Tien papyrologische bijdragen tot de geschiedenis van Romeins en Byzantijns Egypte
Hoogendijk, F.A.J.
Citation
Hoogendijk, F. A. J. (2008, May 28). Tien papyrologische bijdragen tot de geschiedenis van Romeins en Byzantijns Egypte. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/12873
Version: Not Applicable (or Unknown)
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/12873
Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).
Artikel 10
[153]
Artikel 10
[154]
Artikel 10
[155]
Artikel 10
[156]
Artikel 10
[157]
Artikel 10
[158]
Artikel 10
[159]
Artikel 10
[160]
Artikel 10
[161]
Artikel 10
[162]
Artikel 10
[163]
Artikel 10
[164]
Artikel 10
[165]
Artikel 10
[166]
Artikel 10
[167]
Artikel 10
[168]
Artikel 10
[169]
Artikel 10
[170]
Artikel 10
[171]
Artikel 10
[172]
N
Naschrift bij “Dispute Conce rning Ferryi ng Rights”
Correctie:
Datum: De toeschrijving van het in deze tekst vermelde 20ste jaar aan Augustus (11/10 v.Chr.) heb ik afgewezen, en de toeschrijving aan Tiberius aangenomen, vooral op op grond van het feit dat de opsplitsing van de Arsinoïtische gouw in drie aparte gouwen met elk een eigen strategos plaatsgevonden zou hebben rond 10 of 11 na Chr. (p. [156]-[157]).
Dit vraagstuk is intussen opnieuw aan de orde gesteld door T. Derda, .
Administration under Roman Rule (JJP Supplement VII, 2006), p. 87-97. Hij komt tot de slotsom dat tot ca. 60 na Chr. de Arsinoïtische gouw werd bestuurd door één strategos, die in de documenten op verschillende wijzen kon worden aangeduid: met de titel strategos van de Arsinoïtische gouw zonder meris-vermelding, of als strategos van meris x, of als strategos van meris x en y, of alleen met strategos (p. 95).
Als dit waar is (en de argumentatie van Derda is sterk) betekent dat voor deze tekst dat hij zowel aan Augustus als aan Tiberius kan worden toegewezen. In dat geval ligt de keuze voor de hand: er is immers een epistrategos Tiro bekend uit de tijd van Augustus, die dan met de Tiro in deze tekst kan worden geïdentificeerd.
Ik stel nu voor om de tekst te dateren in 11/10 v.Chr. De datum dient dus gecorrigeerd te worden op p. [153], [154], [157], [158], en [161], commentaar op regel 2 (er is nog steeds geen strategos met naam bekend uit 11/10 v.Chr.)
Addenda:
Bij p. [156], voetnoot 10: Voor de opvatting dat de ondergang van de dorpen in de Fayoum een geleidelijk proces was en zeker niet in de hele Fayoum op dezelfde wijze en schaal plaatsvond, zie J.G. Keenan, “Deserted Villages: From the Ancient to the Medieval Fayym”, BASP 40 (2003), p. 119-139; P. van Minnen houdt echter vast aan de opvatting dat een aantal dorpen in de Fayoum al aan het begin van de derde eeuw ophield te bestaan, zie R.S. Bagnall (ed.), Egypt in the Byzantine World, 300-700 (Cambridge 2007), p. 215, n. 25.
Voor Soknopaiou Nesos blijkt dit uit de papyri die daar zijn gevonden; zie de grafische voorstelling hiervan door W. Clarysse, “Tebtynis and Soknopaiu Nesos: The Papyrological Documentation through the Centuries” in S. Lippert – M. Schentuleit (edd.), Tebtynis und Soknopaiu Nesos. Leben im römerzeitlichen Fajum (Wiesbaden 2005), p. 19-27, op p. 25, graph 3 en vergelijk A. Jördens, “Griechische Papyri in Soknopaiu Nesos”, in idem, S. 41-56, speciaal p. 54-56 waar zij het voor mogelijk houdt dat een instorting van de tempel de onmid- dellijke aanleiding tot de plotselinge verdwijning is geweest.
Bij p. [156], voetnoot 11: Er zijn inmiddels uit de dorpen Philopator-Theogenes en Andriantes ook geen latere teksten gevonden, zie S. Daris, Dizionario dei nomi geografici e topografici dell’Egitto Greco-Romano, Supplemento 4° (2002-2005) (Pisa-Roma 2007). Hoewel de papyrologische documentatie voor Andriantes inderdaad in de derde eeuw ophoudt, blijkt dit dorp vanaf de Byzantijnse tijd toch nog, of weer, te bestaan, onder de naam μ (het huidige Biahmu), vgl. J.G. Keenan, “Landscape and Memory: al-Nabulsi’s Ta’rikh al- Fayyum”, BASP 42 (2005), 203-212, speciaal p. 210.
Bij p. [156], voetnoot 12: In de nieuwe editie J. Whitehorne, Strategi and Royal Scribes of Roman Egypt. Revised edition (Papyrologica Florentina XXXVII, 2006) is er niets veranderd wat betreft de laatste strateeg van de μ (p. 31).
Artikel 10: Naschrift
[173]
Bij p. [164]-[165], commentaar op regel 15: Over de epistrategos zie ook T. Derda, o.c., p. 25- 31.
Gezien het bovenstaande over de datering van de tekst ben ik nu van mening dat de Tiro in deze tekst dezelfde kan zijn als die in BGU XVI 2671.
Bij p. [168], commentaar op regel 27-28: Bij de opmerking over het dorp Andriantes ontbreekt de verwijzing naar het feit dat het dorp zijn naam ontleent aan de twee grote standbeelden van Amenemhet III, die daar in de nabijheid stonden.
[174]