• No results found

Albert Vogel te Hasselt

In document Neerlandia. Jaargang 15 · dbnl (pagina 113-117)

Den 12en Januari l.l. hadden de inwoners onzer stad het voorrecht en het genot Alb. Vogel te hooren in de vertolking van Alf. Hegenscheidt's drama ‘Starkadd’. Onnoodig hier nog te gewagen van de meesterlijke zegging en het zoo natuurlijke spel van den heer Vogel; de heele Nederlandsche pers heeft den kunstenaar daarvoor reeds sedert lang recht laten wedervaren. Ik wil hier enkel een woord zeggen over den goeden indruk, dien zoo een feestavond achterlaat. Het meerendeel van het publiek bestond uit Vlamingen die, alhoewel de Fransche taal eenigszins machtig, niet in staat zijn nochtans door die voor hen vreemde taal een hoogere ontwikkeling deelachtig te worden; vandaar die toeloop van beschaafde Vlamingen, om in hunne moedertaal degelijk geestesvoedsel te kunnen genieten telkens als zich daartoe de gelegenheid voordoet. Ik ben ervan overtuigd dat het optreden van een Alb. Vogel, van een Willem Rooyaards, een Louis Bouwmeester e.a., in de hoofdplaats van onze provincie, die nog zoo goed als heelemaal verstoken blijft van de weldaden elders door den Vlaamschen strijd reeds afgeworpen, meer vermag in het voordeel onzer Vlaamsche Beweging, dan het herhaald uitgalmen van Vlaamsche Leeuwen of het houden van optochten met Vlaamsche vaandels. Het ligt dan ook volkomen op den weg van het Alg. Nederl. Verbond, de rondreis van beroemde Nederlandsche artisten in de Belgische Vlaamsche provincies, voor zooveel zulks doenbaar is, in de hand te werken.

H a s s e l t (België). Dr. ERN. VAN SOEST.

Waarschuwing.

‘Bij het punt Propaganda kwam van verschillende zijden de opmerking, dat voor verscheiden Afdeelingen de beroepspropaganda (onder toezicht) onmisbaar was en werd op weder-aanstelling van een propagandist aangedrongen.

De voorzitter zegde overweging toe en spoorde de Afdeelingen inmiddels aan zelf de propaganda ter hand te nemen.’

Toen ik deze zinnen in het Dec.-nr. las, werd 't me wee te moede. 29 April 1905 stelde ons Hoofdbestuur den bezoldigden propagandist aan, hoewel het m.i. niets met deze aangelegenheid van Groep Nederland te maken had en niettegenstaande enkele leden het een minderwaardig middel tot uitbreiding van het ledental achtten. 1 Febr. 1910, dank zij het eervol ontslag aan den heer Jac. Post, deed men afstand van het minderwaardig middel tot versterking der Nederlandsche gelederen van het Verbond en 1910 is nog niet ten einde of jeremiades hoort men van besturen, die zeer zeker zelf nog krachtiger propaganda konden maken, dat het zoo niet langer gaat. Het Nederlandsch Verbond moet door zijn leden een vurigen strijd voeren tegen laksheid, lauwheid en lamlendigheid op meerder gebied, in Verbondsaangelegenheden dienen de leden en met name de besturen energiek voor te gaan, die taak aan een bezoldigden propagandist overdragen, voor zooverre het betreft het versterken der gelederen, aan een propagandist, niet door belangelooze geestdrift gedreven, die den boer op gaat om leden op te schommelen voor een vereeniging, die zulk een verheven doel heeft als de onze, strijdt lijnrecht met onze beginselen en is zeer geschikt om slapende leden en slapende besturen - en beide catagoriën zijn, naar ik meen, in niet geringe mate in onze organisatie te vinden - nog verder te doen inslapen. De

ondervinding, den meesten leden helaas niet bekend door het achterwege laten der jaarverslagen van de Afdeelingen in Neerlandia1)

, spoort werkelijk niet aan om dit ondeugdelijk middel nogmaals ter hand te nemen. Liever weinige overtuigde strijders en strijdsters, die hun bijdrage storten, onze beginselen verder dragen dan drommen water-en-melk leden, die bovendien voor een groot deel hun bijdrage niet eens storten. Hoe goed gecontroleerde bezoldigde propaganda ook, ze zal U toch een contingent dergelijke menschen ook aanbrengen.

'k Meen dan ook een ernstige waarschuwing tot besturen en leden in Nederland te moeten richten niet nogmaals een dergelijk laag-bij-den-grondsch middel ter hand te nemen om ons leger strijders en strijdsters te versterken.

Dat de klagende besturen de hand eens in eigen boezem steken en ter harte nemen de zoo flinke en deugdelijke woorden gesproken door den secretaris van Groep Nederland op de laatste vergadering der Afdeelingsbesturen in Den Haag gehouden.

De bezoldigde propaganda, het meest verfoeilijke middel ter propagandeering van zulk een voortreffelijke beweging als die van ons Verbond, is van de baan en moge voor eeuwig en altijd van de baan blijven. En zoo men ze wederom mocht invoeren, ik vrees, dat ernstige waarschuwingen niet beperkt zullen blijven tot den inhoud van Neerlandia, maar ook tot het publiek buiten onze kringen zullen gericht worden. Het gehengel naar leden op dusdanige wijze late men aan lichamen met minder verheven doel over.

