• No results found

Analyse van de tijdelijke crisismaatregelen onder de bevoegdheid van de RVA

De RVA ontving tot 31 december 2009 1 633 preliminaire aan-vragen van ondernemingen voor toepassing van de crisisschor-sing voor bedienden en/of crisistijdskrediet:

• 253 aanvragen betreffen enkel het tijdskrediet,

• 1 000 aanvragen gaan enkel over crisisschorsing,

• 380 aanvragen slaan op beide maatregelen.

1 380 werkgevers vroegen dus de maatregel voor crisisschor-sing toe te kunnen passen, 633 werkgevers vroegen de toepas-sing van het crisistijdskrediet.

Voor 1 576 werkgevers werd de aanvraag positief beoordeeld:

voor 1 371 werd de aanvraag ongewijzigd aanvaard, 205 aan-vragen werden aanvaard na wijziging.

Van 57 werkgevers werd de aanvraag geweigerd.

.2..1

Collectieve schorsing van de arbeidsovereenkomst van bedienden (tijdelijke werkloosheid)

Tabel 5.2.V geeft het aantal verschillende werkgevers per maand in 2009 dat een kennisgeving heeft ingediend voor de invoering van crisisschorsing.

TABEL .2.V

Aantal (verschillende) werkgevers Aantal (verschillende) (= verschillende KBO-nummers) werknemers

Juli 122 8 250

Augustus 270 4 150

September 344 4 280

Oktober 358 6 128

November 251 5 383

December 551 7 738

Zowel het aantal werkelijke betalingen (= fysieke eenheden) in 2009 naar gewest als het aantal bedienden dat gemiddeld per dag tijdelijk werkloos was (= budgettaire eenheden) zijn opge-nomen in tabel 5.2.VI.

TABEL .2.VI

Juli Aug. Sept. Okt. nov. Dec.

2009 2009 2009 2009 2009 2009 Fysieke eenheden

Vlaams Gewest 24 812 2 688 4 789 5 948 3 859 Waals Gewest 7 370 1 695 2 466 2 558 2 213 waarvan Duitstalige

Gemeenschap 0 11 19 38 57 105

Brussels Hfdst. Gewest 0 23 312 578 404 219 Het Land 31 1 205 4 695 7 833 8 910 6 291

Budgettaire eenheden

Vlaams Gewest 4 175 551 896 1 110 786

Waals Gewest 2 78 405 576 580 513

waarvan Duitstalige

Gemeenschap 0 2 3 5 7 16

Brussels Hfdst. Gewest 0 5 72 150 107 61

Het Land 6 259 1 027 1 623 1 797 1 359

Een piek in de tijdelijke werkloosheid voor bedienden werd be-reikt in november 2009 met 8 910 bedienden. In december 2009 daalde de tijdelijke werkloosheid voor bedienden tot 6 291 gevallen.

Wanneer we enkel de maand december beschouwen, bemer-ken we dat 61 % zich voordoet in het Vlaams Gewest, 35 % in het Waals Gewest en 3 % in het Brussels Hoofdstedelijk Ge-west. In budgettaire eenheden bereikte men een aantal van 1 359 eenheden in december 2009. Er werden in die maand gemiddeld 5,6 dagen per bediende uitgekeerd, wat minder is dan het gemiddeld aantal dagen van 6,6 voor het geheel van de tijdelijk werklozen in die maand. De tijdelijke werkloosheid voor bedienden bedraagt maar 3,4 % van de totale tijdelijke werkloosheid in december 2009 in fysieke eenheden en 2,9 % in budgettaire eenheden.

Van juli 2009 tot december 2009 betaalde de RVA in totaal 158 352 dagen en 9 390 905 EUR aan uitkeringen voor deze

Evolutie van de sociale uitkeringen tegen 55,70 EUR per dag in het algemeen.

De betrokkenen waren in december 2009 voor 3/4 samenwo-nenden. De rest is ongeveer gelijk verdeeld tussen alleenwo-nenden (13 %) en gezinshoofden (12 %).

TABEL .2.VII

Fysieke eenheden Absoluut aantal Aandeel in %

nijverheidstak1 Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal

Groothandel/Recuperatie/Tussenpersonen in de handel/Kleinhandel 46 91 137 1 5 2

Chemische industrie/Kunstmatige en synthetische garen- en vezelfabrieken 123 74 197 3 4 3

Textiel- en kledingnijverheid 110 120 230 3 6 4

Dienstverlening aan ondernemingen/Verhuur van goederen 112 120 232 3 6 4

Vervoer en verkeer 255 132 387 6 7 6

Winning en voorbewerking van ertsen/Vervaardiging en eerste verwerking van metalen 454 87 541 11 4 9

Overige diensten 724 474 1 198 17 24 19

Machinebouw 1 654 467 2 121 38 24 34

Overige sectoren 844 404 1 248 20 21 20

Totaal  22 1 99  291 100 100 100

1 De nijverheidstak waartoe het bedrijf behoort is slechts echt gekend na de verificatie van de uitgaven aan de hand van het betaaldossier. De hier gegeven cijfers zijn een benadering op basis van minder werkelijkheidsgetrouwe gegevens vóór verificatie.

