Vraag nr. 188 van 13 juni 2003
van de heer JOHAN MALCORPS Milieubeleid NMBS – Pesticidengebruik
1. Op 20 december 2001 keurde het Vlaams Parle-ment een voorstel van decreet goed houdende vermindering van het gebruik van bestrijdings-middelen door openbare diensten in het V l a a m-se gewest. Uiterlijk tegen 1 juni 2003 moeten alle openbare diensten een reductieprogramma voor bestrijdingsmiddelen voorleggen aan de Vlaamse minister van Leefmilieu. Dit geldt met name ook voor één van de belangrijkste publie-ke gebruipublie-kers van pesticiden in V l a a n d e r e n , d e NMBS.
Weet de minister of er door de NMBS effectief een dergelijk reductieprogramma opgemaakt wordt ?
Zijn er terzake al contacten geweest tussen de bevoegde Vlaamse administratie en de NMBS ? Worden er afspraken gemaakt, bijvoorbeeld tot aanpassing van het milieumeerjarenplan 2000 – 2003 van de NMBS ?
2. Blijkbaar is zowat twee jaar geleden het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het kader van inter-gewestelijk overleg inzake milieuproblemen, waar de NMBS was op uitgenodigd, reeds aan de orde geweest. Maar daar zou verder weinig gevolg aan gegeven zijn.
Is het de bedoeling dit overleg te hernemen en tot sluitende afspraken te komen, g e l i j k l o p e n d in de drie gewesten ?
Zijn er afspraken terzake in de milieubeleids-overeenkomst met het Brussels Gewest die ook in de twee andere gewesten kunnen overgeno-men worden ?
Is het niet aangewezen hierover ook overleg te plegen met de Federale Diensten voor Leefmi-l i e u , gezien de bepaLeefmi-lingen over pesticidenreduc-tie in het Federaal Plan Duurzame Ontwikke-ling ?
3. Er kunnen toch vragen worden gesteld bij de wijze waarop deze bestrijdingsmiddelen worden aangebracht op en rond de sporen zelf.
Dat een aangepaste verstuivingstechnologie nodig is, ligt voor de hand, gezien de 2.500 km
dubbelspoorlijnen en 500 km enkelspoorlijnen die onkruidvrij moeten gehouden worden (cij-fers voor heel België). Volgens de NMBS zou het gaan om maar liefst 4.000 hectare die che-misch bewerkt moeten worden. Blijkbaar wor-den de hoofdsporen één à twee keer per jaar behandeld met een sproeitrein. In de lente zou het gaan om een systematische behandeling ; o p het einde van de zomer zou een tweede behan-deling volgen voor de lijnen met aanzienlijke vegetatieproblemen.
Het doel van de behandeling is niet enkel het vrijmaken van de sporen. Men zou breed ge-noeg sproeien (met zijsproeiers) om ook dienst-wegen en voetpaden voldoende vrij te houden. Tijdens de behandeling rijdt de sproeitrein 50 à 60 km/u. De trein is naar verluidt zo uitgerust dat het sproeien onmiddellijk kan worden stop-gezet ter hoogte van bruggen, tunnels en over-w e g e n . Via een spuitboom met onafhankelijke secties kunnen de herbicide-doseringen aange-past worden aan het terrein.
Het personeel dat de zijsproeiers bedient, w o r d t bijgestaan door plaatselijke NMBS-v e r a n t w o o r-delijken die de aanwezigheid aangeven van tui-n e tui-n , ecologisch gevoelige gebiedetui-n, e tui-n z o v o o r t . Bovendien zou in waterwingebieden uitdrukke-lijk rekening gehouden worden met de wensen van waterleidingsmaatschappijen. Toch blijft het reëel de vraag of via deze werkwijze een echt preventieve aanpak mogelijk is en of er bij een snelheid van 50 km/u garanties kunnen geboden worden dat geen gevoelige zones mee besproeid worden.
a) Is m.b. t . deze werkwijze al overleg gepleegd met de Vlaamse diensten bevoegd voor de bescherming van kwetsbare gebieden ? b) Is het sproeien naast de sporen (op het
wan-delpad) in alle omstandigheden echt nodig ? c) En hoe vermijdt men dan dat er gesproeid
wordt op de bermen en taluds ? Wo r d e n door deze manier van werken de bepalingen van het bestaande bermbesluit niet geschon-den ?
Antwoord
bestrij-dingsmiddelen door openbare diensten. Bij de opmaak van het reductieprogramma van de NMBS hebben geen (in)formele contacten plaatsgehad tussen de NMBS en de afdeling Wa t e r, die verantwoordelijk is voor de uitvoe-ring van het decreet. Op 26 mei 2003 diende de NMBS cf. a r t . 4 van het decreet van 21 decem-ber 2001 een reductieprogramma in. Een be-l e i d s o p t i e, zoabe-ls gevraagd in het draaiboek, werd niet ingediend. De beleidsoptie is een vorm van engagementsverklaring die in grote lijnen aangeeft binnen welke termijnen het nul-gebruik bereikt zal worden, rekening houdende met de maximale uitvoeringstermijn (eind 2 0 1 4 ) . Het is dus niet duidelijk binnen welke termijnen de NMBS de afbouw ziet. Wel wor-den een elftal acties opgesomd die op korte ter-mijn gepland zijn.
2. Een opname van de acties in het Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling kan aangewezen zijn. Aldus kunnen meer garanties verkregen wor-den dat de acties die de NMBS voorstelt voor Vlaanderen ook naar het Waalse gewest ver-taald zullen worden.
3. a) De sproeitrein is uitgerust met een technolo-gie die een snelle en efficiënte selectie van de te behandelen zones mogelijk maakt. M o-menteel werkt de NMBS aan een database met opname van zones als waterbescher-m i n g s z o n e s, waterlopen en andere sensibele g e b i e d e n . Eind 2003 is de database afge-werkt.
b) Het sproeien in zone C (dienstpaden, k a b e l-goten e.d.) is volgens de NMBS gerechtvaar-digd gezien een aantal effecten op korte ter-mijn (langeterter-mijneffecten zijn vooral van toepassing op de spooronderbouw) : o n v e i l i-ge situaties op dienstpaden (risico op strui-kelen en uitglijden), belemmering van de zichtbaarheid van grondseinen, verhoogd ri-sico op bermbranden.