• No results found

Vraag nr. 235 van 7 augustus 2003 van de heer JOHAN MALCORPS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 235 van 7 augustus 2003 van de heer JOHAN MALCORPS"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 235 van 7 augustus 2003

van de heer JOHAN MALCORPS Spaanplaatbedrijven – Emissies

Volgens het Milieuhandhavingsrapport 2001 van de afdeling Milieu-inspectie werden in de loop van 2001 controlemetingen uitgevoerd bij verbran-dingsinstallaties van spaanplaatbedrijven.

In deze verbrandingsinstallaties wordt doorgaans h o u t s t o f, s c h u u r s t o f, houtafval en zware stookolie v e r b r a n d . "Door de bestaande verwarring over het statuut van de brandstoffen (grondstoffen, s e c u n-daire grondstoffen of afvalstoffen) en de onduide-lijke normering, is er heel wat discussie over de emissiegrenswaarden waaraan deze verbrandings-installaties of drogers moeten voldoen", zo stelt men in het rapport. Anderzijds toonde de meet-campagne aan dat bij vrijwel alle installaties over-schrijdingen voorkomen van één of meerdere e m i s s i e g r e n s w a a r d e n . De ernst van de overschrij-dingen hangt af van de grenswaarden die men han-teert.

Verder lezen we in het rapport dat "bij de produc-tie van spaanplaten bij alle bedrijven gebruik wordt gemaakt van behandeld houtafval. Maar de resten van de spaanplaten worden volgens V l a r e m 2 gecatalogeerd als onbehandeld houtafval. Op die manier kunnen, naargelang het geval en de capaci-t e i capaci-t , zowel de voorwaarden voor verbranding van behandeld houtafval, verbranding van onbehan-deld houtafval, houtdrogers en stookinstallaties op vaste brandstoffen (onbehandeld hout, als grond-stof of secundaire grondgrond-stof) in aanmerking wor-den genomen". M i l i e u-inspectie zou in de loop van 2002 een grondige scanning van de sector doorvoe-ren om haar bevindingen te kunnen terugkoppelen naar de beleidsmakers.

1. Kan de minister meedelen wat meer in detail de resultaten van de emissiemetingen waren in 2001 en in 2002 ?

2. Volgens het Milieu-inspectieplan 2002 zou voor-al gelet worden op de uitstoot van stof, k o o l w a t e r s t o f f e n , stikstofoxiden (NOx) , k o o l-stofmonoxide (CO) en dioxinen.

Zijn er ook gegevens beschikbaar over de uit-stoot van arseen (As), chroom (Cr) of koper (Cu) ?

3. Wat is volgens de minister de oorzaak van de overschrijdingen ? Hoe denkt men deze situatie te verhelpen ?

4. Werd de bestaande onduidelijkheid waarvan sprake in het handhavingsrapport, o p g e h e v e n door de omzetting van de Europese richtlijn (2000/76/EG) betreffende het verbranden van afvalstoffen in Vlarem ?

5. Welke emissiegrenswaarden zullen nu concreet gehanteerd worden voor de verbrandingsinstal-laties van de spaanplaatbedrijven ?

Antwoord

1. In 2001 liet de afdeling Milieu-inspectie emmis-siemetingen uitvoeren bij telkens één installatie van de vijf grote We s t-Vlaamse spaanplaatbe-d r i j v e n . In 2002 en 2003 liet spaanplaatbe-de afspaanplaatbe-deling M i l i e u-inspectie een beperkt aantal aanvullende emissiemetingen uitvoeren in eigen opdracht. Daarnaast werd de klemtoon vooral gelegd op de opvolging van de saneringsmaatregelen bij deze bedrijven en op de uitvoering van emissie-metingen door de exploitanten zelf, in het kader van hun verplichtingen inzake zelfcontrole. Het oorspronkelijk door de afdeling Milieu-i n-spectie voor 2002 geplande project bij de spaan-plaatbedrijven werd bijgestuurd. De aandacht ging hierbij volledig naar de uitstoot van for-maldehyde bij zowel de verbrandingsinstallaties, de drogers, als de persen van deze bedrijven. I n deze context zijn in het voorjaar van 2003 bij alle bedrijven formaldehyde-e m i s s i e m e t i n g e n uitgevoerd in opdracht van de afdeling Milieu-inspectie ; deze opdracht zal worden afgerond tegen eind 2003.

