelding van de toerist. Deze geven invloed op de verwachtingen van de toerist over de bestemming en de opkomende beleving door middel van identificatie” (p.157). De interesse in storytelling en het belang hiervan kan de waarde van de beleving van de toerist versterken. De verhalen die verteld worden aan de toerist kunnen invloed hebben op de manier van denken en de activiteiten die de toerist gaat doen

(Prebensen, Chen, & Uysal, 2014). Het uitgangspunt voor het gebruiken van storytelling om de waarde

(18)

17

verhalen dragen bij aan het imago van een bestemming en aan de keuze die de toerist maakt voor een bestemming (Prebensen, Chen, & Uysal, 2014). Verder is hierboven al beschreven dat storytelling effectief is indien waarden worden verbonden door sense of place, deze sense of place is het decor en de verhalen die verteld worden beïnvloeden de verbondenheid met de plaats en de beleving van de mens (Flooren, 2015).

2.3 Aanpak deskresearch

In dit hoofdstuk wordt de verantwoording voor de aanpak van het deskresearch (bureauonderzoek) beschreven. Om dit te doen wordt er beschreven welke analysetechnieken gebruikt worden. Bij deskresearch wordt er geen gebruik gemaakt van onderzoekseenheden maar van documenten. De documenten die zijn gebruikt staan beschreven in hoofdstuk 2.5.1.

2.3.1 Analysetechnieken

De analysetechniek die gekozen is voor deskresearch is dat de gevonden informatie uit de literatuur wordt bestudeerd. Vervolgens wordt er gekeken welke informatie nuttig is voor dit onderzoek. Dit wordt gedaan door te kijken welke informatie past binnen de belevingsroute.

2.4 Aanpak fieldresearch

In dit hoofdstuk wordt de verantwoording voor de aanpak van fieldresearch (veldonderzoek) beschreven. Om dit te doen wordt er allereerst beschreven welke waarnemingsmethoden worden gebruikt. Daarna wat de onderzoekseenheden zijn en de analysetechnieken. Vervolgens wordt er beschreven waaruit de interview guide is opgesteld en hoe dit tot stand is gekomen.

2.4.1 Waarnemingsmethoden

De gegevens worden verzameld door middel van fieldresearch. Bij fieldresearch zal er gebruik gemaakt worden van diepte-interviews. Bij een diepte-interview wordt de mening, motivatie voor bepaald gedrag of de gevoelens ten opzichte van iets achterhaalt van de ondervraagde (Elshof & Pieters, 2006). Deze methode past goed bij dit onderzoek, omdat de ondervraagde personen hun eigen verhaal vertellen met de hierbij horende gevoelens en beleving van die persoon die lastig te ‘meten’ zijn. Het nadeel van een diepte-interview is dat dit veel tijd kost (Elshof & Pieters, 2006). Hier moet dus rekening mee gehouden worden tijdens het onderzoek. Er zijn drie typen interviews, namelijk ongestructureerd, gestructureerd en half-gestructureerd (Grit, 2011). Voor dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een half-gestructureerd interview zodat er vrij veel speelruimte is maar wel structuur in het interview (Grit, 2011). De reden om naast deskresearch ook voor fieldresearch te kiezen is dat met alleen deskresearch er niet voldoende verhalen verzameld zullen worden die toepasbaar zijn binnen de belevingsroute. Daarnaast zullen de verhalen verzameld met fieldresearch meer verteld worden vanuit de verteller, waardoor de wandelaar zichzelf hier meer in kan verplaatsen en zich kan identificeren met het verhaal. Het doel van fieldresearch is dus om meer verhalen te verzamelen die zowel aanvullend kunnen zijn voor deskresearch als nieuw kunnen zijn.

De vragen voor het diepte-interview zullen worden geformuleerd met behulp van het

literatuuronderzoek en het onderzoeksdoel. Tijdens het diepte-interview zal er worden doorgevraagd op wat de geïnterviewde zegt (Elshof & Pieters, 2006). Allereerst wordt het interview voorbereid, wat inhoudt dat de doelen helder gemaakt worden en de juiste personen gevonden zullen worden. De geïnterviewde krijgt eerst een uitnodiging voor het interview, waarin een datum en tijd wordt

afgesproken. Aangezien er al informatie is verstrekt door de initiatiefgroep over deze belevingsroute, zal een groot deel van de respondenten voorkennis hebben over het initiatief. Vervolgens zal het interview afgenomen worden waarin de interview guide leidend is en het interview wordt opgenomen.

(19)

Het interview wordt afgesloten met conclusies, een samenvatting en gelegenheid voor vragen. Ten slotte wordt het interview uitgewerkt in een interview transcript waarbij het interview letterlijk wordt overgenomen (Grit, 2011).

