• No results found

Aanpassingen door de Grimms ten opzichte van Perrault en Tieck

De Grimms namen een aantal elementen over uit de versies van Perrault en Tieck. De belangrijkste zijn: het rode kapje (Käppchen bij Tieck), de confrontatie tussen Roodkapje en de wolf, de wolf in het bed van groot-moeder en het motief van de serie vragen die Roodkapje aan de wolf stelt. Opvallend is dat Roodkapje bij Perrault vraagt naar de ‘grote tanden’, terwijl zij bij Tieck en de Grimms vraagt naar de ‘grote mond’.

De Grimms voegden in hun versie van Roodkapje ook enkele opvallende elementen toe. Zo begint het verhaal met hoe de moeder Roodkapje instructie geeft zich te gedragen en met de expliciete waarschuwing niet van het rechte pad te gaan. Bij Perrault is er geen sprake van een waarschuwing binnen het verhaal. Deze volgt pas in de moralité na afloop. Bij Tieck daarentegen wordt Roodkapje expliciet gewaarschuwd voor de wolf. Bovendien is deze waarschuwing niet alleen afkomstig van Roodkapje’s moeder, maar ook van de jager en van diverse dieren die in deze vertelling voorkomen.

Bij Tieck is Roodkapje van nature frivool. Op eigen initiatief geeft zij zich over aan het zintuiglijk genieten van het bos. Bij de Grimms is het de wolf die Roodkapje overhaalt om te genieten van de natuur en het bos in te gaan om bloemen te plukken.

Wat de Grimms bewust weglieten waren de sexuele zinspelingen uit de versies van Perrault en Tieck, bijvoorbeeld dat de wolf Roodkapje uitnodigt bij hem in bed te komen liggen. Bij Perrault gaat Roodkapje hierop in, bij Tieck niet.

De christelijke verwijzingen bij Tieck die zich uiten in de vroomheid van de grootmoeder en in de jager die de wolf een ‘oude zondaar’ noemt, komen in Grimms versie van Roodkapje uit 1812 nog niet voor.74 In de door Wilhelm herschreven versie uit 1857 komt deze benaming overigens wel weer voor (Zipes, 1993:40). Zowel bij Perrault als bij Tieck wordt Roodkapje aan het eind van het verhaal opgegeten en gaat zij dood. Hoewel de Grimms het wrede element van het opeten wel handhaafden, gaven zij een geheel andere draai aan de afloop. Specifiek uit de versie van Tieck namen zij de figuur van de jager over. Waar bij Tieck de jager de wolf doodschiet, snijdt hij bij de Grimms de buik van de wolf open om Roodkapje en grootmoeder levend te laten ontsnappen.

Bij de Grimms zijn het niet grootmoeder en Roodkapje, maar is het dus juist de wolf die aan zijn eind komt. Het motief van de opengesneden buik gevuld met stenen, ontleenden de Grimms aan een ander sprookje, namelijk dat van De wolf en de zeven geitjes (Dekker et al., 1997:35; Zipes, 1993:308).

Verder is Perraults moralité aan het adres van welopgevoede meisjes bij de Grimms in een dergelijke expliciete vorm niet terug te vinden. Zij voegden echter wel degelijk een moraal toe, zij het op een meer indi-recte manier. Allereerst via een reflectie van Roodkapje. Nadat de wolf dood is neergevallen, zegt zij tegen zichzelf dat ze nooit meer door de bossen moet dwalen als haar moeder haar dat verboden heeft. Bovendien voegden de Grimms de episode met de tweede wolf toe, waarbij Roodkapje de kans krijgt goed te maken wat zij de eerste keer fout deed. Zij laat zich dit keer niet van het rechte pad afbrengen en samen met groot-moeder weet zij ook deze wolf te verslaan.

Juist in deze episodes is het talent van de Grimms als vertellers goed zichtbaar. Roodkapje wordt gepresen-teerd als een speels, onschuldig kind met een goede inborst. Zij heeft echter haar tekortkomingen. Zij is in eerste instantie ongehoorzaam en dat brengt haar in de problemen. In tweede instantie laat zij zien dat ze

van haar fouten heeft geleerd. Ze wordt zelfbewust, moedig en zelfredzaam. In feite lijkt de Roodkapje van de Grimms daarmee juist weer enigszins op die uit de orale (volks)vertellingen.

Opvallend is verder dat de versie van de Grimms in vergelijking met die van Perrault en Tieck meer van de kenmerken van sprookjes bevat zoals omschreven in paragraaf 2.2.3. Zo is er bij de Grimms sprake van een verbod (niet van het pad afgaan) dat door het hoofdpersonage wordt overtreden. Ook de tweeledige structuur is aanwezig via de episode met de tweede wolf. Tenslotte is de positieve afloop een belangrijk kenmerk van sprookjes. Kortom, Roodkapje van de Grimms is meer een ‘echt’ sprookje dan dat van Perrault en Tieck. Mogelijk speelt hierbij het praktische en discursieve bewustzijn van de Grimms met betrekking tot sprookjes een rol. Het is echter niet uitgesloten dat het overzicht met kenmerken van sprookjes tot stand is gekomen mede op basis van de sprookjes van Grimm.