Een overzicht van de resultaten van de emissie-metingen in 2001, 2002 en 2003 in opdracht van de afdeling Milieu-inspectie op de v e r b r a n d i n g s-en drooginstallaties van de spaanplaatbedrijvs-en wordt als bijlage in een tabel gegeven.

(2)

2. De beschikbare meetgegevens voor A s, Cr en Cu bij de metingen in opdracht van de afdeling M i l i e u-inspectie in 2001, 2002 en 2003 zijn opge-nomen in de bijgevoegde tabel.

Er werden hierbij geen opvallend verhoogde meetwaarden vastgesteld.

3. Voor het drogen van het verspaanderde hout dat dient voor de aanmaak van de spaanplaten, beschikken de spaanplaatbedrijven over droog-installaties die ofwel op directe, ofwel op indi-recte wijze worden verwarmd. Als brandstof in de bijbehorende verbrandingsinstallaties ge-bruikt men hoofdzakelijk het schuurstof afkom-stig van het vlakschuren van de platen, a a n g e-vuld met plaatresten of ander houtafval. In som-mige gevallen wordt bijgestookt met fossiele brandstoffen (zware stookolie).

Bij de indirect gestookte drooginstallaties zor-gen de rookgassen van de verbrandingsinstalla-tie voor de opwarming van de thermische olie, waarmee de drogers worden verwarmd. D e z e rookgassen komen dus niet in contact met de te drogen spanen en worden rechtstreeks via een schouw geloosd in de atmosfeer. Bij de direct gestookte drooginstallaties gaan de rookgassen van de verbrandingsinstallatie via een mengka-m e r, mengka-met bijvoeging van extra lucht, naar de droogtrommel waarin de spanen zich bevinden. Er is hier dus wel rechtstreeks contact tussen rookgassen en te drogen materiaal, waardoor de temperatuur van het hout hoger zal oplopen, e n dit veroorzaakt een verhoogde vrijstelling van verontreinigende stoffen uit de spanen. H i e r-door hebben de afgassen van een directe droger een andere samenstelling dan de rookgassen van de klassieke verbrandingsinstallaties. Zoals reeds geciteerd door de vraagsteller uit het Milieuhandhavingsrapport 2001 van de af-deling Milieu-i n s p e c t i e, hangt de ernst van de overschrijdingen sterk af van de emissiegrens-waarden die men voor deze installaties han-t e e r han-t . In hehan-t bijzonder zijn han-twee aspechan-ten van b e l a n g. Enerzijds speelt voor alle verbrandings-installaties de classificatie van de brandstoffen/ afvalstoffen een rol, met name als onbehandeld dan wel als niet-gevaarlijk behandeld houtafval. Anderzijds is specifiek voor de direct gestookte spaandrooginstallaties de classificatie als "afval-verbrandingsinstallatie" (Vlarem II, a f d e l i n g 5.2.3) of als "houtdrooginstallatie" (Vlarem II, hoofdstuk 5.19) bepalend.

Bij de klassieke houtafvalverbrandingsinstalla-ties (geen directe droging) spelen de aard van het verbrande houtafval, de werking van de ont-stoffingsapparatuur en vooral de kwaliteit van de verbranding de grootste rol in de uitstoot van verontreinigende stoffen. Een betere selec-tie van het te verbranden materiaal en aanpas-singen aan de verbrandingskamer en/of sturing van de installatie leveren meestal een aanzien-lijke emissiebeperking op. Het verminderen van de hoeveelheid verbrand schuurstof (met stik-stofhoudende bindmiddelen zoals ammonium-nitraat) kan nodig zijn om de emissie van stik-stofoxiden te beheersen.

Bij de direct gestookte drooginstallaties zijn de belangrijkste probleememissies stof, s t i k s t o f o x i-d e n , koolwaterstoffen en soms i-dioxinen. O o k hier is de optimalisatie van de verbranding een eerste vereiste, om de vorming van CO en dioxi-nen te beperken. Aangezien heel wat verbran-dingsinstallaties bij de spaanplaatbedrijven van een ouder type zijn, is een volledige vervanging van de verbrandingskamer soms de enige uit-w e g. De stofemissie kan verder uit-worden beperkt via betere nageschakelde technieken, z o a l s natte elektrofilters of wassers. Dit zal ook ver-der de uitstoot van zware metalen en dioxinen verminderen en kan zelfs een gunstig effect hebben op de VO S-e m i s s i e. Vanaf 1 januari 2005 geldt voor de directe drogers in elk geval een verstrengde emissiegrenswaarde van 50 m g / N m3 stof (bij 17 vol% zuurstof). ( VOS : v l u chtige organische stoffen ; m g / N m3 : m i l l i

-gram/normaal kubieke meter – red.)