2.4.2 Onderzoekseenheden

Onderzoekseenheden zijn de eenheden waar iets over gezegd wordt, bijvoorbeeld personen, situaties, bedrijven en dergelijke (Baarda B. , 2014). De uitkomsten uit dit onderzoek zullen straks geldig zijn voor de onderzoekseenheden. Al deze eenheden samen vormen de populatie in dit onderzoek, hiermee wordt de onderzoekseenheid afgebakend (Baarda B. , 2014). De onderzoekseenheden fieldresearch zijn stakeholders uit Wilp en omgeving. Deze onderzoekseenheid is gekozen omdat zij kennis hebben van de geschiedenis van de regio en het erfgoed dat aanwezig is. Om de populatie meer te specificeren, wordt er gekozen voor stakeholders die veel kennis hebben over de regio. Dit is tijdens een creatieve sessie van 8 oktober 2015, onder leiding van het Saxion Innovation Team, naar voren gekomen. Om zo efficiënt mogelijk te werken is er gekozen voor de sneeuwbalmethode, waarbij aan de huidige gekozen respondenten wordt gevraagd of zij andere respondenten kennen die een toegevoegde waarde kunnen leveren aan de belevingsroute. Er is gekozen voor deze groep respondenten, omdat de invulling een beleving moet oproepen bij de wandelaars. Dit kan worden gerealiseerd wanneer er verhalen worden verteld waar mensen zich mee kunnen identificeren, zich kunnen inleven en een gevoel krijgen bij een bepaalde plek door een verhaal. Het is niet mogelijk dit uit te voeren wanneer er een verhaal wordt verteld dat niet op of langs de belevingsroute is gebeurd. Hieronder een overzicht van de gekozen onderzoekseenheden voor fieldresearch.

Diepte-interview

Ber Fort Eigenaar Bolwerksmolen. Heeft tijdens de inspiratiesessie al enkele interessante verhalen verteld die passen binnen de belevingsroute

Dirk Otten Is dé specialist op het gebied van Lebuïnus en is daarom een perfecte respondent.

Hannie Kempink Specialist op het gebied van Lebuïnus en geschiedenis van de regio en in het algemeen.

Johan van Brummelen Woont al vanaf zijn jeugd in Twello en heeft veel kennis van de regio.

Clemens Hogenstijn Historicus van de regio, heeft veel informatie over de geschiedenis en doet niet onder qua kennis over Lebuïnus.

2.4.3 Analysetechnieken

De analysetechniek die gekozen is voor het diepte-interview, is dat de interviews worden opgenomen en naderhand worden uitgewerkt in een interview transcript (Elshof & Pieters, 2006). De resultaten kunnen gekwantificeerd worden door soortgelijke antwoorden en/of uitkomsten te tellen. Vervolgens kunnen er verbanden gelegd worden tussen deze antwoorden en/of uitkomsten (Elshof & Pieters, 2006).

2.4.4 Interview guide

Hierboven is al vermeld dat er gebruik wordt gemaakt van een half-gestructureerd diepte-interview. Om het passend te maken in de context van dit onderzoek is er gekozen om een storymap te maken waarin met behulp van foto’s en tekst langs de route kan worden ‘gewandeld’. Deze storymap zal als interview guide dienen en er zal vanaf nu in dit rapport gesproken worden over een storymap. Vervolgens wordt aan de geïnterviewde gevraagd of er een verhaal of informatie kan worden

toegevoegd aan de uitgekozen markeringspunten, of dat de geïnterviewde een nieuw verhaal of nieuwe informatie kan toevoegen aan een plek langs de route. Zo wordt er een goed beeld gemaakt van de route voor de geïnterviewde. Het stappenplan voor het opzetten van deze storymap was als eerste de

(20)

19

Tabel 2.1: Resultaten deskresearch media

Tabel 2.2: Resultaten deskresearch internet uit bestaande markeringspunten en markeringspunten gevonden met deskresearch, zijn gevisualiseerd in een storymap. In bijlage II is een voorbeeld te zien van deze storymap. De volgende link geeft de volledige storymap weer: http://arcg.is/1Zs0pbQ. Naast de storymap zal er een hardcopy interview guide gebruikt worden als ondersteuning voor de interviewer naast de storymap, deze is te zien in bijlage III, waarin te zien is dat er verschillende thema’s zijn gebruikt. Er zijn verschillende thema's gemaakt, namelijk Landgoederen, Lebuïnus, IJssel en tradities/streekeigen verhalen. Deze thema’s passen bij de reeds gevonden markeringspunten. Dit zullen ook onderwerpen zijn waar de

geïnterviewde naar gevraagd zal worden, dit zal per geïnterviewde verschillen afhankelijk van de kennis en/of specialiteit van de geïnterviewde. Deze thema’s zijn gekozen om het voor de

geïnterviewde gemakkelijker te maken en zodat de interviewer naar een specifiek thema/onderwerp kan vragen.

2.5 Resultaten

2.5.1 Deskresearch

2.5.1.1 Documenten

De resultaten zijn gevonden in diverse documenten. De resultaten zijn te zien in bijlage IV. De

volgende documenten hebben gezorgd om tot deze resultaten te komen, daarbij is het onderwerp die gevonden is erbij beschreven.

Literatuur Onderwerp

De ware Lebuïnus – Dirk Otten  Lebuïnus

Wilp, het dorp en de Wilpse klei in het verleden – G.J. Mulder, M. Mulder-Groothedde, L. Sevenster & B. ten Bosch (boek)

 Lebuïnus  Dorpskerk Wilp  De Lathmer

 De boerderij “De Yperenberg”  De steenfabriek “De Vlietberg” Noöl klieren en andere verhalen deel 2- H.J. van Baalen (boek)  Spoorbrug

 Het De Weerdsgesticht  Schipbrug

Een tochtje langs de Noordijken: Deventer families, hun woningen in de stad en hun buitenhuizen rond Twello – C.M. Hogenstijn (boek)

 Landgoed Klein Noordijk

Voorster Nieuws (krant)  Zonnewijzer dorpskerk Wilp

2.5.1.2 Internet

Naast deskresearch in documenten zijn er ook op internet resultaten gevonden. De resultaten zijn te zien in bijlage V. De volgende webpagina’s hebben gezorgd om tot deze resultaten te komen, daarbij is het onderwerp die gevonden is op de webpagina erbij beschreven.