Het lid

P.H. STUURMAN.

Z a a n d a m , Januari 1911.

Mededeelingen en allerlei

A.N.V.-prijzen voor de Taalbondexamens.

1) 't Schijnt me toe, dat dit nu al sinds eenige jaren weglaten der jaarverslagen van de Afdeelingen een opgewekt vereenigingsleven niet weinig afbreuk doet. Kan daar nu eindelijk niet eens verandering in gebracht worden?

Evenals het vorig jaar zijn er door de Afdeelingen van het Verbond in Zuid-Afrika, met medewerking van het Hoofdbestuur, weder prijzen beschikbaar gesteld voor de Taalbond examens.

De gouden legpenningen, uitgeloofd voor degenen, die de hoogste cijfers zouden behalen in de hoogste afdeelingen dezer examens, zijn dit jaar gewonnen door:

J.E. Holloway, voor Geschiedenis van Zuid-Afrika, en J.W. van Luit, voor Hollandsch.

Boekprijzen werden uitgereikt aan:

Francina A. Gobregts, voor Hollandsch, Hoogere afdeeling, en

43

Heemschut.

Met kracht heeft het Verbond steeds alle pogingen aangemoedigd om het landsschoon te behouden en te bewaren. Met blijdschap maken wij thans gewag van de oprichting van den Bond Heemschut, waarvan wij hieronder doel en werkzaamheden vermelden.

Ook Groep Nederland van het A.N.V. heeft zich bij dezen Bond aangesloten. Voorzitter is Mr. W.B. Buma te Huizum (Fr.).

De Bond Heemschut stelt zich ten doel het waken voor de schoonheid van Nederland. Hij is gevestigd te Amsterdam en aangegaan voor een tijdvak van negen en twintig jaren, aanvangende op den dag der oprichting.

De Bond tracht zijn doel te bereiken onder anderen door:

1. Het opwekken van de algemeene belangstelling voor het doel van Heemschut, zoowel bij het Nederlandsche volk als bij de besturende lichamen.

2. Het tegengaan van ontsiering, het handhaven en beschermen van de bestaande schoonheid en het vermeerderen van de schoonheid in stad en land, onder andere door aankoop, subsidieering of het medewerken daartoe.

3. Het bijeenbrengen van de daarvoor noodige geldmiddelen.

4. Het bestudeeren der vraagstukken, die op het in stand houden en vermeerderen van het schoone en merkwaardige in stad en land betrekking hebben.

5. Het verzamelen van gegevens.

6. Het verstrekken van inlichtingen en adviezen.

7. Het doen houden van voordrachten en het verspreiden van geschriften. 8. Het nemen van alle geoorloofde maatregelen.

Nederlanders in Duitschland.

Nagekomen berichten melden dat 't Kerstfeest eveneens gevierd is te Duisburg, Aken, Dusseldorp en andere plaatsen in Duitschland door de daar gevestigde afdeelingen der St. Jozef-Vereeniging.

Verbastering.

Iemand schrijft in het Vlaamsche blad, Onze Kop:

‘In Neerlandia wees B. Zweers erop, dat de Hollandsche zangers en zangeressen de kunst hunner landgenooten niet aanmoedigen en liefst Duitsche liederen zingen. Zij doen hetzelfde in België. Dikwijls had ik gelegenheid Hollandsche artisten te hooren: zelden droegen zij iets voor in de moedertaal. Onlangs mocht ik Julia Culp toejuichen, de beste liederzangeres van de wereld: zij zong slechts Duitsche liederen. Mestdagh heb ik herhaalde malen gehoord: eerst met zijn A Capella koor, dat Duitsche en Latijnsche stukken uitvoerde; een andere maal met zijn kwartet, dat denzelfden regel volgde; verder, als solist: hij droeg geen enkel lied van een Noord- of een Zuid-Nederlander voor. Dezen winter zong mej. Hill, in Gent: enkel Duitsch. De Maastrichter Staar trad verleden zomer op te Tongeren: op de vier koren, die zij vertolkte, was er één Nederlandsch; de andere waren Fransch. Van Rooy heb ik een zestal malen gehoord: hij zong altijd Duitsch; een enkele maal maakte hij eene

uitzondering op den regel, omdat hij, beweerde men, zijn muziekstukken niet bij tijds ontvangen had. Het was te Brussel en hij droeg eenige nummers voor uit de Valerius verzameling en, tegen een ieders verwachting in, juichten de verfranschte Brusselaars hem dapper toe. Dat zou een vingerwijzing moeten zijn. Zoo gaarne zouden de Belgen hun Hollandsche kunstbroeders zien optreden met werken van hun eigen landgenooten. Orelio hoorde ik meer dan eens Vlaamsche liederen zingen in België en mevr. Noorderwier - Reddingius, die Godelieve van Tinel zong, heb ik ook nog niet vergeten. Toch moet ik, tot mijn spijt, besluiten: in België komt de verbastering al te dikwijls... van Holland!’

In document Neerlandia. Jaargang 15 · dbnl (pagina 113-117)