Tabel 5.2.VII laat het aantal bedienden zien volgens nijverheids-tak en geslacht in fysieke eenheden, gerangschikt volgens de totale omvang van tijdelijke werkloosheid per nijverheidstak in december 2009. Enkel de sectoren met meer dan 100 tijdelijk werklozen werden geselecteerd. Deze omvatten 80 % van het totale aantal tijdelijk werklozen. De andere nijverheidstakken, met 20 % van het totale aantal tijdelijk werklozen, zijn gegroe-peerd onder de rubriek "overige sectoren".

De sectoren die het meest gebruik maakten van de tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor bedienden zijn de industriële sectoren en de sectoren die er rechtstreeks mee te maken hebben zoals vervoer en verkeer en de dienst-verlening aan bedrijven. Dat het over ongeveer dezelfde secto-ren gaat die in het algemeen een hoge tijdelijke werkloosheid kennen, heeft ook te maken met de voorwaarden die opge-legd werden aan de tijdelijke werkloosheid voor bedienden. De productie of de omzet of het zakencijfer moet met minstens 20 % zijn gedaald of de tijdelijke werkloosheid onder arbeiders moet al minstens 20 % uitmaken van het totale aantal aange-geven uren aan de RSZ.

De sector met de hoogste tijdelijke werkloosheid bij bedienden is de machinebouw (34 %). Bij de mannen is de machinebouw zelfs goed voor 38 % van de tijdelijke werkloosheid bij bedien-den. Ook in de sector van de staalnijverheid en de eerste ver-werking van metalen zijn er veel bedienden in tijdelijke werk-loosheid geplaatst (9 %). De andere industriële sectoren met veel bedienden in tijdelijke werkloosheid zijn de textiel- en kle-dingnijverheid (4 %) en de chemie (3 %). Daarnaast zijn er de sectoren vervoer en verkeer (6 %) en dienstverlening aan on-dernemingen (4 %) die boven de andere sectoren uitsteken.

Ook een sector als de "overige diensten" blijkt een zeer hoog aantal bedienden tijdelijk werkloos te hebben gesteld (19 % van het totale aantal bedienden in tijdelijke werkloosheid). Dat is ook begrijpelijk als men weet dat deze sector veel arbeiders telt in een geheel van heterogene subsectoren als beschutte werkplaatsen, foto-ateliers, huisvuilophaling enz. De groot- en kleinhandel ten slotte haalt als dienstensector 2 % van de tij-delijke werkloosheid bij bedienden, wat erop wijst dat de crisis ook de verkoop van consumptiegoederen heeft aangetast.

Ten slotte blijkt bijna 1/3 van de bedienden die tijdelijk werk-loos werden gesteld een vrouw te zijn en ruim 2/3 een man. In de globale tijdelijke werkloosheid is de verhouding eerder 1/5 vrouwen en 4/5 mannen. Vrouwen vormen duidelijk de meerderheid in de groot- en kleinhandel (5 % tegen 1 %), de dienstverlening aan bedrijven (6 % tegen 3 %), de textiel- en kledingnijverheid (eveneens 6 % tegen 3 %) en de overige diensten (24 % tegen 17 %). Mannen vormen een duidelijke meerderheid in “de winning en voorbewerking van ertsen/ver-vaardiging en eerste verwerking van metalen” (11 % tegen 4 %) en in de machinebouw (38 % tegen 24 %). Dit zijn ook de sectoren, naast de “overige diensten” waar de tijdelijke werkloosheid voor bedienden het meest ingeroepen werd.

In 2009 kenden in totaal 16 175 bedienden een periode van tijdelijke werkloosheid.

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2009

19

jaarverslag 2009

1

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2009

19

jaarverslag 2009

1

.2..2

Crisistijdskrediet

In december 2009 bereikt het crisistijdskrediet 2 574 mensen.

Het Waals Gewest neemt met 56 % het grootste deel voor zijn rekening, in tegenstelling tot de tijdelijke werkloosheid voor bedienden. Ook de overige maanden, met uitzondering van juli 2009 was dit het geval. Het Vlaams Gewest neemt 39 % voor zijn rekening, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest slechts 5 %. Het grootste aantal mensen met een crisistijdskrediet werd voorlopig bereikt in november 2009 met 2 666 eenhe-den. In december 2009 was er een lichte daling.