Webpagina Onderwerp

http://www.bolwerksmolen.nl/geschiedenis-bolwerksmolen  Bolwerksmolen http://www.dorpskerkwilp.nl/historie/  Dorpskerk Wilp

https://www.ruimtevoorderivier.nl/project/ruimte-voor-de-rivier-deventer/

 IJssel

2.5.2 Fieldresearch

Allereerst zijn de resultaten uitgewerkt in een interview transcript (zie bijlage VI t/m X). Om meer orde aan te brengen in de interviewdata wordt er gebruik gemaakt van coderen. Het coderen bestaat uit drie stappen, namelijk het open coderen, het axiaal coderen en het selectief coderen (De afstudeer

consultant, 2015). Deze drie stappen worden hieronder besproken en uitgewerkt. Vervolgens is dit verwerkt in fragmenten.

(21)

Figuur 2.3: Codering

2.5.2.1 Coderen

Bij het open coderen worden er aan een fragment labels toegekend waarmee gemakkelijk te zien is waar het fragment over gaat (De afstudeer consultant, 2015). Het is mogelijk dat een fragment meerdere labels krijgt, aangezien het mogelijk is dat het meerdere thema’s of trefwoorden kunt analyseren (De afstudeer consultant, 2015). Op basis van het onderwerp of thema, worden alle fragmenten toegekend aan een label. De codes zijn gekozen aan de hand van de thema’s die gebruikt zijn tijdens het interview. Deze thema’s zijn verder onder te verdelen is subthema’s. De hoofd en sub thema’s zijn de codes welke gebruikt zijn met het coderen van de interview transcript. De fragmenten die zijn gecodeerd bij het open coderen worden bij axiaal coderen vergeleken met elkaar en er wordt gekeken of er verschillen en/of overeenkomsten zijn. Axiaal coderen zorgt voor een meer valide en uniforme codering (De afstudeer consultant, 2015). De open codes zijn verder onder te verdelen in sub codes, welke de axiale codes zijn. De open en axiale codering is te zien in onderstaande boomdiagram.

Ten slotte wordt er nog selectief gecodeerd en eigenlijk is dit geen coderen, aangezien er niet meer gecodeerd wordt. Hier wordt een theorie uitgewerkt aan de hand van de gevonden informatie. In deze fase worden relaties gelegd en kan er verder gezocht worden naar uitzonderingen, welke worden geanalyseerd (De afstudeer consultant, 2015). Hierbij wordt gekeken welke codes er daadwerkelijk worden gebruikt in het onderzoek en waarom sommige codes zijn komen te vervallen.

2.5.2.2 Fragmenten

Zoals hierboven is beschreven zijn de interview transcripten open en axiaal gecodeerd en verdeeld in fragmenten. De volledige uitwerking hiervan is te zien in bijlage XI.

2.6 Onderzoeksresultaten

Er kan nu antwoord gegeven worden op de vragen voor desk-en fieldresearch. Hieronder staan de vragen beschreven met daaronder het antwoord die is voortgekomen uit de desk-en fieldresearch. Ten eerste worden de deskresearch vragen beantwoord, daarna de fieldresearch vragen.

Landgoederen

Algemeen

Klein Noordijk

De Lathmer

Huis ter Wilp

De Leeuwenberg De Nijenbeek Lebuinus Algemeen/ levensverhaal Kerken IJssel Geschiedenis Tradities/ streekeigen verhalen Boerderijen Deventer Algemeen Verhalen Steen fabriek Tradities Bolwerksmolen

(22)

21

2.6.1 Deskresearch

 Welke verhalen zijn er over Lebuïnus?

De Angelsaksische prediker Lebuïnus, ook bekend als Liafwin (lieve vriend), is opgegroeid en

geschoold in een traditie waarbij de martelaarsdood als het absolute hoogtepunt is in de navolging van Christus. Het stond hoog aangeschreven wanneer een verkondiger van het evangelie koos voor de vreemdelingschap, het vertoeven in een vreemd, heidens land en daar te missioneren. Het was dan ook zijn nadrukkelijke wens om te prediken in het grensgebied bij Wilp waar aan de ene kant de Franken waren en aan de andere kant de Saksen, de grens bij Deventer en zijn prediking in het vijandige Saksenland. De martelaarsdood was voor Lebuïnus het hoogst haalbare, wat is te zien in zijn onwrikbare voornemen om naar de gevaarlijke Volksvergadering van de Saksen te gaan. Hij was teleurgesteld toen hij ongedeerd ontkwam. Een vriend van Lebuïnus, de bejaarde en voorname Saks Folkbert, zou hem hebben gewaarschuwd om naar de Volksvergadering te gaan omdat Folkbert bang was dat degene die Lebuïnus haten hem zouden doden. Ondanks deze waarschuwing ondernam Lebuïnus toch de heldhaftige bekeringsexpeditie.

 Welke verhalen zijn er over de regio?