De hoge NOx-emissie houdt ook hier verband met het gebruik van ammoniumnitraat bij de s p a a n p l a a t p r o d u c t i e. De hoge VO S-u i t s t o o t heeft vooral te maken met het vrijkomen van terpenen en formaldehyde uit het gedroogde h o u t m a t e r i a a l . Dit leidt soms ook tot geurover-last in de omgeving.

Bij de indirect gestookte drooginstallaties blij-ken de emissie van stof en VOS (in het bijzon-der formaldehyde) soms problematisch te zijn. De stofemissie kan worden beperkt door aan-passingen aan de bestaande ontstoffingsappara-tuur (cy c l o n e n ) . Emissiebeperking van VOS is opnieuw moeilijker, aangezien deze verbindin-gen in belangrijke mate rechtstreeks uit het na-tuurlijke hout vrijkomen.

(3)

ver-brandingsinstallaties en drooginstallaties is v o o r z i e n . Bij Spano NV werd ondertussen een nieuwe verbrandingsinstallatie en een nieuwe drooginstallatie in gebruik genomen, ter vervan-ging van drie oude installaties. De nieuwe instal-laties zijn beter geconcipieerd om een goede verbranding mogelijk te maken. Als nagescha-kelde techniek is er gekozen voor een natte elektrofilter (WESP), die moet zorgen voor een belangrijke emissiebeperking van stof, d i o x i n e n en in mindere mate van VO S. Het injecteren van ureum of ammoniak in de verbrandingska-mer voor de emissiebeperking van NOx ( S N C R : selectieve niet-katalytische reductie) is een optie, maar werd tot nu toe nog niet in de praktijk gebracht. De modulerende werking van de directe drogers naar gelang van de warmte-behoefte maakt dat de omstandigheden voor toepassing van SNCR niet optimaal zijn.

De uitvoering van dit project heeft wel duidelijk gemaakt dat dergelijke saneringen niet reali-seerbaar zijn binnen een kort tijdsbestek en de effectiviteit van de sanering moet nog worden aangetoond aan de hand van nieuwe emissieme-t i n g e n . Heemissieme-t valemissieme-t dus af emissieme-te wachemissieme-ten in welke maemissieme-te de huidige saneringen de bestaande problema-tiek zullen oplossen.

De afdeling Milieu-inspectie blijft de lopende saneringsprogramma's in elk geval van zeer nabij opvolgen.

4. De Europese richtlijn 2000/76/EG omvat enkel de verbranding van houtafval, dat is verontrei-nigd met zware metalen of gehalogeneerde or-ganische verbindingen ten gevolge van een be-h a n d e l i n g. In de andere gevallen wordt be-het houtafval op Europees niveau geclassificeerd als biomassa, of biomassa-afval en zodoende valt de verbranding ervan niet onder de bepa-lingen van deze richtlijn.

In het door de Vlaamse regering op 18 decem-ber 2002 principieel goedgekeurde besluit tot wijziging van titels I en II van V l a r e m , w a a r m e e onder meer de omzetting van de Europese richtlijn 2000/76/EG wordt beoogd, w e r d e n evenwel nieuwe voorwaarden opgenomen voor alle houtafvalverbrandingsinstallaties. Door de invoering van samenstellingscriteria wordt hier-in meer duidelijkheid geschapen over het on-derscheid tussen de verschillende categorieën h o u t a f v a l . Terwijl de indeling aan de hand van de huidige definities in Vlarem II hoofdzakelijk is gebaseerd op een visuele beoordeling, z u l l e n in de toekomst de resultaten van chemische

analyses kunnen worden gebruikt. Gezien het gebrek aan samenstellingsgegevens en de nood aan optimalisatie van sommige bepalingsmetho-d e n , werbepalingsmetho-d ervoor geopteerbepalingsmetho-d om bepalingsmetho-de samenstel-lingscriteria voorlopig als richtwaarden in te s c h r i j v e n . De afdeling Milieu-inspectie laat on-dertussen al stalen van te verbranden houtafval analyseren op de aanwezigheid van verontreini-gende stoffen.

