• No results found

In hoofdstuk 3 is de noodzaak aangegeven om de drukfactoren op natuur te verminderen om de natuurdoelen te kunnen bereiken. In de voorstellen van Europese biodiversiteitsstrategie zijn veertien voorstellen opgenomen om dit dichterbij te brengen. De Commissie zal na een effectbeoordeling in 2021 juridisch bindende EU-doelstellingen voor natuurherstel voorstellen in het kader waarvan aangetaste ecosystemen moeten worden hersteld. De doelstellingen voor de landbouw lijken vooralsnog op papier onvoldoende om als katalysator te werken voor het in gang zetten van de beoogde fundamentele verandering (‘transformative change’) (PBL 2020).

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om tot verder herstel van ecosystemen te komen en is positief over de ambities voor het herstel van zoetwaterecosystemen en het vergroenen van steden (LNV 2020a). De maatregelen die genomen worden om de stikstofcrisis op te lossen kunnen daar in sterke mate aan bijdragen. Het kabinet zet de komende jaren 300 miljoen euro in om herstel van natuur in de natuurgebieden een extra impuls te geven. Eerdere eva- luaties van de effecten van herstelbeheer (PBL & WUR 2020) laten zien dat dit wel op een bepaalde schaal dient plaats te vinden, omdat anders de positieve effecten voor natuur be- perkt zijn.

De Europese ambitie om op 10 procent van het landbouwareaal landschapselementen met een grote diversiteit te realiseren, zoals bufferstroken, heggen, bomen, terrassen en vijvers,

wordt in Nederland gedeeld. Er moet volgens het kabinet nog wel onderzocht worden in hoe- verre de doelstelling van 10 procent haalbaar is en op welke wijze de uitwerking het beste kan plaatsvinden. Deze doelstelling kan ook direct bijdragen aan verbetering van de ruimte- lijke samenhang voor biodiversiteit en de geïntegreerde ligging in de omgeving (zie para- graaf 7.2). De geïntegreerde ligging in de omgeving is zeer belangrijk voor herstel van natuurlijke processen op landschapsschaal.

Voor positieve effecten van herstelbeheer is het tevens gewenst dat de algehele deken van milieubelastende stoffen omlaag wordt gebracht, anders blijft het dweilen met de kraan open. Het doel van het kabinet om minimaal de helft van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de zogenoemde kritische depositiewaarde (KDW) te brengen, vergroot de kans op depositiedaling, maar ook het risico dat stikstofreductie te eenzijdig aandacht krijgt. Natuurherstel vereist een adaptieve werkwijze, met oog voor ge- biedsgerichte, stapsgewijze optimalisatie van hydrologische maatregelen (vermindering van verdroging), beheer en stikstofreductie, en met bijsturingsmogelijkheden in de uitvoering (Hermans et al. 2020).

Het in gang zetten van een transformatieve verandering in de landbouw, zoals het kabinet die beoogt, is nog nauwelijks vertaald in concrete beleidsmaatregelen. Het beleid voor stik- stof en landbouw zoals tot nu toe vormgegeven, draagt weinig bij aan de benodigde transitie in de landbouw. De vergroeningsmaatregelen van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw- beleid (2023) bieden bijvoorbeeld kansen om met concrete beleidsmaatregelen de beoogde transitie vorm te geven (PBL 2020).

Wanneer er wordt ingezet op een transitie van de landbouw, zijn er ook kansen voor het rea- liseren van de doelstellingen en ambities rondom lucht-, water- en bodemvervuiling, gewas- bescherming, genetische diversiteit, landschapselementen, nutriëntenverliezen, gezonde en duurzame voedingspatronen, voedselveiligheid, aanpak van klimaatverandering en biolo- gische landbouw.

7.4 Wereldwijde ambitie en inzet vergroten: voetafdruk en

handelsbeleid

Om de bijdrage van de Europese Unie aan het wereldwijde biodiversiteitsverlies te stoppen en herstel te bevorderen, zet de Commissie zich in voor een wereldwijde biodiversiteits- agenda (EC 2020a). Belangrijke onderdelen hiervan zijn het handelsbeleid en consumptiepa- tronen (als onderdeel van de voetafdruk).

Ook in de Europese plannen voor een circulaire economie staat dat de consumptie binnen de mondiale grenzen moet worden gehouden, en dat daarvoor een lagere materialenconsumptie nodig is. Er wordt ingezet op het ontwikkelen van indicatoren en meetsystemen voor de voetafdruk en het grondstoffengebruik (EC 2020a). Volgens de Europese Farm to Fork Stra-

tegy (EC 2020b) moeten voedselproducenten en retailers zorgen voor betaalbare en duur-

zame voedselopties, zodat de milieudrukeffecten van de voetafdruk van het voedselsysteem afnemen (EC 2020b). Ook binnen de CBD zijn (impliciet) doelen voor de voetafdruk voorge- steld, onder Aichi-doel 14 van de conceptteksten voor Kunming: Tegen 2030 zijn de nega-

tieve effecten op de biodiversiteit met 50 procent verminderd door ervoor te zorgen dat de wijze van produceren en toeleveringsketens duurzaam zijn.

Als respons op de IPBES-rapportage heeft het ministerie van LNV in een Kamerbrief de ambi- tie opgenomen tot halvering van de ecologische voetafdruk van de Nederlandse consumptie

in 2050 (LNV 2019a). Daarbij wordt aandacht gevraagd voor alle schakels van de waardeke- ten, van grondstof, productie, verwerking, handel en consumptie tot afval.

In deze paragraaf gaan we verder in op beleidsopties voor het halveren van de Nederlandse ecologische voetafdruk. Omdat er in de Europese beleidsstukken al doelen voor verschillende voetafdrukindicatoren worden gehanteerd, praten we hier niet meer over de ecologische voetafdruk in strikte zin (vergelijk Wackernagel & Rees 1996), maar hanteren we het begrip voetafdruk in meer algemene zin, vanuit een brede blik waarin meerdere indicatoren voor de voetafdruk worden gehanteerd (zie ook paragraaf 4.3). Voor het realiseren van de over- heidsambitie wordt momenteel het interbestuurlijk programma Versterken Biodiversiteit op- gezet. Voor de in paragraaf 4.3 geschetste opties zijn voor een deel al doelen opgenomen in de huidige beleidsaanpak van verschillende departementen voor voedsel, energie en materi- alen, zoals: het inrichten van een duurzaam voedselsysteem en kringlooplandbouw (ministe- rie van LNV), het circulair omgaan met (hernieuwbare) grondstoffen (ministerie van IenW), het duurzaam gebruik van ecosystemen hier en elders (ministeries van LNV en BuZa), en het bevorderen van duurzame en hernieuwbare energiebronnen (ministerie van EZK).

Op basis van onze kennis over de ‘voetafdrukfamilie’ kunnen we een eerste impressie van beleidsopties voor het halveren van de voetafdruk geven.

Opties voor verkleinen van de voetafdruk langs de hele waardeketen te