Dorpskerk Wilp: De dorpskerk van Wilp was vroeger een eenvoudige houten kapel, deze is gesticht nadat Lebuïnus in 765 zijn missie startte bij een bron (Huilpa) in Wilp. In de loop der jaren is dit uitgegroeid tot een kerk die uit drie gebouwen bestaat. Het oudste gedeelte stamt uit de 11e eeuw, dit is het Romaanse gedeelte welke is gebouwd van tufsteen. Het Romaanse gedeelte is een van de oudste kerkgebouwen in Nederland. De toren is vanaf de 12e eeuw opgebouwd en tot in de 16e eeuw

verbouwd. Wanneer er gekeken wordt naar het onderste gedeelte van deze toren is er te zien dat dit met tufsteen is gebouwd en het bovenste gedeelte met baksteen. Het hoge gotische deel, dat voor het koor is en de abcis, zijn aan het eind van de 15e eeuw gebouwd. Op een oude prent uit 1744 is te zien dat er rond de kerk en het kerkhof een muurtje stond waar men via een poortje het terrein kon

betreden. Dat poortje had een wildrooster, ook wel een duivelsrooster genoemd, zodat het wild niet de graven overhoop kon halen. In de toren hangen twee klokken, een grote en een kleine. De kleine klok is een Hemony klok uit1649 en weegt 220 kg. De grote klok komt uit 1781 en draagt de naam van haar schenkers, een viertal adellijke families uit de omgeving, en weegt 810 kg. De twee klokken van de kerk werden in opdracht van de Duitse bezetters op 15 februari 1943 uit de toren gehaald. Op 3 juli 1945, direct na de oorlog, werden de klokken weer teruggebracht. De twee eikenhouten herenbanken onder een balkon komen uit de 17e eeuw.

De Yperenberg: Boerderij de Yperenberg was in de middeleeuwen een versterking van een landweer. Een landweer is een verdedigingswijze die op enige afstand van de stad aangelegd werden. Een landweer bestond uit een verbrede sloot en dichte stekhagen die op een door modder opgehoogde oever stonden. Het was bijna onmogelijk om door de hagen heen te breken omdat deze zo sterk en breed waren. Er waren ook plekken waar een weg de landweer doorstak, op deze plekken moest een extra versterking komen. Dit kon een verdedigbare toren met een bezetting zijn of een kasteel of versterkte boerderij. Daarnaast waren er ook slagbomen aanwezig, deze werden ‘ronneboemen’ genoemd. De plaats van de Yperenberg werd in 1484 aangeduid als Jan van Iperenshuis, op dat moment was het een stenen gebouw omsloten met ringmuren bedoeld om veedieven en kwaadwilligen te weren. Tussen de Yperenberg en de andere versterking het Bolhuis, had Deventer tichelovens staan waar stenen werden gemaakt. Dit maakte de huizen in de stad brandveiliger. Steeds meer verdween de militaire functie van de Yperenberg, maar de boerderijfunctie is tot op heden gebleven.

De steenfabriek: Rond 1870 had Deventer grote behoefte aan stenen. De stad had van oorsprong houten huizen, maar vanwege de brandgevaarlijkheid werden deze steeds meer vervangen door stenen huizen. De mogelijkheid van de bouw van de steenfabriek op een stuk land tussen Wilp en de IJssel

(23)

werd besproken door een aantal industriëlen. Van 1886 tot 1907 heeft de steenfabriek ‘De Vlietberg’ gedraaid maar werd in 1907 verkocht. Helaas werd er niet meer gemoderniseerd en waren de lonen zo laag dat het personeel staakte voor hogere lonen, en moest de fabriek rond 1935/1936 haar deuren sluiten. Na de Tweede Wereldoorlog werden de laatste gebouwen van de fabriek afgebroken. De spoorbrug: De bruggen in en om Deventer werden al voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak bewaakt door militairen. Op 10 mei 1940 werd in de ochtend de Schipbrug door het Nederlandse leger vernield om zo de opmars van het Duitse leger te dwarsbomen, ’s avonds lukte het ook om de

spoorbrug op te blazen. De Duitsers waren drie weken hard bezig om de spoorbrug weer op te bouwen. Dit was namelijk een belangrijk punt voor hun, aangezien er veel transporten via Deventer naar het westen van Nederland gingen. In 1944 en 1945 waren er zeven zware bombardementen om de spoorbrug op te blazen. De spoorbrug liep slechts lichte schade op, maar de missers van deze bombardementen waren wel in de stad goed zichtbaar. De Deventernaren werden op den duur moedeloos van het meer naast de brug gooien van bommen dan op de brug, omdat het zoveel vernieling in de stad tot gevolg had. Op de Hoven (Worp) konden er daarom, wanneer er een nieuw bombardement was, geluiden worden opgevangen in de sfeer van: “Jongens, ze goat weer bommen loaten vallen. Gauwe onder de Spoorbrugge kroepen, dee raakt ze toch neet. Doar bi’wie veilig!” (Baalen, Het beste uit nöölklieren, 2006, pp. 37-38).