De bestaande onduidelijkheid in verband met de te hanteren emissiegrenswaarden voor de di-rect gestookte drooginstallaties, die verwarmd worden door de verbranding van houtafval, z a l met het nieuwe besluit echter niet geheel wor-den opgeheven. Hiervoor zal een aanvullende aanpassing van Vlarem II nodig zijn, w a a r b i j wordt uitgeklaard of en hoe de emissies van het v e r b r a n d i n g s- en droogproces afzonderlijk moe-ten worden geëvalueerd. Indien in deze installa-ties evenwel verontreinigd houtafval zou wor-den verbrand, zoals bedoeld in de Europese richtlijn 2000/76/EG inzake afvalverbranding, gelden integraal de voorwaarden uit deze richt-l i j n . De richtricht-lijn maakt immers – in tegenstericht-l- tegenstel-ling tot de richtlijn 2001/80/EG inzake de grote stookinstallaties – geen uitzondering voor af-valverbrandingsinstallaties waarbij de rookgas-sen voor directe droging worden aangewend. Ik wil er tot slot op wijzen dat het voornoemde besluit nog niet definitief is goedgekeurd door de Vlaamse regering.

5. Indien in de milieuvergunning geen emissie-grenswaarden als bijzondere voorwaarde zijn o p g e n o m e n , gelden de algemene en sectorale emissiegrenswaarden van Vlarem II.

Deze emissiegrenswaarden zijn afhankelijk van de aard van de installatie. Voor de klassieke ver-brandingsinstallaties (geen directe droging) hangen ze af van de aard van de brandstof (on-behandeld houtafval, (on-behandeld houtafval, stookolie) en van de capaciteit. De correspon-derende emissiegrenswaarden uit Vlarem II kunnen hier ofwel rechtstreeks, ofwel via een mengregel worden toegepast.

(4)

emissie-grenswaarden uit afdeling 5.2.3 van Vlarem II gelden (afhankelijk van de aard van het houtaf-val en de capaciteit), met uitzondering van de parameters waarvoor in artikel 5.19.1.4 van V l a-rem II specifieke emissiegrenswaarden zijn op-genomen voor drooginstallaties (met name stof en CO). Voor de parameters waarvoor noch bij a f v a l v e r b r a n d i n g, noch bij droging emissie-grenswaarden zijn vermeld, wordt teruggegre-pen naar de algemene emissiegrenswaarden. Enig voorbehoud wordt gemaakt voor de TO C-emissiegrenswaarde (totaal organisch e

koolstof – red.), die is vermeld bij

(5)
(6)

(*) alle resultaten in mg/Nm3 droge rookgassen, omgerekend naar 11 vol% zuurstof (referentiegehalte voor afvalver-branding), tenzij anders aangegeven voor omrekening van de resultaten naar vol% zuurstof (referentiegehalte voor direct gestookte drooginstallaties) moeten de meetwaarden worden gedeeld door 2,5

( N m3/h : normaal kubieke meter/uur ; O

2: z u u r

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat deze meet- waarden niet als representatief of relevant worden beschouwd voor de ingeademde lucht door de be- volking van een (binnen)stad, wordt deze verkeers- index in

Dit zou niet mogelijk zijn voor gebruikte frituurvetten en -oliën afkomstig van particulieren : zij vallen wel onder de oranjelijststoffen, waardoor er een expli-

– De Dienst voor de Scheepvaart wil er naar streven langs de oevers van het Groot Dok een zone met een breedte van 2 m vrij te h o u d e n , maar op sommige plaatsen is

Bij de omzetting van de Europese richtlijn (2000/76/EG) betreffende het verbranden van af- valstoffen in Vlarem werden samenstellingsvoor- waarden vastgelegd

Uit navraag blijkt dat Toerisme Vlaanderen niet in staat is om ontbrekende of beschadigde wegwijzers binnen zestig dagen te herstellen (zelfs niet in het toeristische hoogseizoen)

Behandeld hout dat niet aan de voorwaarden vol- d o e t , kan ook meeverbrand worden, maar enkel in installaties die beschikken over een vergunning voor het verbranden

Om die reden heeft de droogkuissector ook contact opgenomen met de Openbare Afvalstoffemnaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVA M ) , met het oog op de creatie van een

307 van 19 sep- tember 2000 van Trees Merckx antwoordde toenmalig minister Dua dat in 1998 113 en in 1999 92 controles werden uitgevoerd in deze sector door