2.5 De vertelpraktijk van Roodkapje door de Grimms:

handelingsmodellen en conclusies

Uit het bovenstaande is duidelijk geworden wie de gebroeders Grimm als actoren waren en hoe zij bij hun vertelling van Roodkapje geconditioneerd werden door andere, bestaande vertellingen van dit sprookje. Hoe de vertelpraktijken van Roodkapje door diverse actoren (waaronder de Grimms) met elkaar samenhangen, kan als volgt in beeld worden gebracht:

Figuur 2.3: Samenhang verschillende vertelpraktijken van Roodkapje.

Voor wat betreft de vertelpraktijk van de Grimms, vallen de praktijken links in de figuur onder de structurele conditionering, meer specifiek onder de culturele dimensie. Onder de structurele conditionering spelen echter ook andere aspecten een rol. In de context waarin de Grimms opereerden is ook sprake van tijd-ruimtelijke en materiële conditionering. Daarnaast hebben de narratieve praktijken van de Grimms (waar-onder ook hun versie van Roodkapje valt) bedoelde en onbedoelde gevolgen gehad die van invloed waren en nog steeds zijn op een deel van de context (met name op sprookjes als structuur).

Actoren, praktijk, context en gevolgen komen samen in het onderstaande handelingsmodel. In de paragrafen die volgen zal worden toegelicht hoe de verschillende onderdelen van het model met elkaar samenhangen.

orale versies versie Perrault t versie Grimm versie Tieck

versie Hassenpflug

Figuur 2.4: Handelingsmodel ingevuld voor het vertellen van Roodkapje door de gebroeders Grimm.

2.5.1 Tijdruimtelijke conditionering

Er is met betrekking tot de sprookjes van Grimm sprake van tijdruimtelijke conditionering via de Franse bezet-ting van het gebied waarin de gebroeders leefden en werkten. Een belangrijke doelstelling van de Grimms bij het verzamelen van sprookjes was de eigen Duitse cultuur te ‘reconstrueren’ en vervolgens vast te leggen, juist in het licht van de Franse invloed. Ironisch genoeg bleken zoals reeds vermeld veel van de verhalen die zij verzamelden een Franse achtergrond te hebben.75

2.5.2 Structurele conditionering

Culturele dimensie

Bij de Grimms was duidelijk sprake van discursieve kennis van de inhoud en vorm van sprookjes. Zij gingen immers actief bij informanten op zoek naar mondelinge versies van sprookjes voor het schrijven van hun Kinder- und Hausmärchen. Uit het voorgaande is gebleken dat zij daarnaast - al dan niet rechtstreeks - belangrijke literaire versies van sprookjes kenden, zoals in het geval van Roodkapje die van Perrault en Tieck. Het is aannemelijk dat er bij de gebroeders sprake was van een socialisatieproces met betrekking tot

sprook-75 De Grimms besloten op zeker moment De gelaarsde kat uit hun collectie te halen, enerzijds omdat het al zo bekend was uit de literaire traditie dat het niet als een ‘waar’ volksverhaal beschouwd kon worden. Anderzijds omdat het een té Frans verhaal was (Zipes, 1997:34).

Context -tijdruimtelijke conditionering: Kassel/Rheinland, Franse bezetting -structurele conditionering: *culturele dimensie: versies RK symbolisch/legitiem: -memetische aspecten RK en overige sprookjes -opvoedkundige normen/waarden *sociaal-culturele dimensie:

-opvattingen tav opvoeding

kinderen -politieke aspecten: anti-Franse opvattingen

*organisatorische/materiële hulpbronnen:

-professioneel/ sociaal netwerk -uitgeverijen

-materiële conditionering: boeken, illustraties RK

Actoren:

Gebroeders Grimm: -discursieve kennis van sprookjes via onderzoek -praktische kennis van sprookjes via socialisatie -persoonlijke vaardigheden: creativiteit, verhalend vermogen Gevolgen -bedoeld: *gedragsverandering kinderen? *verspreiding en vergroting populariteit van sprookjes *impuls aan sprookjesonderzoek/ verzamelen -onbedoeld: *versterking memetisch karakter Roodkapje? *verandering van cultureel erfgoed sprookjes: orale en literaire traditie (Gattung Grimm) *Intenties/ verantwoordelijkheid: -sprookjes als (Duits) cultureel erfgoed vastleggen –opvoedkundige waarden/normen overbrengen

reproductie van structuren

lerend vermogen versie Roodkapje Grimms Praktijk: vertellen van Roodkapje orale versies versie Perrault versie Tieck Versie Hassenpflug

jes. Volgens Zipes (1993:32) is het waarschijnlijk dat de Grimms het sprookje in hun jeugd al eens gehoord hadden. Zodoende beschikten zij ook over praktische kennis van sprookjes.