Het ‘De Weerdsgesticht’: De IJssel werd slechter bevaarbaar waardoor er een sterke teruggang kwam, maar in de 19e eeuw waren er nog een paar zeevarende schippers waaronder Willem de Weerd. Hij ging met zijn zeekof (schip) naar Engeland via de Zuiderzee waar hij een vrachtvaart onderhield en het bekende Wedgewood aardewerk meebracht. Hij was de eerste en enige die dit meebracht naar Nederland en hij sloeg het op in zijn pakhuis aan het Pothoofd. In de tijd dat de Fransen Nederland hadden bezet (1795- 1813) was het treurig gesteld, aangezien de handel met Engeland verboden was. Willem de Weerd startte de zeer riskante smokkelvaart naar Engeland. “Willem, doot ’t neet. Iej loopt te völle gevöör. Temee scheet de Fransen oe veur de kop. Haal oe toch niks an’ zuchtte zijn vrouw regelmatig. Maar Willem was avontuurlijk en het grote geld lokte. ‘Ik goa toch vären. Ik nem ’t risico’, antwoordde hij. ‘Bovendien is de breur van Napoleon, koning Lodewiek, neet zo streng. ’t Zal wel lös lopen!” (Baalen, Noöl klieren en andere verhalen deel 2, 1988, p. 25). Hij had geluk en werd nooit gepakt en het fortuin groeide en groeide. Maar helaas heeft zijn schip schipbreuk geleden in een hevige storm waarbij iedereen omkwam. Vervolgens kwam ook zijn broer om, en er werd besloten de zaak in glas en aardewerk te verkopen aan Wiechert Reinders op de Brink. Daarna overleed ook de moeder van de familie en beide dochters besloten in 1863 het De Weerdsgesticht te laten bouwen. “Wie goat wat doon met de centen van va en handelen in zien geest. Wie hebt goed geboerd, moar wie hebt te doon met de völle weduwen van schippers en hun kinder. Loate wie veur hun een tehuus stichten, dan doo wie wat goeds met onze centen’. In de oorlog is het gebouw hevig gebombardeerd en raakte het zwaar beschadigd. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, is er besloten om op het terrein van het De Weerdsgesticht een nieuwe panoramaflat te bouwen. De begane grond en eerste verdieping werden toen bewoond door schippers en hun weduwen, 16 personen waren dit nog in 1988 (Baalen, Noöl klieren en andere verhalen deel 2, 1988).

De Schipbrug: In Deventer werd eeuwenlang de overgang van de IJssel onderhouden door

veerschippers, maar toen in de 15e eeuw Kampen een vaste oeververbinding kreeg, wilde Deventer dit ook. Kort na 1600 werd de Schipbrug gebouwd en heeft tot 1948 het gezicht op Deventer bepaald. Het verhaal gaat dat oude Deventernaren “nog de bruglucht ruiken, een mengsel van hout, carboleum en olie, en horen nog de bel wanneer de brug moest worden uitgenomen om de schepen te laten passeren

(24)

23

dat op een dag het hele brugdek was ontdaan van paardenvijgen, maar dat er net op dat moment een voerman met paard en wagen passeerde. Het paard hief zijn staart en een vrouw die op dat moment het ook zag zei tegen Gerritsen: “Dat is mien noe ook wat!’ Gerritsen antwoordde daarop: ‘Ja, kon hee dat neet eerder doon. Ik bin d’r moar druk mee’. Hij liep naar de plek des onheils gevolgd door de vrouw die hem hulpvaardig vroeg:’Könt ze doar noe niks an doon? Könt ze dee peerden gien zak of zoo onder de stärt binden?’, Gerritsen die de oorzaak van zijn woede bij elkaar veegde, keek op en antwoordde met de onvergetelijke woorden: ‘Ach mense, dat heb ik al meer als veertig jöör en het helpt mien oke neet” (Baalen, Noöl klieren en andere verhalen deel 2, 1988).

Zonnewijzer Wilp: In het verleden werd het dagritme in Wilp bepaald door een zonnewijzer. De zonnewijzer is sinds 2015 weer aanwezig op de toren van de kerk en er zijn zoveel mogelijk

eigenschappen van de oude kerkzonnewijzer bewaard gebleven. Eén eigenschap is de weergave van de plaatselijke- of lokale zonnetijd. Dit is niet de tijd zoals wij deze kennen, maar de oude tijd die lang gehanteerd werd door onze verre voorouders. De zonnewijzer is een herdenkingsobject aan de toren van de kerk en zal elk jaar op 12 november attenderen op de sterfdag van Lebuïnus.

Bolwerksmolen: De molen werd in 1863 in gebruik gesteld nadat de houthandelaren en broers Elferink toestemming kregen in 1861 van de gemeente Deventer om op het Bolwerk een zaagmolen te bouwen. Op een gegeven moment werd de molen alleen nog maar als opslagloods gebruikt en vanaf 1927 ging het bergafwaarts met de molen. De Wilpse Dijk, werkgever van de molenaar op dat moment, is vanaf 1931 de eigenaar van de molen. De Wilpse Dijk heeft voor eigen rekening het riet vervangen van de molen in 1950 en toen in 1955 de wieken beschadigd waren door een storm, hebben zij deze hersteld. In 1967 liep het huurcontract af met de gemeente Deventer en wilde de stad het land van de molen gebruiken om een dubbelstad te bouwen. Dit plan is niet gerealiseerd en de molen raakte hierna verder in verval. Een actiegroep zorgde er in 1974 voor dat de molen weer werd hersteld en zodat deze in oude glorie kon gaan draaien.

 Welke verhalen zijn er over de landgoederen, individueel of in het algemeen?

