Vraag nr. 30 van 26 januari 2001
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Zorgsector – Landingsbanen
Terecht staat de minister achter de maatregelen die de sociale partners uitwerkten in verband met de zware beroepen. De landingsbanen, die inhouden dat een voltijds werkend personeelslid op haar/zijn vijftigste kan overschakelen naar een halftijdse be-trekking met behoud van 80 % van de wedde plus volledige pensioenrechten, zijn in dit kader een boeiend voorstel.
De huidige realiteit is echter dat heel wat zorgver-strekkers reeds voor hun vijftigste deeltijds zijn gaan werken om hun werk te kunnen volhouden. Veel voorkomende gezondheidsklachten, z o a l s r u g p i j n , zijn immers niet erkend als beroepsziekte. Met loonverlies gaan werken, was de enige oplos-sing.
Nu voelen zij zich onheus behandeld. Hun collega's die beslissen vanaf nu deeltijds te gaan werken, z u l-len maandelijks ongeveer 30.000 frank bruto meer verdienen : zij hebben recht op deze extra tege-moetkoming.
1. Is de minister op de hoogte van de grote ver-schillen in nettoloon voor werknemers die het-zelfde werk doen en even oud zijn ?
2. Beschikt de minister over gegevens over het aantal vijftigplussers dat nu reeds deeltijds werkt ? Welk budget is er nodig indien nu deze groep zou worden toegelaten in de vooropge-stelde maatregel ?
3. Hoeveel budgetruimte is er voor deze landings-banen ? Hoeveel VTE (voltijdse equivalenten) kunnen deeltijds gaan werken binnen het ge-plande budget ?
Antwoord Situering
Ik kan de Vlaamse volksvertegenwoordiger beves-tigen dat ik op de hoogte ben van het feit dat heel wat werknemers in de social profit werken in emo-tioneel en/of fysiek zware en belastende beroepen, en als gevolg hiervan reeds vóór hun vijftigste vrij-willig deeltijds zijn gaan werken om hun werk te kunnen volhouden.
1. De in het kader van de landingsbanen opgeleg-de leeftijdsvoorwaaropgeleg-de van 50 jaar is evenwel analoog met de RVA-reglementering inzake de l o o p b a a n o n d e r b r e k i n g, waar de onderbrekings-uitkering voor een deeltijdse loopbaanonder-breking enkel wordt verdubbeld indien de werknemer 50 jaar of ouder is. ( RVA : R i j k s -dienst voor Arbeidsvoorziening – red.)
Voor het opnemen van een landingsbaan in de social profit, in een beschutte werkplaats of in een sociale werkplaats is nochtans niet vereist dat het betrokken personeelslid vooraf voltijds tewerkgesteld was. Artikel 11, §4 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 bepaalt in dit verband dat de periode van drie jaar vóór de aanvang van de landingsbaan ge-presteerd moet zijn in een arbeidsregeling die minimum 75 % van de voltijdse arbeidsregeling b e d r a a g t . Indien het personeelslid in de periode van drie jaar voorafgaand aan de landingsbaan een vorm van zorgkrediet of loopbaankrediet heeft opgenomen, worden deze onderbrekingen bovendien gelijkgesteld met een periode van ef-fectieve tewerkstelling.
of feitelijke leeftijdsbeperking. Deze maatrege-len en voorzieningen moeten steeds meer in een evenwichtig loopbaanperspectief worden ge-plaatst.
Wat het verschil in verloning betreft nog het volgende :
– een voltijds werkend personeelslid dat over-stapt naar een halftijdse betrekking (halftijd-se loopbaanonderbreking) ontvangt zijn/haar halftijdse wedde aangevuld met een RVA-onderbrekingsuitkering van 12.553 frank en een aanmoedigingspremie/landings-baan van 15.000 frank per maand ;
– een voltijds werkend personeelslid dat reeds voor zijn/haar vijftigste vrijwillig deeltijds gaat werken (vermindering van de arbeids-duur) krijgt enkel een halftijdse wedde; Om van het stelsel van de landingsbanen in de social profit te kunnen genieten, w o r d t niet vereist dat de betrokken werknemer vooraf voltijds werkte : het volstaat dat men 50 jaar is, dat men de vereiste anciënniteit in de sector heeft (minimum 20 jaar) én dat men in de drie jaar voorafgaand aan de lan-dingsbaan minimum 75 % van de voltijdse arbeidsregeling gewerkt heeft.
2. Op basis van RSZ-gegevens kan het aantal per-soneelsleden van 50 jaar of ouder dat tewerkge-steld is in de socialprofitorganisaties die onder het toepassingsgebied vallen van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000, worden geraamd op 4.400 (RSZ : R i j k s d i e n s t voor Sociale Zekerheid – red.). Van deze groep werkt ongeveer 60 % (2.640 personen) voltijds en 40 % (1.760 personen) deeltijds.
Het stelsel van de landingsbanen bepaalt dat een vijftigplusser die voltijds werkt, een aan-moedigingspremie van 15.000 frank/maand toe-gekend krijgt wanneer hij halftijds gaat werken, 9.000 frank/maand wanneer hij eenderde min-der gaat werken en 5.000 frank/maand wanneer hij 75 % of 80 % van een voltijdse betrekking gaat werken. Wie vertrekt van een 75 % - b e t r e k-king krijgt 12.000 frank/maand wanneer hij half-tijds gaat werken.
Indien men uitgaat van een gemiddelde premie van 12.000 frank is er, op jaarbasis, een budget van 253,4 miljoen frank (1.760 potentieel be-gunstigden x 12.000 fr. premie x 12 maanden)
nodig om de volledige groep deeltijders in het stelsel van de landingsbanen te laten treden. 3. In 2001 wordt een budgettaire ruimte
vrijge-maakt van 200 miljoen frank voor het stelsel van de landingsbanen. In 2002 wordt het budget opgetrokken tot 265 miljoen frank, in 2003 tot 332 miljoen frank, in 2004 tot 384 miljoen frank en in 2005 tot 447 miljoen frank.