TABEL .2.VIII

Crisistijdskrediet Juli 2009 Aug. 2009 Sept. 2009 Okt. 2009 nov. 2009 Dec. 2009

Vlaams Gewest 119 341 932 929 1 016 998

Waals Gewest 12 918 1 078 1 432 1 510 1 439

waarvan Duitst. Gem. 0 0 1 9 21 11

Brussels Hfdst. Gewest 0 73 127 144 140 137

Land 11 1 2 2 1 2 0 2  2 

Tabel 5.2.IX bevat enkel de gevallen van december 2009. In die maand vertegenwoordigde het crisistijdskrediet maar 1 % van het totale aantal personen met tijdskrediet of loopbaanonder-breking en 0,9 % van de uitgaven voor beide.

TABEL .2.IX

Werknemers jonger dan 0 jaar Werknemers van 0 jaar en ouder Algemeen totaal Crisistijdskrediet Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Vermindering van

prestaties met 1/5 1 212 636 1 848 506 78 584 1 718 714 2 432

Vermindering van

prestaties met 1/2 58 50 108 24 10 34 82 60 142

Totaal 1 20  1 9 0  1 1 00  2 

De werknemers die jonger zijn dan 50 jaar zijn met 1 956 in december 2009 en vertegenwoordigen 76 % van het totaal tegen 24 % voor de 50-plussers (618). Zowel bij de werkne-mers jonger dan 50 als bij de 50-plussers zijn de mannen in de meerderheid, maar bij de 50-plussers is die meer uitgesproken:

86 % van de 50-plussers zijn mannen (530) tegen maar 65 % bij de –50-jarigen (1 270).

De vermindering van prestaties met 1/5 heeft met 2 432 geval-len een aandeel van 94 %, de vermindering van prestaties met de helft met 142 gevallen slechts een aandeel van 6 %. Bij de mannen is het aandeel van de vermindering van prestaties met 1/5 nog iets groter dan bij de vrouwen: 95 % van de mannen vermindert de prestaties met 1/5 tegen 92 % van de vrouwen.

De 50-plussers die hun prestaties verminderen met 1/5 krijgen een hogere vergoeding dan de –50-jarigen (248 EUR tegen 188 EUR). Mannelijke 50-plussers maken 87 % uit van de groep die hun prestaties met 1/5 verminderen en vrouwelijke 50-plussers slechts 13 %.

De werknemers die hun prestaties met de helft verminderen hebben ongeacht hun leeftijd recht op een hogere uitkering (442 EUR) dan degenen die hun prestaties slechts met 1/5 ver-minderen. Ook hier zijn er relatief meer mannen: 58 % (82) is man, 42 % is vrouw (60).

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2009

11

jaarverslag 2009

10

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2009

11

jaarverslag 2009

10

In tabel 5.2.X merkt men dat het mannelijk overwicht bij de 50-plussers die hun prestaties met 1/5 verminderen en bij de werknemers die hun prestaties tot de helft verminderen, ook leidt tot een hogere gemiddelde uitkering bij de mannen (223,40 EUR per maand tegen 213,07 EUR bij de vrouwen).

TABEL .2.X

Crisistijdskrediet Mannen Vrouwen Totaal

Cumul uitgaven 6 maanden 1 798 796 701 629 2 500 425

Gemiddeld aantal vergoed per maand ( 6 maanden) 1 342 549 1 891

Gemiddeld bedrag per persoon per maand 223,40 213,07 220,40

De uitkeringen bedroegen op 6 maanden tijd 2,5 miljoen EUR, wat een gemiddelde vergoeding per maand per persoon bete-kent van 220,40 EUR. Er werden gemiddeld meer mannen dan vrouwen vergoed in dit stelsel (71 % tegen 29 %). De uitgaven voor de mannen bedragen 72 % van de totale uitgaven, die voor de vrouwen 28 %.

.2..

Herstructureringen

TABEL .2.XI

Herstructurering/outplacement 200 2009 2009-200

Aantal bedrijven in herstructurering 54 115 113 %

Afgeleverde kaarten herstructurering 4 424 7 723 75 %

Terugbetaling outplacement (EUR) 507 043,65 782 785,76 54 %

Terugbetaling inschakelingsvergoeding (EUR) 19 058 483,67 28 082 004,59 47 %

Er waren in 2009 115 bedrijven die een tewerkstellingscel op-richtten of zich bij een bestaande cel aansloten, wat meer dan een verdubbeling is t.o.v. 2008. Het gaat enkel om bedrijven waarvoor verminderingskaarten werden afgeleverd. Het aantal afgeleverde verminderingskaarten voor de RSZ-bijdrage nam toe met 75 % tot 7 723 kaarten. Dat aantal komt ongeveer overeen met het aantal in een tewerkstellingscel ingeschreven werknemers. De aan de werkgevers terugbetaalde outplace-mentkosten namen toe met 54 % tot 782,79 duizend EUR. De terugbetaling van de inschakelingsvergoeding nam toe met bijna de helt tot 28,08 miljoen EUR.

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2009

11

jaarverslag 2009

10

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2009

11

jaarverslag 2009

10

.2.

De economische crisis en de gevolgen voor de