De Lathmer: Uit 1273 komt de oudste vermelding van de naam van het kasteel wanneer Albertus de Latmere wordt genoemd als getuige van Zutphen. In 1414 wordt het goed de Lathmer voor het eerst vermeld. Het kasteel is in de loop der eeuwen in vele handen geweest van families uit de omgeving en andere rijke families. Tot in 1849 het kasteel wordt verkocht aan een rijke handelsfamilie in

Amsterdam, familie Crommelin. Zij woonde doorgaans niet op het kasteel, maar verhuurde het. Op 1 augustus 1911 verbrandde het kasteel ten gevolge van blikseminslag. Na deze brand liet de eigenaar het huidige kasteel in Neo-Renaissancestijl ontwerpen, welke op de gemeentelijke monumentenlijst staat.

Klein Noordijk: De naam Noordijk is waarschijnlijk afgeleid van Noirtdijck, welke al voorkomt op een tijnsrol uit 1432. Daarna was er in 1588 sprake van ‘een erf in den Noirdijck’, wat een buurschap betekende. In 1620 bestond er mogelijk al een Grote en Kleine Noordijk, aangezien men het dan ‘Noordyks guet’ en ‘’t guet in den Noordyck’ noemt. Van een Kleyne Noordyck was zeker sprake vanaf 1682 (Hogenstijn C. , 2012).

 Welke verhalen zijn er over de IJssel?

Het water in de IJssel staat vaak hoog en stroomt dan regelmatig over. Om de kans op deze overstromingen te verkleinen zijn er met het project ‘ruimte voor de rivier’ geulen gegraven bij

verschillende uiterwaarden. In totaal worden er vergravingen gedaan en herinrichting van 10 kilometer uiterwaarden wat moet zorgen voor een tijdelijke waterstanddaling bij hoogwater van 10 tot 19 centimeter.

(25)

2.6.2 Fieldresearch

De toegevoegde waarde van de geïnterviewden ten opzichte van de resultaten uit deskresearch is dat de geïnterviewden de informatie op een meer luchtige manier vertelden en met extra

achtergrondinformatie. De accenten van de verhalen worden meer op de kern van de verhalen gelegd met daarbij interessante ‘weetjes’.

 Welke verhalen zijn er over Lebuïnus?

Het verhaal van Lebuïnus is geschreven door een hagiograaf, dit is een auteur die het leven van een heilige beschrijft. Het leven van Lebuïnus begint in York, Verenigd Koninkrijk, waar hij geboren is in een hoge adellijke familie en waar hij zijn studie heeft gedaan in een klooster. De kloosters in die tijd waren in het Verenigd Koninkrijk een “beetje kasteelachtig” en enorme complexen (Kempink, 2015). Hij heeft daar kennis gemaakt met Ludger, wie op dat moment voor een jaar naar York was gestuurd in opdracht van het Ambt in Utrecht. Van Ludger heeft hij gehoord over de Saksen, die nog bekeerd moesten worden en op dat moment geloofde in natuurgoden, en hij zag het als missie om deze mensen te bekeren. Ludger vertelde hem dat hij eerst naar het ambt in Utrecht moest gaan, naar Michorius, die hem meer informatie zou geven. Lebuïnus stak met een bootje de zee over richting Nederland en in 768 begint de missie van Lebuïnus in Utrecht, waarnaar hij vervolgens over de Veluwe gaat richting Wilp. In Wilp heeft hij een tijdje gewoond met zijn begeleider Marcellus. Lebuïnus had succes in Wilp, mensen waren door hem bekeerd en gaven aan dat ze graag een kapelletje zouden willen hebben. “En dat is het begin van zijn volgende etappe” (Otten, 2015). Lebuïnus gaat de IJssel over naar Deventer in 768 of 769 waar hij nog een kerkje sticht en een onderkomen voor zijn helpers. En toen begon zijn “beroerde tijd”, de Saksen verjagen hem en steken zijn kerkje in brand (Otten, 2015). Lebuïnus zocht troost bij Michorius in Utrecht waarna hij zijn missie heeft hervat en weer terug is gegaan naar Deventer waar op dat moment politiek veel veranderd was. De Saksen waren weg en hij heeft met enig succes kunnen prediken en een tweede kerkje heeft kunnen stichten. Vervolgens is Lebuïnus naar de volksvergadering gegaan van de Saksen waar hij heeft gedreigd van“als jullie je niet bekeren komt er een koning en die zal jullie dan allemaal straffen aandoen” (Otten, 2015). De Saksen waren diep beledigd en hebben hem verjaagd. Zij dachten dat hij een vertegenwoordiger was van de vijand, de Franken. Lebuïnus ging terug naar Deventer waar hij ziek werd in 773 en “de kolde” kreeg (Otten, 2015). Vervolgens is hij overleden en begraven in Deventer. Na zijn begrafenis kwamen de Saksen terug en hebben dat kerkje weer verwoest waar Lebuïnus in begraven lag. In 775 of 776 is Ludger gekomen, hij was op dat moment klaar met zijn studie, en kreeg als eerste opdracht van de abt in Utrecht dat hij Lebuïnus moest herbegraven.

 Welke verhalen zijn er over de regio?

Dorpskerk Wilp: In 786 is er een klein houten kerkje gebouwd met vier houten palen en een rieten dakje. Daarna zijn er nog 4 of 5 andere kerken geweest. In 900 is er een stenen kerkje van gemaakt. Rond 1750 heeft er rond de kerk een stenen muur gestaan waarbij er met een poort de begraafplaats bezocht kon worden. Bij deze poort zat een wildrooster, ook wel een “duivelsrooster” genoemd (Kempink, 2015). Hierdoor kwam er geen overlast van wilde zwijnen en ander wild die de graven omhoog werken. Het rooster en de begraafplaats zijn er niet meer, want in 1830 kwam er een gemeentelijke vordering waarin stond dat het erg onhygiënisch is dat al die lijken daar lagen en hebben ze een gemeentelijke begraafplaats opgericht op een andere locatie.

Boerderijen: Er staan zo’n 900 boerderijen in de regio waarvan er 700 zijn verwerkt in een boek geschreven door Dirk Otten. Daarnaast ligt de Yperenberg, deze boerderij staat op de hoek met de

(26)

25

gebied van Deventer heel erg groot. Op sommige plekken was een hek waar je door de haag heen kon en deze plek werd beschermd met een huis, “een soort poortwachtersding” (Kempink, 2015).

Deventer: In de tijd van het beleg van prins Maurits in Deventer kwamen alle troepen door Wilp heen. Wilp was toen een kleine stukje wanneer mensen eten nodig hadden, dan konden ze zo vanachter de hagen (waarachter de kanonnen stonden en de houtwallen) teruglopen naar Wilp voor voedsel. De Grote of Lebuïnuskerk is de moeite waard en is altijd heel veel open voor bezoekers, vooral de crypte in de kerk is interessant. Er zijn maar een paar van deze Romaanse crypten in Nederland (Hogenstijn C. , 2016). Achter de Lebuïnuskerk, in de Sandrasteeg, staat het oudste stenen huis van Deventer. Hier staan ook kapittelhuizen welke nauw verbonden waren met de kerk (Hogenstijn C. , 2016). Aan de Welle is een steen te zien in de grond met daarop tekst, deze steen ligt op de plek waar de oude schipbrug heeft gelegen (Hogenstijn C. , 2016). In de Broederenkerk staat een reliekschrijver van Lebuïnus, welke een “aardig ding is om te zien” (Hogenstijn C. , 2016).

Algemeen: In 1926/1928 is de veiling/markt opgericht in Deventer en brachten mensen vanuit Twello hun groenten daarnaartoe via het pad dat achter de Noordijk liep en dan via het Yperenzand.

Vervolgens gingen ze de schipbrug over. ’s Morgens begonnen ze met een borrel bij café Floors en na de markt namen ze daar een kop koffie. Café Floors is bij de Waag en alle oude markthandelaren kwamen daar bij elkaar. Ze liepen dan met een kruiwagen en ze hadden een zele om, dat was een soort tuig waar de kruiwagen in hing.

Verhalen: Het verhaal gaat dat er in Posterenk een rijke man alleen woonde op een oude, arme boerderij. Hij is nooit getrouwd geweest. Toen was er iemand die geld nodig had, en “die had hem waarschijnlijk proberen te vermoorden”, maar dat is niet gelukt (Brummelen, 2015). De man heeft nooit gezegd wie het heeft gedaan. Dat zweeft altijd nog in de omgeving, iedereen probeert nog steeds een ander verdacht te maken. “Maare, er is nooit een echte dader uitgekomen” (Brummelen, 2015).

De Iordensweg in Twello is vernoemd naar meneer Iordens. Een verzetsheld in de tweede wereldoorlog. Hij woonde in Posterenk bij de molen, waar hij een heel mooi huis had en getrouwd was met een jonkvrouw. Er waren meer mensen die in de verzetsgroep zaten, maar tijdens de bevrijding in 1945 (het zuiden van Nederland was al bevrijd) is hij doodgeschoten en “heeft hij de oorlog dus niet overleefd” (Brummelen, 2015).

Onder andere in 1830 is er in Wilp en omstreken een “vreselijke mazelen epidemie” geweest wat van een heleboel kinderen het leven heeft gekost (Kempink, 2015). Op het platteland viel het altijd wel mee, maar vooral in de steden waren dit soort epidemieën erg.

Het verhaal gaat dat in 1365 de twee broers Reinout op Kasteel de Nijenbeek zaten, welke op dat moment in handen was van een paar graven. Die twee broers hadden ruzie en toen heeft de ene broer de andere gevangen gezet. Hij heeft hem in een kamer gezet en dichtgemetseld. De gevangen broer lustte nogal wat, en al dat eten werd hem toegeschoven. Na een aantal jaar is de andere broer

overleden, en de enige erfgenaam was de gevangen broer. Maar die man was zo dik geworden, dat hij niet meer door de oorspronkelijke deur kon waardoor ze alles eruit hebben moeten hakken.

Steenfabriek: In 1890 is de steenfabriek ‘de Vlietberg’ gebouwd omdat er veel vraag naar stenen was vanuit Deventer voor de uitbreiding van de stad achter de stadswallen. Deventer industriëlen hebben toen geld bij elkaar gelegd om deze fabriek te bouwen. De fabriek werd gebouwd waar nu de A1 ligt naast de Bolwerksweg, vanaf de Yperenberg richting de Bolwerksmolen. Mensen die er werkten kregen uitbetaald in stenen als een soort bonus en ze moesten hun boodschappen halen in de winkel bij de fabriek. Deze mensen werkten wel 12 uur op een dag, 6 dagen in de week. Om alle monden te kunnen

(27)

voeden hadden ze daarnaast vaak ook nog een moestuin of kleine boerderij welke onderhouden moest worden (Kempink, 2015).

Tradities: Een traditie in Twello was, tot zo’n 30/40 jaar geleden, dat je alles met je buren samendeed en deelde. Met bruiloften en begrafenissen regelde je veel samen, ook wel met de familie maar ook veel met de buren. Met begrafenissen moest men voldoende buren hebben om de kist te dragen, en men moest een boer hebben met een paard en een koetsje. En met oud en nieuw kwamen mensen uit de omgevingen avondje bij elkaar om een borrel te drinken en vuurwerk af te steken, wat toen carbid en rotjes waren.

Bolwerksmolen: Rond 1920/1925 is de molen stilgezet en toen is er een tapijtwever ingekomen en vervolgens een steenhouwerij. Daarna is het steeds meer in het verval geraakt en heeft er ook nog een tijdje een scouting ingezeten. Op een gegeven moment in de 60e jaren wilde de gemeente Deventer alles platgooien om daar een dubbelstad te bouwen en toen zijn de droogloodsen die bij de molen hebben gestaan en het woonhuis gesloopt. De molen zou de volgende zijn, maar “dat is toen tegengehouden” (Fort, 2015). De gemeente heeft toen de molen gekocht en deze is op een gegeven moment gerestaureerd en begin jaren 70 is de droogloods weer gebouwd en een woning om toezicht te houden. Vroeger werd het hout aan het kustwater bij Deventer aangevoerd en werd het aan de andere kant van het water gelost en werd het met paard en wagen naar de molen gebracht. Er was toen een grote kolk, welke nu is verkleind doordat er een weg loopt, en daar werd het hout gewaterd. De molen is te bezichtigen op bezoektijden, in de zomermaanden is dit op dinsdag en zaterdag waarbij mensen zelf rond kunnen kijken of een rondleiding kunnen krijgen wanneer dit vooraf is afgesproken.  Welke verhalen zijn er over de landgoederen, individueel of in het algemeen?

De, meestal, welgestelde mensen uit Deventer hadden in het eind van 1800 en het begin van de vorige eeuw een landhuis rondom Twello. Wat tegenwoordig ook wel de landgoederengordel genoemd wordt. Het begon vaak met een stuk grond waar een boerderij op werd gebouwd, vervolgens werd dit een landsheerkamer en uiteindelijk een buitenplaats/landgoed. Een spieker was een landgoed met een herenkamer erbij. Deze mensen waren meestal rijk geworden in Indonesië als planters of in de tabak of suiker. Meestal met Pasen, in het voorjaar, kwamen de bewoners van de landhuizen vanuit Deventer naar hun landhuis om vervolgens in het najaar weer naar hun huis in Deventer te gaan. “Deventer barstte uit haar voegen in die tijd” en in de winter had je voorzieningen in de stad waar het warm en behaaglijk was, en in de zomer was het “één grote stinkbende” omdat je open rioleringen had. Wanneer de eigenaren overleden nam de familie het landhuis over.

Klein Noordijk: Van 1945 tot 1965, zo net na de oorlog, woonde jonkheer van Heurn op Klein Noordijk samen met zijn vrouw, de dochter van het landhuis. Gekleed in een pandjesjas en twee brillen waarvan één vastgemaakt met elastiekjes was Jonkheer van Heurn zoals de heer van Brummelen zo mooi zei, “een hele excentrieke man” wie voor zijn pensioen op Jakarta heeft gewoond waar hij leraar was aan de Universiteit. Hij was bioloog en op Klein Noordijk ging hij hiermee verder. Jonkheer van Heurn

verzamelde mollen, waar hij vervolgens onderzoek naar deed in zijn kamer boven in de “witte villa” (Brummelen, 2015). Hij had wel 200 verschillende mollen en deze ontleedde hij, het vel en de schedel, en registreerde vervolgens de maaginhoud, geslacht en waar het gevangen was. En af en toe mocht de heer van Brummelen komen kijken in de naar “chloor en ontsmettingsmateriaal stinkende” kamer waarbij er ook door de microscoop gekeken mocht worden (Brummelen, 2015). “Een prachtman was het” (Brummelen, 2015).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het kabinet wil dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag gaan bij reguliere werkgevers. Daarom komt het kabinet met een quotum voor werkgevers met meer dan 25

Toch is er verder te kijken dan een systeem alleen: 'door het systeem in een groter verband te zien ontstaan er nieuwe eigenschappen als spontaniteit, organische ontwikkeling

De keuze van het onderwerp is sterk bepa lend voor de te betrekken actoren en voor de breedte van op loss ingsr icht ingen d ie worden

» Een aanspreekpunt voor geven en vragen (in de popmuziek) zichtbaar maken - zoals een kennispunt of een loket waar makers terecht kunnen voor expertise en

Dat betekent niet alleen dat de overheid de burger zoveel mogelijk actief betrekt bij haar eigen handelen, maar ook dat de overheid zich betrokken opstelt naar burgers die zelf

Buschkens-Dijkgraaf (tevens secretaresse), mr. Quarles van Ufford, mr. Vonhoff en mr. Ingesteld werd tevens een Radio- en Televisiecommissie. Voorzitter van deze

Er is veel over geschreven, maar nu ook zelf te bekijken: Boom KCB organiseert een tweetal middagen, op woensdag 26 oktober en 9 november as om het verhaal van de Bosberg,

Bij dominee Roos heeft de koopman van schone paarlen al heimelijk (aan Gods kant) gekocht en gemijnd aleer hij heen was gegaan om alles te verkopen. Roos is een verbuiger, een